All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), pensioen, banksparen

Een bedrag schenken, en als het ware onmiddellijk weer terug lenen. Dat is – kort gezegd – een schenking op papier. Een dergelijke schenking moet worden vastgelegd in een notariële akte, en de schenker moet jaarlijks 6% rente betalen over het geschonken bedrag – de vordering die is ontstaan als gevolg van de schenking. De schenking op papier kent een aantal valkuilen. Wij bespreken de drie belangrijkste, en besteden daarbij ook aandacht aan de voorgestelde veranderingen in de box 3-heffing.

De schenking op papier kan een oplossing zijn in de situatie wanneer je vermogen wilt overdragen aan de volgende generatie, maar zelf nog wel de beschikking wilt houden over dit vermogen. Deze manier van vermogensoverdracht kent een aantal valkuilen, waarvan de volgende drie de belangrijkste zijn:

1. Bewijs ontvangst jaarlijkse rente

Het is belangrijk te kunnen bewijzen dat er inderdaad jaarlijks 6% rente is betaald over het geschonken bedrag. Is de rente niet betaald of kan dit niet worden bewezen, dan wordt de schenking bij het overlijden van de schenker gezien als erfenis, en niet als een vordering die juist in mindering mag worden gebracht op de erfenis. Eventueel vergeten rentebetalingen kunnen – onder voorwaarden – later worden ingehaald.

2. Schenkbelasting

Als het bedrag van de schenking op papier hoger is dan de geldende vrijstelling moet over de schenking op papier schenkbelasting worden betaald. Dit kan een probleem zijn, omdat er feitelijk bij de schenking geen geld over tafel gaat. De schenker kan er voor kiezen om ‘vrij van recht’ te schenken, maar ook hier zitten haken en ogen aan.

3. Inkomstenbelasting

Over de vordering moet jaarlijks box 3-heffing worden betaald. Deze heffing kan worden betaald van de rente die jaarlijks van de schenker wordt ontvangen. De schuld die de schenker heeft kan door hem in box 3 in mindering worden gebracht.

Op 6 september heeft de staatssecretaris van Financiën een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de voorgenomen wijziging van de box 3-heffing. In de nieuwe situatie blijft de rente die wordt ontvangen onbelast, maar de heffing in box 3 wordt aanzienlijk hoger. Een voorbeeld, stel dat een kind op papier € 100.000 geschonken heeft gekregen. Als zij geen ander box 3 vermogen heeft, betaalt zij hierover in 2020 € 373 (1,8% x 30% x (€ 100.000 – € 30.846)). Onder de nieuw voorgestelde regels betaalt zij echter € 1.626 ((5,33% x € 100.000) – € 400) x 33%). Een verschil van € 1.254.

Maar ook voor de schenker gaat de box 3 heffing veranderen. De schuld zelf zal vanaf 1 januari 2022 niet meer aftrekbaar zijn. In plaats daarvan wordt een fictieve rente van 3,03% op het box 3 vermogen in mindering gebracht.

(Bron: HLB)

Betaalt u premies voor uw lijfrenteproduct (zoals vaste premies op een lijfrenteverzekering en/of vrije stortingen op een lijfrente (bank)spaarrekening)? Dan bestaat de kans dat u deze inleg niet volledig in box 1 heeft kunnen aftrekken ten laste van uw inkomen, vanwege een beperkte jaarruimte en/of reserveringsruimte. Indien u later uitkeringen ontvangt uit uw lijfrenteproduct kan er sprake zijn van dubbele heffing, vanwege het feit dat de uitkeringen in beginsel wel volledig belast zijn in box 1. Enerzijds ontvangt u een uitkering die belast is, terwijl u geen volledige aftrek hebt gehad. Om dit te voorkomen zijn er twee mogelijke oplossingen.

Betaalt u premies voor uw lijfrenteproduct (zoals vaste premies op een lijfrenteverzekering en/of vrije stortingen op een lijfrente (bank)spaarrekening)? Dan bestaat de kans dat u deze inleg niet volledig in box 1 heeft kunnen aftrekken ten laste van uw inkomen, vanwege een beperkte jaarruimte en/of reserveringsruimte. Indien u later uitkeringen ontvangt uit uw lijfrenteproduct kan er sprake zijn van dubbele heffing, vanwege het feit dat de uitkeringen in beginsel wel volledig belast zijn in box 1. Enerzijds ontvangt u een uitkering die belast is, terwijl u geen volledige aftrek hebt gehad. Om dit te voorkomen zijn er twee mogelijke oplossingen.

Verklaring fiscaal geruisloze terugstorting

Vanaf 1 januari 2018 bestond er géén mogelijkheid meer om de niet-aftrekbare lijfrentepremies die meer bedragen dan €2.269 belastingvrij terug te laten storten. Hier heeft de Staatssecretaris verandering in gebracht bij besluit van 16 mei 2019. U kunt namelijk een verklaring bij de Belastingdienst aanvragen, om te veel betaalde premie of te hoge inleg belastingvrij terug te laten storten.
Hier zijn de volgende voorwaarden aan verbonden:

  • U doet een schriftelijk verzoek bij de inspecteur
  • De goedkeuring geldt alleen voor betalingen gedaan in het kalenderjaar én de vijf daaraan voorafgaande jaren (tot en met 31 december 2019 kunt u dus nog verzoeken om terugstorting over het jaar 2014)
  • De goedkeuring geldt niet voor premies waar uw aftrek niet is verwerkt waar het wel mogelijk is. Voor zover u aftrekmogelijkheden heeft, moeten deze worden toegepast
  • Het fiscaal geruisloos terug te storten bedrag wordt, met terugwerkende kracht, in uw box 3 grondslag opgenomen 

Voorbeeld

U heeft een geblokkeerde lijfrenterekening afgesloten bij een bank. Uw inleg in 2019 bedraagt €10.000, maar er is slechts €4.000 aftrekbaar ten laste van uw box 1 inkomen. Dit resulteert in een niet-aftrekbaar bedrag van €6.000. Regelt u niets, dan zal uw inleg volledig belast worden bij uitkering van de lijfrenterekening. Met een saldoverklaring kan maximaal €2.269 per jaar belastingvrij uitgekeerd worden. Echter dit volstaat niet voor het volledige niet-aftrekbaar bedrag van €6.000 en zou te maken kunnen krijgen met belastingheffing over een bedrag waarvoor u geen belastingaftrek heeft gehad, namelijk:
€10.000 -/- €4.000 -/- €2.269 = €3.731.
In dit geval is een verklaring geruisloze terugstorting de oplossing om het niet-aftrekbaar bedrag van €6.000 terug te krijgen. Wel dient u deze €6.000 dan in box 3 aan te geven indien de terugstorting na 1 januari 2020 plaatsvindt.

Géén samenloop mogelijk

Een samenloop tussen de twee regelingen is helaas niet mogelijk. Indien reeds een saldoverklaring is afgegeven, wordt deze bij het verzoek tot het afgeven van een verklaring geruisloze terugstorting weer ingetrokken. Onbelaste uitkeringen die reeds hebben plaatsgevonden door middel van de saldoverklaring worden in mindering gebracht op het belastingvrij terug te storten bedrag.

Komt uw lijfrenteproduct binnenkort tot uitkering of heeft u te veel gestort op uw lijfrenterekening? Trek dan aan de bel! Onze belasting -en pensioenadviseurs kunnen dan voor u bekijken of u in het verleden alle premies hebt kunnen aftrekken. Blijkt dit niet het geval te zijn, dan kunnen wij u van een op maat gesneden advies voorzien om een saldoverklaring, dan wel verklaring geruisloze terugstorting aan te vragen.

(Bron: Koenenco)

Door de intrekking van het wetsvoorstel Personenvennootschappen ontstaat er een ongelijk speelveld tussen de aanbieders van lijfrenteproducten. De faillissementsbescherming blijft namelijk alleen gelden voor lijfrenteverzekeringen, maar niet voor de bancaire lijfrente.

Het wetsvoorstel personenvennootschappen waarin de verschillende rechtsvormen voor een personenvennootschap zouden worden aangepast, is bij brief van 15 december 2011 door Minister Opstelten van Justitie ingetrokken. Dit heeft ook gevolgen voor de faillissementsbescherming voor lijfrentespaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten.
­
Door het vervallen van het wetsvoorstel blijft de faillissementsbescherming hiervoor vooralsnog niet geregeld. Hierdoor blijft er een ongelijk speelveld bestaan tussen enerzijds de lijfrenteverzekeringen die wel onder de faillissementsbescherming vallen en anderzijds de lijfrenterekeningen en lijfrentebeleggingsrechten. Het is nu wachten op een nieuw wetsvoorstel.

Ongelijke speelveld

 

Gerelateerd nieuws

In het geval van een faillissement treedt de curator in de rechten en plichten van de verzekeringnemer of rekeninghouder. Dit betekent dat de curator de rechten en plichten van de verzekeringnemer of rekeninghouder kan uitoefenen. Hieronder valt in beginsel ook het recht op afkoop van een kapitaalverzekering of beëindiging van een lijfrenterekening om zo de schuldeisers te kunnen betalen. Alleen de curator is na het faillissement bevoegd om de rechten uit de verzekering of de rekening uit te oefenen.
­
Voor de afkoop van een lijfrenteverzekering door een curator is op deze hoofdregel een uitzondering opgenomen in de wet. Als aan de volgende voorwaarden is voldaan, kan de wet bescherming bieden bij faillissement:

  • de      betaalde premies kunnen in aftrek worden genomen als uitgaven voor      inkomensvoorziening;
  • het      opgebouwde kapitaal moet worden aangewend voor een periodieke uitkering;      en
  • op de      polis staat een afkoopverbod.

De bescherming geldt uitsluitend voor een verzekeringsproduct en niet voor een bancair product. Als de Eerste Kamer het wetsvoorstel had aangenomen, was er een einde gekomen aan dit verschil tussen een lijfrenteverzekering ten opzichte van een bancaire lijfrente. Door de intrekking van het wetsvoorstel blijft het ongelijke speelveld tussen de aanbieders bestaan.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden