All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid

Is een fiscale eenheid bij BV’s nog wel nodig?

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Is een fiscale eenheid bij BV’s nog wel nodig?

Vlak voor het einde van het jaar kan het geen kwaad om te beoordelen of de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting nog steeds gewenst is. Meerdere overwegingen kunnen daarbij een rol spelen.

Tariefvoordeel

Allereerst worden met ingang van 1 januari 2020 de tarieven voor de vennootschapsbelasting verder verlaagd. De tariefverschillen worden daarmee verder vergroot. In de laatste belastingplannen is besloten om voor 2020 het hoge tarief van 25% nog een jaar in stand te laten. Het lage tarief wordt wel verlaagd: van 19% naar 16,5%.

Praktisch betekent dit dat je in 2020 over de eerste 200.000 euro 16,5% vennootschapsbelasting verschuldigd bent en over de winst daarboven 25%. Heb je nu een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting die bestaat uit meerdere vennootschappen die in totaal meer dan 200.000 euro winst maken? Dan kan het zinvol zijn om vennootschappen uit de fiscale eenheid te ontvoegen. Bij elke vennootschap die zelfstandig belastingplichtig is, kun je over de eerste 200.000 euro winst het lage tarief benutten. Bij een fiscale eenheid kun je dit maar één keer toepassen. Elke euro winst die je zo van het hoge tarief naar het lage tarief kunt verschuiven levert 8,25% belastingvoordeel op.

Heb je een fiscale eenheid die bestaat uit twee vennootschappen die ieder 200.000 euro winst maken, dan kun je volgend jaar dus 17.000 euro vennootschapsbelasting besparen door de fiscale eenheid te verbreken!

Investeringsaftrek

Bij elke vennootschap die zelfstandig belastingplichtig is, kun je daarnaast ook de investeringen voor de investeringsaftrek zelfstandig beoordelen. Wanneer je veel investeert in bedrijfsmiddelen, kan dit betekenen dat je ineens wel in aanmerking komt voor investeringsaftrek door de fiscale eenheid te verbreken. Ook kan het zijn dat je meer investeringsaftrek kunt benutten dan binnen de fiscale eenheid waarin alle investeringen bij elkaar worden opgeteld.

Hoofdelijke aansprakelijkheid

Een belangrijk nadeel van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting is hoofdelijke aansprakelijkheid voor vennootschapsbelastingschulden. Iedere vennootschap binnen de fiscale eenheid kan door de Belastingdienst worden aangesproken voor de vennootschapsbelastingschulden van de gehele fiscale eenheid. Daar houdt de aansprakelijkheid niet op. De Belastingdienst kan zelfs omzetbelasting- of loonbelastingschulden van een vennootschap die voorheen in de fiscale eenheid zat, verrekenen met belastingteruggaven van de fiscale eenheid. Weliswaar is dit beperkt tot schulden uit de periode dat die vennootschap in de fiscale eenheid zat, maar dit kan toch tot vervelende verrassingen leiden.

Verkoop of herstructurering

Ten slotte kan het ook zijn dat je komend jaar een vennootschap verkoopt of herstructureert. Ook in die situaties kan het zinvol zijn om de fiscale eenheid vast te verbreken. Verkoop je in de loop van 2020 (een deel van) de aandelen van een vennootschap die in de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting zit? Dan heeft dit tot gevolg dat er voor 2020 meerdere aangifteperiodes voor die vennootschap ontstaan voor de vennootschapsbelasting. Dit is namelijk de periode dat de vennootschap nog in de fiscale eenheid zat en de periode(s) na verkoop. Deze verschillende periodes kunnen weer gevolgen hebben voor een naverrekening of nadere toerekening van vennootschapsbelasting in de transactie.

Hoewel de fiscale eenheid veel mogelijkheden biedt voor het herstructureren of verschuiven van bezittingen en de structuur, brengt het tegelijk zeer strikte ontgaanstermijnen met zich mee. Vaak is herstructureren zonder fiscale eenheid daarom flexibeler met mogelijke fiscale faciliteiten.

(Bron: Alfa)

Fiscale winsten FE zelfs na liquidatie moeder verrekenbaar

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Fiscale winsten FE zelfs na liquidatie moeder verrekenbaar

Stel dat een fiscale eenheid met openstaande compensabele verliezen wordt gevoegd in een nieuwe en grotere fiscale eenheid. Korte tijd later wordt de moedermaatschappij van de oude fiscale eenheid ontbonden. Onder omstandigheden kunnen de voorvoegingsverliezen van de oude fiscale eenheid toch te verrekenen zijn met de winst van de nieuwe fiscale eenheid. Dit blijkt uit de volgende zaak voor Hof Den Haag.

Een holding bezat alle aandelen in een vennootschap (A B.V.) die aan het hoofd stond van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (FE) met haar dochtermaatschappijen B B.V. en C B.V. C B.V. dreef een onderneming. Op 1 oktober 2011 voegde de holding de bestaande FE in een nieuwe FE. De holding zelf, haar dochtervennootschap D B.V. en haar kleindochtervennootschap E B.V. behoorden ook tot deze nieuwe FE. Op dezelfde dag droeg C B.V. haar onderneming met stille reserves binnen de nieuwe FE over aan E B.V. De oude FE had vóór de invoeging in de nieuwe FE nog compensabele verliezen openstaan. Deze verliezen waren voornamelijk toe te rekenen aan C B.V. Eind 2011 werden A B.V., C B.V. en D B.V. ontbonden. De vraag is nu of door de liquidatie van A B.V. de voorvoegingsverliezen van de oude FE nog zijn te verrekenen. Hof Den Haag bevestigt dat dit het geval is. De voorvoegingsverliezen van de oude FE zijn namelijk te verrekenen met de winsten van de nieuwe FE, voor zover deze zijn toe te rekenen aan B B.V. Deze B.V. is immers de laatste vennootschap die is overgebleven van de oude FE. Helaas voor de holding is niets van de winst over 2012 toe te rekenen aan B. B.V. Over dat jaar is daarom geen verrekening van de voorvoegingsverliezen van de oude FE mogelijk.

(Bron: Taxence)

 

Wetsvoorstel Wet spoedreparatie fe naar Tweede Kamer

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Wetsvoorstel Wet spoedreparatie fe naar Tweede Kamer

De staatssecretaris van Financiën heeft het beloofde wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid (fe) bij de Tweede Kamer ingediend. Dit voorstel moet leiden tot een gelijkere behandeling van de binnenlandse fe en die in een vergelijkbare EU-situatie.

Het Europees Hof van Justitie heeft op 22 februari jl. aangegeven dat de renteaftrekregeling een ongerechtvaardigde discriminatie van binnenlandse moeders met buitenlandse dochtervennootschappen vormt waarvoor in sommige gevallen de renteaftrek niet mogelijk is. Nederland moest dus zijn wetgeving inzake de fiscale eenheid aanpassen. De staatssecretaris heeft daartoe nu het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.

Niet meer gunstiger uitpakken

De aanpassing van de Wet op de vennootschapsbelasting moet ertoe leiden dat een binnenlandse fe-situatie niet gunstiger meer uit kan pakken dan een vergelijkbare EU-situatie. Hierdoor moeten de renteaftrekbeperking ter voorkoming van winstdrainage, bepaalde onderdelen van de deelnemingsvrijstelling, de renteaftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente, de herwaarderingsverplichting voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen en de verliesverrekening bij wijziging van het belang, moeten worden toegepast alsof er geen fe is. Deze regelingen moeten worden toegepast alsof de onderdelen van de fe zelfstandig belastingplichtig zijn. Dit wil zeggen dat de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappijen voor de toepassing van de in deze spoedreparatiemaatregel genoemde bepalingen geen deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moeder.

Overgangsmaatregel voor renteaftrekbeperking

Voor de renteaftrekbeperking ter voorkoming van winstdrainage is een overgangsmaatregel opgenomen voor de periode van 25 oktober 2017, 11 uur tot en met 31 december 2018. Tot eind 2018 geldt er een drempel voor het toepassen van de beperking van de renteaftrek. Voor onderlinge schulden binnen de fe waarvan de rentes opgeteld onder de € 100.000 blijven, geldt namelijk de beperking niet. De schuld moest op 25 oktober 2017 – en om 11:00 uur dus – dan al wel bestaan. In het wetsvoorstel is ook een verzuim in de innovatiebox hersteld.

(Bron: Rendement)

Losse eindjes ‘sieren‘ tijdelijke tegemoetkoming aan mkb fiscale eenheden

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Losse eindjes ‘sieren‘ tijdelijke tegemoetkoming aan mkb fiscale eenheden

Met een aangekondigde overgangsmaatregel tracht staatssecretaris Snel (Financiën) voor het mkb de spoedreparatie voor de fiscale eenheid enigszins te verzachten. Helaas bevat deze maatregel nog teveel losse eindjes. Van een succesvolle missie kan dan ook nog niet worden gesproken.

Overgangsmaatregel

Op 20 april kondigde de staatssecretaris zijn tegemoetkoming aan het mkb aan. Met een overgangsmaatregel regelt Snel dat als de antiwinstdrainagebepaling van artikel 10a Wet Vpb 1969 binnen de fiscale eenheid van toepassing is, de renteaftrekbeperking tot en met 31 december 2018 – onder strenge voorwaarden − niet aan de orde is voor het mkb. Met name het RB had hier uitdrukkelijk om verzocht. De beroepsorganisatie van belastingadviseurs reageert dan ook verheugd met dit positieve handgebaar. De staatssecretaris zet wel fors lager in dan wellicht gehoopt.

De overgangsmaatregel is namelijk tijdelijk, kent een relatief bescheiden drempel en gaat gepaard met de nodige strikte voorwaarden. Zo mag de rente op alle 10a-groepsschulden tezamen per twaalf maanden niet meer bedragen dan € 100.000. Bij overschrijding komt deze drempel direct te vervallen. Bovendien is het een tijdelijke tegemoetkoming tot en met 31 december 2018 die alleen geldt voor een op 25 oktober 2017 vóór 11.00 uur bestaande 10a-schuld met bijbehorende ‘besmette rechtshandeling’. En dan heeft de inspecteur ook nog een tegenbewijsmogelijkheid om ongewenste toepassing van de overgangsmaatregel tegen te gaan.

Suggesties

Met de overgangsmaatregel biedt Snel het mkb de mogelijkheid de komende maanden een oplossing te vinden voor binnen de fiscale eenheid bestaande 10a-groepsschulden. In eerdere antwoorden op Kamervragen over de spoedreparatie voor de fiscale eenheid deed de staatssecretaris al twee oplossingssuggesties. Hij opperde het aanpassen van de financiering (omzetten in kapitaal). Een andere suggestie is een juridische fusie tussen de vennootschappen die deel uitmaken van de fiscale eenheid. Jeroen van Strien (hoofd bureau vaktechniek van PKF Wallast en universitair docent fiscaal recht aan de VU) waarschuwt dat beide oplossingsmogelijkheden niet van de ene op de andere dag zijn gerealiseerd. “Ik kan me voorstellen dat niet alle fiscale eenheden op de dag van aankondiging van de spoedreparatie (25 oktober 2017) en masse zijn gestart met de omzetting van vreemd vermogen in eigen vermogen. Tot het moment van omzetting kunnen bestaande fiscale eenheden dus geraakt worden door de spoedreparatie die nog niet eens het wetgevingsdaglicht heeft gezien. Dat geldt ook voor de oplossing van een juridische fusie binnen de fiscale eenheid. Deze telt pas op het fusiemoment, kent daarnaast de nodige civielrechtelijke implicaties en werkt niet altijd.”

Van Strien vervolgt: “Een juridische fusie om de spoedreparatie te pareren werkt als de partij die de vordering houdt, fuseert met de partij die de 10a-schuld houdt en andersom. Het werkt echter niet als binnen de fiscale eenheid de twee vennootschappen fuseren waarop de ‘besmette rechtshandeling’ ziet. Als dochter dividend uitkeert aan moeder en die twee fuseren, terwijl een andere vennootschap binnen de fiscale eenheid de 10a-lening heeft verstrekt, blijft in mijn optiek de antiwinstdrainagebepaling van toepassing. Het verband tussen de ‘besmette rechtshandeling’ en de schuld is dan met een fusie niet af te schudden.

Verder merkt Van Strien op dat het omzetten van vreemd vermogen in eigen vermogen en een juridische fusie beiden ook serieuze juridische en economische implicaties kunnen hebben. “Een holdingstructuur kan bijvoorbeeld gewenst zijn om zo overtollige gelden uit de risicosfeer te halen.”

‘Alles of niets’-maatregel

De in de overgangsmaatregel opgenomen drempel is voer voor discussie. De drempel van € 100.000 aan renten op alle 10a-schulden tezamen is niet alleen relatief laag, maar het is ook een ‘alles of niets’-maatregel. Bij € 100.001 is – tegenbewijs daargelaten – alle 10a-rente niet aftrekbaar. “Slechts het kleine mkb zal hierdoor werkelijk een tijdelijke administratieve lastenverlichting ervaren”, aldus Van Strien.”Het grotere mkb met interne financieringen, zal toch moeten gaan kijken of men aanloopt tegen de drempel. Om het volledige mkb tegemoet te komen had de staatssecretaris beter kunnen aansluiten bij bestaande mkb-uitzonderingen in de Wet Vpb 1969, zoals de € 750.000-drempel aan bovenmatige deelnemingsrente van artikel 13l of de € 1 miljoen mkb-rentedrempel van artikel 15ad.”

Losse eindjes

De overgangsmaatregel bevat de nodige losse eindjes. Zo speelt de vraag waarom het drempelbedrag geldt per twaalf maanden en niet per (boek)jaar. Onduidelijk is ook of het drempelbedrag per vennootschap van de fiscale eenheid geldt of voor de fiscale eenheid als geheel. Volgens Van Strien werkt het laatste geval complex uit. “Een drempelbedrag per vennootschap is niet alleen eenvoudiger te bepalen, maar ook rechtvaardiger. Als voor de spoedreparatiemaatregelen moet worden gedaan als ware er geen fiscale eenheid, dan is het ook logisch om per vennootschap een drempel te hanteren en niet voor de fiscale eenheid als geheel.”

Kritiek op tegenbewijsmogelijkheid

Van Strien is kritisch op de tegenbewijsmogelijkheid in de overgangsmaatregel, waarmee de inspecteur kan aantonen dat de schuld of de daarmee verband houdende rechtshandeling zijn opgezet vanuit onzakelijke overwegingen. “Aan de ene kant snap ik dat de staatssecretaris excessen wil bestrijden. Aan de andere kant heeft de fiscale eenheidpraktijk bestaande groepsschulden met dito rechtshandelingen nooit bewust als winstdrainagestructuren opgezet. De 10a-problematiek speelde immers niet binnen de fiscale eenheid. Enige coulance in de vorm van een toezegging van de staatssecretaris dat de Belastingdienst zéér terughoudend zal omgaan met deze tegenbewijsmogelijkheid is dan ook op z’n plaats.“

Het lijkt Van Strien ook redelijk om met de nodige welwillendheid te kijken naar het toepassen van één van de twee tegenbewijsregelingen door belastingplichtigen die niet vallen onder de overgangsmaatregel. “Volgens mij zou de tegenbewijsregeling van de zakelijke overwegingen opgenomen in artikel 10a, derde lid, onderdeel a ,Wet Vpb 1969 normaliter soelaas moeten bieden. Van belang is wel dat de Belastingdienst deze benadering ook deelt. Ook gelet op de belangen in het mkb, zullen namelijk maar weinig belastingplichtigen een gang naar de rechter zien zitten. Tegelijkertijd dient de uitvoering van de Wet in overeenstemming te blijven met het Europees recht.”

Belastingrente

De aangekondigde spoedreparatie zal voor een aantal fiscale eenheden leiden tot een hogere Vpb-heffing. Hier nu al op inspelen om de bijbehorende 8%-belastingrente te ontkomen, is echter schier onmogelijk. Het wetsvoorstel over de spoedreparatie is namelijk nog steeds niet ingediend. Op de aankondiging van 25 oktober 2017, 11.00 uur na weet de praktijk tot op de dag van vandaag niet exact wat de spoedreparatie behelst. Van Strien zou het uitermate ‘unfair’ vinden als de Belastingdienst extra belastingrente in rekening brengt aan fiscale eenheden. “Belasting wordt geheven krachtens wet. Dan mag je ook verwachten dat belastingrente wordt geheven krachtens wet. Aangezien voor de spoedreparatie het wetgevingstraject nog niet eens is gestart, is ook voor wat betreft de belastingrente coulance op z’n plaats.”

Extra budgettaire derving?

Tot slot heeft Van Strien nog een brandende vraag over de spoedreparatie. “Heeft de staatssecretaris al stilgestaan bij het risico van een extra budgettaire derving door werking van het tariefopstapje in de vennootschapsbelasting? Maximale voordeel van dit tariefopstapje is € 10.000 per vennootschap.” Volgens de staatssecretaris zijn er ongeveer 100.000 fiscale eenheden met in totaal circa 200.000 gevoegde dochtermaatschappijen. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de spoedreparatiemaatregelen in principe geen effect hebben op het aantal in te dienen aangiftes, het aantal aanslagen, enzovoort. Wel leiden de spoedreparatiemaatregelen ertoe dat meer transacties te beoordelen zijn, omdat een aantal regelingen in de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting moet worden toegepast alsof er geen fiscale eenheid is.

Van Strien geeft aan dat de spoedreparatie daarom niet leidt tot een directe budgettaire derving, maar wel tot een indirecte derving als gevolg van gedragseffecten. “Dat straks voor bepaalde Vpb-bepalingen moet worden gedaan alsof de fiscale eenheid niet bestaat, wil nog niet zeggen dat dit de aangifteplicht van de fiscale eenheid als geheel doorbreekt. Maar als door de spoedreparatie het fiscale eenheidsregime nog maar beperkt voordeel oplevert, zullen veel belastingplichtigen met het oog op het tariefopstapje gaan ontvoegen. Ik vraag mij af of de staatssecretaris met deze verwachte gedragseffecten budgettair rekening houdt. De maximale derving bedraagt namelijk € 2 miljard! Dit is het geval als voor alle dochtermaatschappijen wordt gekozen voor ontvoeging uit de fiscale eenheid. Nu zal dat niet direct gebeuren, maar ik kan mij goed voorstellen dat veel belastingplichtigen het voordeel dat ze, ondanks de spoedreparatie, nog (kunnen) hebben van de fiscale eenheid gaan afwegen tegen het voordeel van een tariefopstap.”

(Bron: Taxlive)

‘Duizenden internationale bedrijven moeten fiscale resultaat 2017 herzien’

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor ‘Duizenden internationale bedrijven moeten fiscale resultaat 2017 herzien’

Een spoedwet naar aanleiding van een verwachte uitspraak van het Europees Hof over fiscale eenheden heeft als gevolg dat duizenden bedrijven in Nederland hun fiscale resultaten van de laatste maanden van 2017 moeten herzien.

Dat meldt het Financieele Dagblad. Donderdag zet het Europees Hof van Justitie zo goed als zeker een streep door belastingvoordelen voor Nederlandse moeder- en dochterbedrijven die voor de fiscus een fiscale eenheid vormen. De voordelen zijn volgens het Hof discriminerend en moeten daarom ook gelden voor Nederlandse bedrijven die met buitenlandse bedrijven een fiscale eenheid vormen. Die uitspraak kost de schatkist naar verwachting 400 miljoen euro, omdat Nederlandse bedrijven met buitenlandse zusterbedrijven nu alsnog flinke aftrekposten zullen hebben.

Om dat te voorkomen kondigde voormalig staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën vorig jaar een spoedwet aan die in werking treedt als de uitspraak van het Europees Hof zoals verwacht nadelig uitpakt voor de schatkist. Deze spoedwet schrapt het binnenlandse voordeel bij renteaftrek in een fiscale eenheid, en geldt met terugwerkende kracht vanaf woensdag 25 oktober 2017.

Volgens enkele belastingadviseurs van EY heeft de spoedwet “een enorme impact”. Vooral middelgrote ondernemingen zouden het risico lopen om enkele tienduizenden euros meer belasting te moeten betalen. Daarnaast moeten om en nabij 100 duizend fiscale eenheden hun belastingaangifte over de laatste maanden van 2017 opnieuw doen, wat ook administratieve lasten met zich meebrengt. Volgens Frank van Merrienboer, bestuurslid van het Register Belastingadviseurs “beseffen deze ondernemingen nog nauwelijks wat ze te wachten staat”. Grote ondernemingen, die het risico lopen om tot wel honderden miljoenen extra belasting te moeten betalen door de spoedwet, zouden momenteel bezig zijn met het doorlichten en aanpassen van hun fiscale structuur vooruitlopend op de uitspraak.

(Bron: Accountant.nl)

Geen ondergrens aan ondernemersactiviteiten bij fiscale eenheid

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Geen ondergrens aan ondernemersactiviteiten bij fiscale eenheid

Ook een stichting die voor een zeer gering percentage BTW-vrijgestelde activiteiten verricht, kan ondernemer zijn voor de omzetbelasting en deel uitmaken van een fiscale eenheid omzetbelasting.

De Rechtbank Gelderland kwam tot dat oordeel in een zaak van een onderwijsstichting, die de schoonmaakwerkzaamheden had ondergebracht in een aparte BV en liet uitvoeren door een schoonmaakbedrijf, met alles wat daarbij komt kijken (inclusief werving en ontslag personeel, salarisadministratie, boekhouding). De stichting dacht om deze manier een oplossing te hebben gevonden voor de hoge kosten voor schoonmaakpersoneel dat op de loonlijst stond en onder de voor de stichting (ongunstige) onderwijs-cao viel.

Fiscale Eenheid

In geschil was of de BV kon worden opgenomen in de Fiscale Eenheid Omzetbelasting (FE OB), met name of de BV voldeed aan de verwevenheidsvereisten, en als dat het geval was of sprake was van misbruik van recht. De Belastingdienst betwistte dat de stichting deel kon blijven uitmaken van de FE OB, omdat zij slechts voor 1% (vrijgestelde) ondernemersactiviteiten verrichtte. De rechtbank kwam tot de conclusie dat geen eisen worden gesteld aan de omvang van de ondernemersactiviteiten en bovendien bleek door de stichting aan alle verwevenheidseisen voor een FE OB te zijn voldaan. Zij vond niet dat deze constructie uitsluitend was opgezet om een belastingvoordeel te verkrijgen. Het behalen van btw-voordeel was niet het hoofdmotief. Er waren namelijk ook andere redenen voor de gekozen handelwijze, zoals een mogelijkheid om schoonmakers niet onder de onderwijs-CAO te laten vallen en het vermijden van een vierjaarlijkse aanbestedingsplicht. Ook was geen sprake van een zuiver kunstmatige constructie die geen verband houdt met de economische realiteit. Het schoonmaakpersoneel is namelijk in dienst bij de BV en niet bij het externe schoonmaakbedrijf. De rechtbank verklaarde het beroep van de stichting gegrond en de fiscus beet voorlopig in het stof. .

(Bron: Accountancyvanmorgen)

Fiscale eenheid: ‘Hold your horses’

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Fiscale eenheid: ‘Hold your horses’

De toekomst van het fiscale eenheidsregime staat op het spel als straks het Europese Hof van Justitie oordeelt dat Nederland de per-elementbenadering moet toestaan. Het is nu zaak om de rust te bewaren, of zoals Michel Ruijschop het noemt: ‘hold your horses’. Volgens Ruijschop lijkt Financiën de strijd nu al op te geven, voordat de wedstrijd is begonnen. “We hebben hier te maken met een gezamenlijk probleem dat vraagt om een gezamenlijke oplossing.”

Het jaar van de fiscale eenheid

Het jaar 2018 is nog maar amper begonnen maar op fiscaal gebied is dit nu al haast het jaar van de fiscale eenheid te noemen. Europeesrechtelijk ligt het fiscale eenheidsregime al wat langer onder vuur, maar sinds 25 oktober 2017 lijkt de weegschaal pas echt in negatieve zin door te slaan. Op die dag verschenen niet alleen de ‘beruchte’ conclusies van de Advocaat-Generaal bij het Europese Hof van Justitie (HvJ EU), maar werden door Financiën ook in allerijl spoedreparatiemaatregelen aangekondigd voor het geval dit Hof straks oordeelt dat Nederland in een grensoverschrijdende situatie de per-elementbenadering voor specifieke fiscale eenheidsvoordelen moet toestaan.
De rechtvaardiging en met name ook de terugwerkende kracht van deze spoedreparatiemaatregelen is voer voor discussie. Nog voor het kerstreces beantwoordde staatssecretaris Snel van Financiën de nodige Kamervragen hierover. Die antwoorden maken een paar dingen duidelijk:  Het kabinet houdt, met name om budgettaire redenen door mogelijk anticipeergedrag, vast aan de aangekondigde spoedreparatiewetgeving, het kabinet voelt niets voor een grensoverschrijdende fiscale eenheid en de spoedreparatiemaatregelen vormen de opmaat tot een concernregeling die uitvoeringstechnisch en juridisch toekomstbestendig is.

Pleister

Ruijschop, die ook verbonden is aan de afdeling belastingrecht van de Universiteit Leiden, ziet de op handen zijnde spoedreparatiewetgeving als een pleister op de wond. “Je kunt discussiëren of de maatregelen met bijbehorende terugwerkende kracht terecht zijn, op een nette manier tot stand zijn gekomen en rechtvaardig. Maar dan verzanden we met z’n allen in een welles-nietes-discussie. Alhoewel het nog even wachten is op het oordeel van het HvJ EU, de uitkomst niet op voorhand te voorspellen is en het tij nog ten gunste kan keren, ben ik het met de staatssecretaris eens dat de kans niet zo heel groot is dat het Hof afwijkt van de conclusie van de A-G. De spoedreparatiemaatregelen dichten in ieder geval voorlopig het gat in de dijk, als het finale oordeel straks negatief uitpakt. Dat is dan beslist een ‘zure appel’ voor enkele bestaande fiscale eenheden. Voor de huis-tuin-en-keuken fiscale eenheid in binnenlandse situaties zal het allemaal wel meevallen.”

Voorbarig

Om ervoor te zorgen dat de dijk niet alsnog doorbreekt is een tijdelijke dichting van het gat niet voldoende. Met de uitlating dat de spoedreparatiemaatregelen binnen afzienbare termijn moeten worden opgevolgd door een concernregeling die – uitvoeringstechnisch en juridisch – toekomstbestendig is, realiseert Financiën zich dit terdege. Het lijkt erop dat het Ministerie de fiscale eenheid wil afschaffen en beperken tot een veel minder vergaand consolidatieregime. Ruijschop zou dat voorbarig vinden. “Door nu al voor te sorteren op een veel beperktere concernregeling zou de staatssecretaris voor wat betreft het behoud van de fiscale eenheid de handdoek nu al in de ring gooien, terwijl de strijd nog moet beginnen. Het fiscale eenheidsregime is, zowel voor bedrijven als voor de Belastingdienst zelf, te belangrijk om zomaar overboord te gooien. Het is een systeem dat op nationaal niveau al decennialang van grote waarde is voor het bedrijfsleven, ondanks de complexiteit uitvoeringstechnisch nauwelijks voor praktische problemen zorgt en in de praktijk enorm veel wordt gebruikt.”

‘Hold your horses’

Belastingadviserend Nederland en de fiscale wetenschap willen graag meedenken, zo blijkt onder andere uit het door Daniël Smit geboden alternatief op TaxLive en de door de NOB geschetste contouren van een toekomstbestendige concernregeling, in de vorm van een grensoverschrijdende fiscale eenheid. Uit alle Kamerbrieven sijpelt echter door dat Financiën er niets voor voelt om het fiscale eenheidsregime ook open te stellen voor in de EU gevestigde bedrijven van Nederlandse concerns. Ruijschop: “Wie tussen de regels van de reactie van de staatssecretaris doorleest, merkt een vrees op van Financiën voor een echte grensoverschrijdende fiscale eenheid. Men is kennelijk bang voor uitvoeringstechnische problemen en voor misbruik. Voor wat betreft een concernregeling wordt de aandacht gevestigd op een systeem van verliesoverdracht of winstoverdracht tussen groepsmaatschappijen, oftewel een soort ‘group relief’-regeling. Maar het is de vraag of die vrees voor een echte grensoverschrijdende fiscale eenheid niet koudwatervrees is. En misschien zijn er nog andere mogelijkheden waar nu niet aan is gedacht. Het is juist nu belangrijk om met een pas op de plaats allereerst rust te creëren en alle mogelijkheden goed te onderzoeken.”

Gezamenlijk en met open vizier

“Ja er is een probleem”, benadrukt Ruijschop, “maar het is niet gepast om bij voorbaat al bepaalde varianten van een toekomstbestendig consolidatieregime, zoals een grensoverschrijdende fiscale eenheid, af te serveren. Financiën, Belastingdienst, de belastingadviespraktijk en het bedrijfsleven hebben een gezamenlijk probleem en daarvoor is een gezamenlijke oplossing nodig. Het instellen van een brede onderzoekscommissie waarin alle partijen zijn vertegenwoordigd lijkt mij de aangewezen route. Dan kunnen alle mogelijke varianten in objectiviteit en met een open vizier de revue passeren. Daarna kan Financiën een weloverwogen keuze presenteren voor een nieuw EU-proof consolidatieregime.” Ruijschop hoopt dat hieruit een systeem komt dat in belangrijke mate gebouwd is op wat er staat, dat uitvoerbaar blijft voor alle partijen en misbruikbestendig is.
(Bron: Taxlive)

Bij voeging BV geen verliesverrekening voor bestaande stille reserve

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Bij voeging BV geen verliesverrekening voor bestaande stille reserve

Voeging van een vennootschap met een positieve stille reserve in de fiscale eenheid leidt niet tot extra ruimte om oude fiscale eenheidsverliezen te verrekenen. Deze stille reserve moet men toerekenen aan de gevoegde B.V. Dat heeft de Hoge Raad bepaald in een zaak waarin in het geding was of de  belastbare winst juist was berekend en, als dat zo was, of de door de Inspecteur geweigerde verliesverrekening terecht is.

Wanneer een dochtermaatschappij in de loop van het boekjaar wordt opgenomen in een fiscale eenheid, sluit de dochtermaatschappij haar boekjaar af direct voorafgaand aan haar voeging. Belanghebbende, een moedermaatschappij, vond dat de belastbare winst door de Belastingdienst te hoog was vastgesteld. De holding wilde de winst in de aangifte VPB over 2010 te verrekenen met verliezen uit 2007 van de fiscale eenheid. Bij de winst had zij echter ook de positieve fiscale stille reserve van het pand van de op 21 juli 2008 gevoegde B.V. (€ 1.391.128) in aanmerking genomen. Dit pand was op diezelfde dag (na voeging) door de B.V. aan de moeder verkocht, die het pand vervolgens in later dat jaar weer doorverkocht aan een gelieerde vennootschap die niet tot de FE behoorde. De herinvesteringsreserve die werd gevormd door de gerealiseerde boekwinst werd afgeboekt op de boekwaarde van een ander pand dat in 2008 door een andere dochter binnen de FE was aangekocht. De dochter verkocht dit pand in maart 2010 aan een gelieerde vennootschap (buiten de FE) en behaalde een boekwinst van ten minste € 1.391.128.

Verliesverrekening

De inspecteur weigerde de verliesverrekening in de aangifte VPB voor het bedrag van de stille reserve. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was het met de inspecteur eens en oordeelde dat op grond van artikel 15ah (lid 1 en 2) Wet VPB 1969 het bedrag van de stille reserve was toe te rekenen aan de in juli 2008 gevoegde B.V. Als deze B.V. namelijk op 21 juli 2008 geen deel uitmaakte van de FE, zou zij op die datum de al bij voeging aanwezige stille reserves met betrekking tot het pand hebben gerealiseerd door de verkoop van het pand aan de moeder. Deze stille reserve is uiterlijk in 2010 in de winst van de fiscale eenheid tot uitdrukking gekomen. Deze uitleg sluit aan bij de bedoeling van de wet om zoveel mogelijk te bewerkstelligen dat men winsten en verliezen binnen de FE alleen kan verrekenen voor zover deze binnen de FE zijn ontstaan. Toepassing van artikel 15ah lid 4 Wet VPB 1969 kon niet tot een ander resultaat leiden volgens het hof. De Hoge Raad verklaarde het cassatieberoep van de moeder ongegrond zonder verdere toelichting (artikel 81 RO).

(Bron: Accountancyvanmorgen)

BV: Omslagpunt bij aftrekbaarheid verkoopkosten deelneming?

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor BV: Omslagpunt bij aftrekbaarheid verkoopkosten deelneming?

Als een verkoop van een deelneming mislukt, zijn de verkoopkosten aftrekbaar. Als de verkoop is gelukt, moet men de (niet)aftrekbaarheid van de verkoopkosten beoordelen naar het moment waarop zij werden gemaakt, aldus A-G Wattel. Met een reactie van prof. Arco Bobeldijk.

In 2006 werd besloten tot afstoting van een deelneming van een B.V., in april 2009 werd de deelneming verkocht. In verband met de (voorgenomen) verkoop maakte de deelneming diverse kosten, die zij onder meer doorberekende aan de B.V. Er ontstond discussie over de vraag of een deel van de kosten aftrekbaar was of alle kosten niet-aftrekbare kosten van een deelneming zijn. Volgens Rechtbank Noord-Nederland waren in dit geval alleen de kosten vanaf het moment dat potentieel geïnteresseerde partijen concreet waren benaderd voor de overname van de deelneming (1 juli 2008) niet aftrekbare verkoopkosten. Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde daarentegen dat alle kosten waren gemaakt om tot de verkoop van de deelneming te komen, zodat geen van de kosten aftrekbaar zou zijn. A-G Wattel concludeert dat het bij het aftrekverbod voor verkoopkosten om een rechtstreeks verband gaat met een vrijgesteld vervreemdingsresultaat. Als een verkoop mislukt, zijn de kosten die zijn gemaakt met het oog op de verkoop aftrekbaar omdat men deze niet kan toerekenen aan de vervreemding van een deelneming. Als de verkoop is gelukt, moet men de (niet)aftrekbaarheid van de verkoopkosten beoordelen naar het moment waarop zij werden gemaakt.

Was vrijgesteld vervreemdingsresultaat te verwachten?

Voor de niet-aftrekbaarheid geldt ten tijde van het maken van de kosten een redelijke mate van zekerheid c.q. de objectieve verwachting moet bestaan dat het tot een vrijgesteld deelnemingsresultaat zal komen waaraan de kosten toegerekend kunnen worden, aldus de A-G. In deze zaak zijn in elk geval niet aftrekbaar de kosten van ná 19 december 2008, de deadline voor firm offers en aandeelhoudersbesluit om exclusief te onderhandelen met de uiteindelijke kopers.

Voor de kosten die daarvóór zijn gemaakt geldt een dubbel beoordelingscriterium om de kosten aan dat latere vrijgestelde verkoopresultaat te kunnen toerekenen. Op het moment waarop men de kosten maakt moet een vrijgesteld vervreemdingsresultaat zowel subjectief beoogd (1) als objectief (2) te verwachten zijn. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep gegrond te verklaren en te verwijzen naar een ander hof voor nader onderzoek of men al in het begin van 2008 objectief kon verwachten dat de B.V. erin zou slagen haar deelneming binnen afzienbare termijn te vervreemden.

Reactie prof. Arco Bobeldijk

Taxence vroeg prof. Arco Bobeldijk, hoogleraar aan de Nyenrode Business Universiteit, om een reactie op deze conclusie. ‘Dit is een interessante conclusie over een voor de praktijk erg belangrijk onderwerp. In de praktijk zijn er veel discussies over de vraag tot welk moment verkoopkosten in verband met een deelneming aftrekbaar zijn. Datzelfde geldt voor de vraag tot welk moment aankoopkosten aftrekbaar zijn. Belastingplichtigen beroepen zich in de praktijk vaak op het boorput-arrest, terwijl de fiscus met een beroep op het filmscript-arrest tot een beperktere aftrek komt. Als ik het goed lees, ziet de A-G niet echt een verschil tussen de criteria in genoemde arresten. Ik hoop dat de Hoge Raad het arrest gebruikt om niet alleen voor de verkoopkosten, maar ook voor de aankoopkosten de voor de praktijk gewenste duidelijkheid te scheppen.’

(Bron: Taxence)

Geen fiscale eenheid bij aandelenbezit via STAK

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Geen fiscale eenheid bij aandelenbezit via STAK

Op grond van de in december 2016 aangenomen Wet aanpassing fiscale eenheid kunnen dochtermaatschappijen waarvan de aandelen zijn gecertificeerd en worden gehouden door een stichting administratiekantoor (stak) niet langer in een fiscale eenheid vennootschapsbelasting worden gevoegd. De wetswijziging heeft ook gevolgen voor reeds bestaande fiscale eenheden.

Voor de totstandkoming van een fiscale eenheid is vereist dat een moedermaatschappij middellijk of onmiddellijk ten minste 95 procent van de juridische en economische eigendom van de in de fiscale eenheid te voegen dochtermaatschappijen bezit. Tot de datum van inwerkingtreding van het genoemde wetsvoorstel op 9 december 2016 kon op basis van het zogenoemde stak-arrest (HR 18 juni 2010, nr. 08/03662, ECLI:NL:HR:2010:BK3803) een dochtermaatschappij ook in de fiscale eenheid worden opgenomen als het stemrecht op de aandelen door de stak werd uitgeoefend conform instructies van de certificaathouder/moedermaatschappij.

Vanaf 9 december 2016 is de bezitseis aangescherpt. Materiële zeggenschap door de moedermaatschappij is niet meer voldoende; de moedermaatschappij moet 95 procent houden van de gehele juridische én economische eigendom.

De volgende fiscale eenheid is dus niet meer mogelijk:

De staatssecretaris van Financiën heeft desgevraagd aangegeven dat de aanscherping van de bezitseis nodig is ter voorkoming van uitvoeringsproblemen bij de beoordeling van materiële zeggenschap ten aanzien van in andere EU-landen gevestigde moeder- of tussenhoudstermaatschappijen.

Overgangsmaatregel

De gewijzigde regelgeving kan ook gevolgen voor reeds bestaande fiscale eenheden. Om die reden heeft de staatssecretaris een overgangstermijn gesteld van twee jaar. Let op, verraderlijk: de aangescherpte bezitseis geldt voor bestaande structuren met ingang van het boekjaar dat aanvangt nadat twee jaren zijn verstreken na de indiening van het wetsvoorstel. Aangezien het wetsvoorstel is ingediend op 8 oktober 2015 eindigt de overgangstermijn op 31 december 2017.

Actie nodig?

Fiscalisten en accountants doen er goed aan bij hun cliënten te checken of er dochtermaatschappijen via een stak worden gehouden. Zo ja, dan zal de concern- c.q. zeggenschapstructuur moeten worden aangepast om op 1 januari 2018 de fiscale eenheid te kunnen continueren.

(Bron: Accountant.nl)