All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof, belastingnieuws, diversen

De voorlopige percentages die ten grondslag liggen aan de vaststelling van het fictieve rendement van je vermogen voor de berekening van jouw voorlopige belastingaanslag 2024 zijn bekendgemaakt. Ook zijn de cijfers over de arbeidskorting en het eigenwoningforfait gepubliceerd.

BOX 3: DE PERCENTAGES

Het box-3-vermogen wordt onderverdeeld in drie categorieën met ieder een eigen fictief forfaitair rendement te weten banktegoeden, schulden en overige bezittingen.

Voor de overige bezittingen, zoals aandelen en een tweede woning, is voor 2024 al een definitief percentage bekend, namelijk 6,04%.

Voor de andere twee categorieën zijn voorlopige percentages vastgesteld om het fictieve rendement voor 2024 te bepalen, te weten:

  • voor banktegoeden 1,03%; 
  • voor schulden 2,47%. 

Bovengenoemde percentages zullen worden toegepast bij het opleggen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor 2024.

Let op! Voor het opleggen van de definitieve aanslagen wordt uitgegaan van de definitieve percentages. Deze zijn dus voor banktegoeden en schulden nog niet bekend.

Arbeidskorting

De bedragen met betrekking tot de arbeidskorting zijn gebaseerd op de zogenaamde tabelcorrectiefactor en de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. 

  • De tabelcorrectiefactor is vastgesteld op 9,4941%. Deze zou oorspronkelijk 9,9% bedragen, maar is verminderd om geld vrij te maken voor het extra verhogen van de kinderbijslag. 
  • De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen en verschilt dus per belastingplichtige. Het maximum stijgt in 2024 van € 5.052 naar € 5.532.

Eigenwoningforfait

Eigenaren van een woning moeten jaarlijks een bedrag bij het inkomen optellen, het zogenaamde eigenwoningforfait. Dit forfait kan jaarlijks worden aangepast op basis van de gestegen huurprijzen en prijzen van koopwoningen. Voor 2024 leidt dit tot een ongewijzigd forfait van 0,35%.

(Bron: De Jong & Laan)

Als starter op de woningmarkt heb je, onder voorwaarden, recht op vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij aankoop van een woning. De waarde van de woning moet dan wel onder een bepaald bedrag blijven. Dit bedrag is per 1 januari 2024 verhoogd naar € 510.000.

STARTERSVRIJSTELLING

Om een beroep te kunnen doen op de startersvrijstelling van de overdrachtsbelasting moet de koper van de woning op het moment van levering bij de notaris tussen de 18 en 35 jaar oud zijn. Een andere voorwaarde is dat de koper de woning zelf voor langere tijd gaat bewonen. De koper moet dit ook verklaren bij de notaris.

Let op! Elke koper kan maar één keer gebruikmaken van de vrijstelling. Deed een koper al eerder een beroep op de vrijstelling, dan kan dat niet nog een keer. Ook niet als de koper op dat moment nog geen 35 jaar oud is.

Datum levering bij notaris bepalend

Voor de vrijstelling is de datum van levering van de woning bij de notaris bepalend. Op dat moment moet aan alle voorwaarden voor de vrijstelling voldaan zijn. Kocht je daarom in 2023 een woning met een waarde van bijvoorbeeld € 480.000? Dan is de vrijstelling overdrachtsbelasting niet van toepassing als de levering bij de notaris ook in 2023 plaatsvond, maar wel als de levering bij de notaris in 2024 plaatsvindt. Uiteraard moet dan wel aan alle ander voorwaarden van de startersvrijstelling zijn voldaan.

(Bron: De Jong & Laan)

Misschien wil je ook dit jaar weer aan jouw kinderen of anderen een geldbedrag schenken. Natuurlijk doe je dit het liefst belastingvrij. De speciale vrijgestelde schenking ten behoeve van de aankoop van een eigen woning is vanaf 2024 niet meer mogelijk. Wat zijn dan de mogelijkheden?

Schenken aan kinderen

De meeste vrijstellingen bestaan voor schenkingen aan jouw kinderen. In 2024 kun je hun belastingvrij 6.633 euro schenken. Aan een kind tussen de 18 en 40 jaar mag je eenmalig een vrij te besteden bedrag van 31.813 euro chenken. Ook op de 40ste verjaardag geldt deze vrijstelling. Schenk je dit verhoogde bedrag, dan komt in dat jaar de normale vrijstelling van 6.633 euro te vervallen.

Dure studie

In plaats van de vrij te besteden verhoogde schenkvrijstelling, mag je de verhoogde schenkvrijstelling ook benutten voor een schenking ten behoeve van een dure studie. Deze vrijstelling ligt hoger en bedraagt 66.268 euro. Deze vrijstelling geldt ook nu weer alleen voor een kind tussen 18 en 40 jaar, inclusief de 40ste verjaardag.

Ondernemingsvermogen

Als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, geldt er ook een vrijstelling voor het ondernemingsvermogen. Deze is in 2024 1.325.253 euro Is de onderneming meer waard dan dit bedrag, dan is nu nog 25 procent vrijgesteld.  De vrijstelling wordt echter aangepast.

Schenkingen aan derden

Voor een schenking aan een derde geldt in 2024 een vrijstelling van 2.658 euro. Deze vrijstelling geldt dus bijvoorbeeld voor een schenking aan een kleinkind, neef of vriendin.

Ontvanger betaalt

Bij een schenking betaalt de ontvanger ervan de schenkbelasting. Je kunt er als schenker ook voor kiezen zelf de schenkbelasting te betalen, maar houd er dan rekening mee dat dit ook als schenking wordt gezien. Per saldo kun je dan dus minder schenken dan de belastingvrije bedragen.

Schenk je meer dan de vrijstelling?

Schenk je meer dan de genoemde bedragen, dan betalen jouw kinderen 10 procent belasting over een bedrag tot 152.368 euro. Vanaf dit bedrag is het tarief 20 procent over het meerdere. Voor kleinkinderen zijn de tarieven 18 procent tot 152.368 euro en 36 procent vanaf dit bedrag. Voor willekeurige derden is het tarief 30 procent tot 152.368 euro en 40 procent vanaf dit bedrag.

Voorbeeld

Je schenkt eind januari 2024 aan een kind met de eenmalig verhoogde vrijstelling 200.000 euro. De eerste 31.813 euro is dus belastingvrij. Vervolgens dient over de volgende 152.368 euro 10 procent belasting betaald te worden en over de laatste 15.819 euro 20 procent. Er dient dus 15.236,80 euro + 3.163,80 euro = 18.400,60 euro aan schenkbelasting te worden afgedragen.

(Bron: Alfa)

Een nieuw stelsel voor box 3 wordt pas verwacht in 2027, zo blijkt ook uit het Belastingplan 2024. Afhankelijk van de samenstelling van uw vermogen in box 3 kan het nieuwe stelsel grote invloed hebben. Maar tegelijkertijd weten we dat de huidige plannen nog sterk kunnen veranderen met de komst van het nieuwe kabinet en de nieuwe samenstelling van het parlement. Welke box 3-maatregelen komen er wel aan bod in het Belastingplan en hoe kunt u daar goed op anticiperen? We hebben de belangrijkste plannen voor u op een rij gezet. 

Tarief box 3 omhoog naar 34 procent

Het kabinet wil het box 3-tarief twee procentpunten verhogen: dit wordt 34 procent. In 2025 blijft het box 3-tarief dan hetzelfde. Bovendien komt er, als het aan het kabinet ligt, per 1 januari 2024 geen indexering voor het heffingsvrij vermogen in box 3. Daardoor is het heffingsvrij vermogen ook in 2024 57.000 euro per persoon en 114.000 euro voor fiscale partners.

Vereniging van eigenaren-aandeel en derdenrekening-gelden

Sinds 1 januari 2023 is er een tijdelijke regeling voor de box 3-heffing van kracht. Met deze regeling moeten de forfaitaire rendementen beter aansluiten op de werkelijke rendementen. Bezittingen vallen in de categorie banktegoeden (forfaitair rendement in 2023 voorlopig 0,36 procent) of overige bezittingen (forfaitair rendement in 2023 6,17 procent). Voorstel van het kabinet is om lidmaatschapsrechten voor een vereniging van eigenaren (VvE) en gelden op een derdenrekening, in de (lager belaste) categorie banktegoeden onder te brengen. Dit gebeurt dan met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023.

Vorderingen en schulden onderling

Sinds 1 januari 2023 is het forfaitair rendement voor vorderingen (6,17 procent) hoger dan voor schulden (voorlopig in 2023 2,46 procent). Hierdoor valt het inkomen in box 3 hoger uit dan voorheen bij onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen. Het kabinet wil dit voorkomen. Daarom is het plan om deze vorderingen en schulden te defiscaliseren en dus niet mee te rekenen voor box 3 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van onderlinge vorderingen en schulden wanneer een verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden is opgenomen.

Rechtsherstel

Eerder besloot de Hoge Raad dat bij de vermogensrendementsheffing in box 3 moet worden aangesloten bij het werkelijke rendement en dus niet bij het wettelijke forfaitaire rendement. Daarna ontstond een discussie over het rechtsherstel en die discussie is nog steeds gaande. Ondanks de aanpassingen in het Belastingplan 2024, verwachten we dat er nog lang onrust zal blijven rondom dit onderwerp. Vooral ook omdat over diverse zaken nog wordt geprocedeerd.   
Tot het nieuwe stelsel wordt ingevoerd, vanaf 2027, geldt de tijdelijk regeling voor rechtsherstel. Voor de jaren tot 2022 is dat neergelegd in de Wet rechtsherstel box 3. Voor 2023 en verder is dat neergelegd in de zogenaamde Overbruggingswet box 3. Het is afwachten hoe de plannen van het demissionaire kabinet worden ontvangen door het nieuwe kabinet en het nieuwe parlement. Wel is duidelijk dat over het nu geboden rechtsherstel ook al volop wordt geprocedeerd. In veel gevallen doet u er daarom goed aan om tijdig bezwaar te maken om zo uw rechten veilig te stellen. Is uw werkelijk rendement in box 3 lager dan het forfaitaire wettelijke rendement, maak dan binnen zes weken na dagtekening van de aanslag inkomstenbelasting bezwaar. Wilt u overleggen over een mogelijk bezwaar? Neem contact op met uw adviseur, zodra u een aanslag ontvangt.

Tijdig anticiperen 

Afhankelijk van de samenstelling van uw vermogen in box 3 kan het nieuwe stelsel (vanaf 2027) grote invloed hebben op uw situatie. Wij volgen uiteraard alle ontwikkelingen rondom box 3 en houden u op de hoogte, zodat u tijdig kunt anticiperen op de mogelijke gevolgen voor u.

(Bron: Flynth)

Naast grote thema’s zoals duurzaamheid, box 3 en de regeling bedrijfsopvolging, staan in het belastingpakket voor 2024 ook kleinere aanpassingen die veel ondernemers aangaan. Het betreffen veranderingen rondom mobiliteit, het einde van de betalingskorting IB en aanpassingen in de werkkostenregeling. Hieronder een aantal van die aanpassingen uit het belastingpakket voor 2024 en andere wijzigingen per 2024.

Mobiliteit

Onbelaste reiskostenvergoeding omhoog

In 2023 is de onbelaste reiskostenvergoeding die een werkgever aan een werknemer mag geven, maximaal 0,21 euro per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer). Per 1 januari 2024 gaat deze omhoog naar 0,23 euro per kilometer. Deze verhoging geldt overigens ook voor diverse regelingen in de inkomstenbelasting. Ondernemers en resultaatgenieters mogen dan 0,23 euro per kilometer van hun resultaat aftrekken voor elke zakelijke kilometer die zij met hun privévervoermiddel rijden, dus auto, motor of fiets. Overigens mag u woonwerkkilometers meetellen als zakelijke kilometers. Ook mag u dit hogere bedrag gebruiken bij de aftrek van zorgkosten. 

OV-abonnementen en voordeelurenkaarten

Het voorstel wordt gedaan om het privégebruik van OV-abonnementen of voordeelurenkaarten die vergoed of verstrekt worden, gericht vrij te stellen. Dit heeft dan tot gevolg dat werkgevers deze altijd belastingvrij kunnen aanbieden, zolang maar aannemelijk is dat ze (ook) gebruikt zullen worden voor zakelijke reizen, zoals woon-werkverkeer. 
Het grote voordeel voor werkgevers is dat zij geen registratie meer hoeven bij te houden van het privé en zakelijk gebruik om in aanmerking te komen voor de vrijstelling. Dat betekent een (aanzienlijke) administratieve lastenverlichting voor werkgevers.

Grijskentekenregeling bpm voor ondernemers stopt

Bestelauto kopen? Ook ondernemers moeten vanaf 2025 belasting (bpm) daarover betalen. De bpm wordt dan ook gebaseerd op de CO2-uitstoot van de bestelauto. Deze maatregel was al in het Belastingplan van vorig jaar aangenomen en is dus op zich niet nieuw. Het is uiteraard wel goed om met deze komende afschaffing rekening te houden.

Einde betalingskorting IB 

Hebt u de hele aanslag inkomstenbelasting (IB) minus de betalingskorting uiterlijk op de eerste vervaldag betaald? Nu is het nog zo dat u dan bij bepaalde voorlopige IB-aanslagen een betalingskorting ontvangt van de Belastingdienst. Aan deze regeling komt een einde. Een voorlopige aanslag IB in één keer betalen blijft mogelijk, alleen levert dat vanaf 2024 geen betalingskorting meer op.

Verandering in de Werkkostenregeling

Via de Werkkostenregeling kunnen werkgevers onbelaste vergoedingen geven aan hun werknemers. Het gaat dan om zaken als verstrekkingen en terbeschikkingstellingen. Gaat het om een vergoeding die niet gericht is vrijgesteld? Dan kan een werkgever de vrije ruimte gebruiken om de vergoeding onbelast te laten. 

In 2023 ging de vrije ruimte in de Werkkostenregeling tijdelijk omhoog. Deze is per werkgever 3 procent van de totale fiscale loonsom van alle werknemers samen. De loonsom mag dan niet hoger zijn dan 400.000 euro. Is de fiscale loonsom hoger dan 400.000 euro? Over het deel dat hoger is, geldt een vrije ruimte van 1,18 procent. 

Vanaf 2024 gaat de vrije ruimte omlaag van 3 procent naar 1,92 procent over een fiscale loonsom tot 400.000 euro. Het percentage voor het deel boven de 400.000 euro wijzigt niet. Zorg ervoor dat u dit jaar nog optimaal gebruikmaakt van de vrije ruimte binnen de Werkkostenregeling. U kunt daarbij overwegen om bepaalde vergoedingen of verstrekkingen nog in 2023 te doen om de extra ruimte te benutten.

(Bron: Flynth)

De bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (DSR) liggen al een tijd onder het vergrootglas en er zitten versoberingen aan te komen. Dat maakt dat sommige families haast maken met de bedrijfsopvolging. Maar is inmiddels duidelijk wat er wel en niet staat te veranderen? We zetten het in dit artikel voor u op een rij.

Samenvatting:

  • Het Centraal Planbureau zei vorig jaar mei dat de vrijstelling in de BOR niet doelmatig is.
  • GroenLinks en de PvdA willen de regelingen fors versoberen en hebben daarvoor een initiatiefwetvoorstel ingediend.
  • Het kabinet wil de BOR en de DSR ook gaan versoberen, maar gaat niet zo ver als GroenLinks en PvdA.
  • Een van de aangekondigde kabinetsmaatregelen: onroerende zaken die aan derden worden verhuurd worden standaard aangemerkt als beleggingsvermogen. Die maatregel zal waarschijnlijk per 1 januari 2024 ingaan.
  • De andere maatregelen die het kabinet wil doorvoeren gaan waarschijnlijk vanaf 1 januari 2025 in.

BOR: financiële problemen bij overdracht voorkomen

De BOR en de DSR hebben als doel om te voorkomen dat het voortbestaan van een (familie)bedrijf in gevaar komt op het moment dat het wordt overgedragen. Op dat moment moet er namelijk erf- en schenkbelasting en (mogelijk) inkomstenbelasting worden betaald. Dat kunnen zodanig forse bedragen zijn dat ze in het uiterste geval zonder dempende maatregelen kunnen leiden tot het einde van een bedrijf. Die demping wordt geregeld via een (voorwaardelijke) -gedeeltelijke- vrijstelling van schenk- en erfbelasting (BOR) en via het doorschuiven van de inkomstenbelastingclaim naar de bedrijfsopvolgers (DSR).

De discussie over deze fiscale regelingen loopt al jaren. Op verzoek van het kabinet heeft het Centraal Planbureau (CPB) de regelingen vorig jaar onder de loep genomen. Toen de conclusies in mei vorig jaar werden gepubliceerd, laaide die discussie weer vol op. Het CPB zegt namelijk dat de fiscale faciliteiten in veel gevallen niet nodig zijn. Bij driekwart van de overdrachten zijn er bij de erflaters, schenkers of verkrijgers voldoende vrije financiële middelen om de belasting direct te betalen. En volgens het CPB is in de andere gevallen een ruime betalingsregeling over het algemeen een prima manier om de continuïteit van een bedrijf te waarborgen.

GroenLinks en PvdA willen snoeien in de BOR

Een maand later, in juni 2022, kwamen GroenLinks en de PvdA met een initiatiefwetsvoorstel om de BOR en de DSR flink te versoberen. Zij noemen de regelingen een cadeau voor met name rijke erfgenamen. Ze wijzen er ook op dat de BOR in 1996 begon met een vrijstelling van 25 procent van het ondernemingsvermogen. Dat is in de loop der jaren in stappen verhoogd naar de huidige vrijstelling van 100% tot ruim 1,2 miljoen euro en 83% daarboven.

Hoe kijkt de rest van de Kamer naar dat wetsvoorstel? In maart 2023 werd dat inzichtelijk toen de Tweede Kamer voor het eerst over het initiatiefwetsvoorstel debatteerde. Toen bleek dat een groot deel van de Kamer kritisch is. Vooral VVD en CDA zijn tegen de aanpassing waarmee de fiscale regelingen in feite grotendeels zouden worden afgeschaft. D66 en ChristenUnie zijn kritisch op de ruime mogelijkheden van de BOR om erf- en schenkbelasting te ontwijken, maar vinden dat het voorstel van GroenLinks en de PvdA te ver gaat. Een forse aanpassing van de BOR vanuit de Tweede Kamer zal dus zo’n vaart niet lopen.

Kabinet wil BOR en DSR versoberen 

Dan is er nog het kabinet. In de reactie op het rapport van het CPB schreef minister Adriaansens dat het kabinet nog steeds achter de doelstelling van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen staat. Maar het vindt ook dat oneigenlijk gebruik van de BOR en DSR moet worden beperkt. Hoe het kabinet dat wil doen, werd in mei van dit jaar al enigszins duidelijk. Toen stuurde het kabinet de plannen voor het Belastingplan van 2024 naar de Tweede Kamer.

Vrijstelling omlaag

En daarin wordt duidelijk dat het kabinet de BOR en de DSR wil gaan versoberen. Een van de maatregelen die het kabinet wil nemen, is dat aan derden verhuurde onroerende zaken standaard worden aangemerkt als beleggingsvermogen. Die maatregel zal waarschijnlijk per 1 januari 2024 in werking treden.

Een andere maatregel die werd aangekondigd, gaat over de omvang van de BOR-vrijstelling. De grens van de BOR-vrijstelling van 100% van de goingconcernwaarde van de onderneming wil het kabinet weliswaar verhogen van 1,2 miljoen euro naar 1,5 miljoen euro. Maar let op: over het meerdere aan ondernemingsvermogen gaat de vrijstelling omlaag, van 83% nu naar 70%. Daarnaast wil het kabinet nog andere wijzigingen in de regelingen doorvoeren. Die hebben met name tot doel om de regeling te vereenvoudigen en oneigenlijk gebruik van de BOR en DSR tegen te gaan. Het kabinet wil dat die maatregelen vanaf 1 januari 2025 in werking treden.

(Bron: Flynth)

De Belastingdienst heeft het document ‘Vragen en Antwoorden Uitbetaalde Bedragen aan Derden (UBD)’ uitgebreid. De nieuwe vragen en antwoorden op een rij.

De regeling waarbij de Belastingdienst van administratieplichtigen informatie over uitbetalingen aan derden wil ontvangen is vanaf het belastingjaar 2022 uitgebreid. De oude regeling stond ook wel bekend als ‘de IB47-regeling’.

Met ingang van 2022 moeten inhoudingsplichtigen en collectieve beheersorganisaties (cbo’s) verplicht en op eigen initiatief die gegevens aanleveren, dus zonder expliciete uitnodiging van de Belastingdienst.

De Belastingdienst heeft een document gepubliceerd met vragen en antwoorden over de uitbetaalde bedragen aan derden (UBD). Hieronder vind je de vragen en antwoorden die de Belastingdienst recent heeft toegevoegd.

Bewaartermijn

Vraag 24. Wat is de bewaartermijn voor de gegevens van de personen aan wie de bedragen zijn uitbetaald?

Je hebt als administratieplichtige een bewaartermijn van 7 jaren na afloop van het belastingjaar.

Facturen met en zonder btw

Vraag 25. Een opdrachtnemer stuurt afwisselend facturen met en zonder btw. Moet ik de betalingen van de facturen zonder btw in de UBD opgeven?

Ja. Volgens de regeling moet je een UBD-opgaaf doen voor betalingen zonder dat btw is gefactureerd. Je hoeft geen UBD-opgaaf te doen voor de betalingen van de facturen met btw.

Betaaldatum factuur

Vraag 26. De factuurdatum van de betaling die ik gedaan heb ligt in 2022. Ik heb de factuur in 2023 betaald. Moet ik deze betaling opgeven met de UBD van het jaar 2022 of van 2023?

Je moet uitgaan van de betaaldatum. Dus deze betaling in 2023 geef je op met de UBD van het jaar 2023 (vóór 1 februari 2024).

Bsn opgeven

Vraag 27. Als ondernemer laat ik mij soms vervangen door een waarnemer die mij factureert zonder btw (vanwege vrijgestelde prestaties). Deze waarnemers hebben weerstand tegen het aan mij verstrekken van het bsn en een kopie van het ID-bewijs. Is dat verstrekken van die gegevens echt nodig?

Voor jou geldt de wettelijke verplichting om het bsn op te geven van degene aan wie je uitbetaalt als je een zogenoemde inhoudingsplichtige uitbetaler bent (artikel 22a uitvoeringsbesluit IB). Die persoon moet aan jou het bsn verstrekken. Daarnaast geldt er voor jou een ‘vergewisplicht’ dat het bsn hoort bij degene aan wie je uitbetaalt (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer). Deze vergewisplicht is vormvrij zolang dit zorgvuldig gebeurt. Daarbij kan een kopie van het ID-bewijs dienst doen.

Art. 53 Awr

Vraag 28. Op grond waarvan mag de Belastingdienst bij niet-inhoudingsplichtige uitbetalers (waaronder dus ook eenmanszaken zonder personeel) informatie vragen over betalingen aan derden?

Dat is op grond van artikel 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarbij geldt wel dat dat niet uit eigen beweging hoeft te gebeuren, maar op uitnodiging van de Belastingdienst. Zie ook vraag 29.

Verschil (niet-)inhoudingsplichtige uitbetalers

Vraag 29. Inhoudingsplichtige uitbetalers moeten uit eigen beweging UBD-opgaven doen. Daarnaast moeten zij het bsn opgeven. Niet-inhoudingsplichtige uitbetalers doen de opgaven pas na uitnodiging van de Belastingdienst. Zij hoeven geen bsn op te geven. Waarop is dit verschil gebaseerd? Dit leidt tot de vreemde situatie dat een ondernemer die wel personeel in dienst heeft administratief zwaarder wordt belast dan een ondernemer zonder personeel.

Voor inhoudingsplichtige uitbetalers en cbo’s is het opgeven van het bsn geregeld in artikel 22a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting. Voor niet-inhoudingsplichtige uitbetalers is dat niet geregeld. Dat leidt inderdaad tot een verschil voor ondernemers met en zonder personeel.

Belastingkantoor

Vraag 30. Is het belastingkantoor van de aanleveraar de juiste instantie om uitstel te vragen. Zo ja, welke afdeling? Is er niet een centraal e-mailadres?

Je kunt jouw verzoek richten aan de inspecteur van jouw belastingkantoor. Daar wordt jouw verzoek verwerkt.

Je vindt het document ‘Vragen en Antwoorden Uitbetaalde Bedragen aan Derden (UBD)’ op: gegevensportaal.belastingdienst.nl/ubdper2022.

Bron: Forum Salaris

Gemengde kosten zijn slechts beperkt aftrekbaar van de winst. Ondernemers kunnen kiezen om een percentage van de gemengde kosten of een vast bedrag niet in aftrek te brengen. Het vaste bedrag is gestegen van € 4.800 (2022) naar € 5.100 (2023).

Gemengde kosten zijn kosten met ten dele een privékarakter. Een bekend voorbeeld zijn de kosten van voedsel. Ondernemers die bijvoorbeeld met relaties dineren, besparen immers op hun kosten die ze in privé aan voedsel uitgeven.

Welke kosten?

De volgende kosten zijn als gemengde kosten aan te merken:

  • voedsel, drank en genotmiddelen;
  • representatie, daaronder begrepen recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak;
  • congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.
  • Percentage of vast bedrag: inkomstenbelasting
  • Ondernemers in de inkomstenbelasting kunnen 20% van deze kosten niet ten laste van de winst brengen. Ze kunnen er in 2023 echter ook voor kiezen een vast bedrag van € 5.100 niet ten laste van de winst te brengen. Een snelle rekensom leert dat deze laatste optie aantrekkelijk is als de totale gemengde kosten meer dan € 25.500 bedragen.
  • Percentage of vast bedrag: vennootschapsbelasting
  • Ondernemingen in de vennootschapsbelasting kunnen 26,5% van genoemde kosten niet ten laste van de winst brengen. Ze kunnen echter ook kiezen voor een vast bedrag. Dit bedraagt € 5.100 of 0,4% van de loonsom als dit hoger is. Dit is het geval bij een loonsom van meer dan € 1.275.000.
  • Voorbeeld
  • Een bv heeft een loonsom van  € 1.500.000. Het vaste bedrag voor de berekening van de niet-aftrekbare kosten bedraagt dan 0,4% x € 1.500.000 = € 6.000. Dit betekent dat de bv beter voor dit vaste bedrag kan kiezen als de gemengde kosten in 2023 meer dan € 22.641 bedragen (26,5% x € 22.641 = € 6.000).

(Bron: De Jong & Laan)

Op welke manier kun je dit jaar nog fiscaal voordeel halen? Hoe kun je slim inspelen op de wijzigingen die in 2023 ingaan? Hieronder vind je tien belangrijke eindejaarstips! 

1. Optimaliseer de samenstelling van je box 3-vermogen 

Per 2023 wordt de heffingsgrondslag in box 3 aangepast. Dit systeem houden we in ieder geval tot 1 januari 2026.  Er wordt gestreefd vanaf deze datum belasting te heffen over het werkelijke rendement.   

De aanpassing per 2023 gebeurt op basis van de zogenoemde spaarvariant: de heffingsgrondslag van het vermogen van box 3 gaat uit van de werkelijke verdeling van je vermogen over drie vermogensgroepen:   

  • Banktegoeden  
  • ​Overige bezittingen (onder meer beleggingen en onroerend goed)   
  • Schulden  

Vervolgens wordt per vermogensgroep het box 3-inkomen berekend op basis van een verondersteld rendement:  


Over het berekende box3-inkomen ben je rekening houdend met de vrijstelling 32% belasting verschuldigd.

Tip: De spaarvariant geeft aanleiding om goed naar je vermogen in box 3 te kijken. Mogelijk hef je een zogenoemde Spaargeld-bv nu liever op. Of breng je juist overige bezittingen met een laag rendement over naar een bv of een open fonds voor gemene rekening.

2. Tarieven vennootschapsbelasting omhoog

De tarieven in de vennootschapsbelasting gaan omhoog en de lengte van de eerste schijf wordt kleiner. Vanaf 1 januari 2023 bedraagt het tarief tot een belastbare winst van €200.000 19% en daarboven 25,8%. Hierdoor worden winsten sneller in de hoogste schijf van 25,8% belast.


Deze ontwikkelingen kunnen reden zijn om:

  1. In 2022 te beoordelen of je binnen je bv-structuur winsten kunt verschuiven van bv’s die in de hoge tariefschijf vallen naar bv’s die in de lage tariefschijf belast worden. Denk bijvoorbeeld aan de hoogte van de management fee. Let op: dergelijke aanpassingen moeten wel altijd zakelijk zijn! 
  2. Voor 2023 een fiscale eenheid 2023 te heroverwegen. Daarbij spelen altijd diverse afwegingen een rol, waaronder de tariefsopstap. Wil je de fiscale eenheid per 1 januari 2023 verbreken, dan moet je voor deze datum bij de Belastingdienst hierom verzoeken.

3. Bereid je voor op mogelijke versobering bedrijfsopvolgingsregelingen

De financieel gunstige bedrijfsopvolgingsregelingen (BOR) voor schenk- en erfbelasting en box 2 van de inkomstenbelasting, staan al jaren ter discussie. Oneigenlijk gebruik van de vrijstelling wordt bestreden. Het is al aangekondigd dat verhuurd vastgoed van de bedrijfsopvolgingsregelingen wordt uitgesloten. Ondernemers die vastgoed exploiteren doen er verstandig aan zich te laten adviseren over de consequenties en zo mogelijk maatregelen te treffen. 

Ook in andere gevallen is het raadzaam om zo flexibel mogelijk te zijn en waar nodig voorbereidingen te treffen om snel te kunnen handelen als het kabinet de BOR gaat versoberen. In november 2022 komt het kabinet met een definitief standpunt over de bedrijfsopvolgingsregelingen. 

4. Plan de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling

De vrije ruimte in de werkkostenregeling bedraagt dit jaar 1,7% tot een loonsom van €400.000 en 1,18% over het meerdere. Gebruik de vrije ruimte zo mogelijk nog dit jaar, want ongebruikte vrije ruimte kun je niet doorschuiven naar 2023.

Heb je te weinig vrije ruimte voor 2022 en ga je 80% eindheffing betalen, beoordeel dan of je mogelijk uitgaven naar januari 2023 kunt schuiven. In 2023 heb je een vrije ruimte van 3% over de eerste  € 400.000 loonsom.

Ook de dga kan onder bepaalde voorwaarden gebruik maken van de vrije ruimte, eventueel gecombineerd met de toepassing van de concernregeling. Let dan wel goed op het bonusverbod als je gebruik hebt gemaakt van de NOW-regeling.

5. Vervroeg de aanschaf van vastgoed

De overdrachtsbelasting voor de aankoop van vastgoed (niet de woning voor eigen gebruik) stijgt van 8% naar 10,4%.    

Per 2021 was het algemene tarief al verhoogd van 6% naar 8%.  Per 2023 is er dus een verdere verhoging van het algemene tarief tot 10,4% voorgesteld. Per saldo gaan bedrijven en beleggers bij de aankoop van onroerende zaken meer overdrachtsbelasting betalen.   

Het verlaagde tarief van 2% én het zogenaamde starterstarief voor woningen voor eigen gebruik wordt niet aangepast.    

Bij voorgenomen aankoop van vastgoed is bij levering van het pand vóór 1 januari 2023 het overdrachtsbelastingtarief van 8% nog van toepassing, een besparing van circa 25%.

6. Schenk nog voor de eigen woning in 2022

De schenkingsvrijstelling ten behoeve van de eigen woning (ook wel de jubelton genoemd) wordt per 2024 volledig afgeschaft. Per 2023 wordt de eenmalige vrijstelling voor de eigen woning al verlaagd naar bijna €29.000. De huidige maximale vrijstelling bedraagt ruim €106.000. 

Deze eenmalige vrijstelling is mogelijk als de ontvanger of zijn of haar partner tussen de 18 en 40 jaar oud is en de jubelton gebruikt wordt om:  

  • Een eigen woning te kopen of te verbouwen. 
  • De hypotheek of restschuld van zijn/haar eigen woning af te lossen. 
  • De rechten van erfpacht, opstal of beklemming van zijn/haar eigen woning af te kopen. 

Let op!  
Voor de jubelton geldt dat het maximumbedrag van de vrijstelling verspreid over drie jaar kon worden geschonken. Voorgesteld is nu dat indien in 2022 voor het eerst is geschonken, het restant van de vrijstelling alleen nog in 2023 kan worden geschonken en niet meer in 2024. Als de jubelton in 2023 wordt geschonken, geldt in het geheel geen spreidingsmogelijkheid meer.  

Tip!  
Iemand die in 2022 of in 2023 een aanvullende schenking ontvangt, heeft nog wel tot uiterlijk 2024 de tijd om deze te besteden aan de eigen woning!

Tip!
Nu geen geld maar volgend jaar wel om de jubelton te schenken? Door in 2022 een hoger bedrag te schenken dan de reguliere jaarlijkse vrijstelling houd je de mogelijkheid om in 2023 de eigenwoningschenking onder voorwaarden aan te vullen

7. Voorkom dat heffingskortingen verloren gaan

Heb je als fiscale partner zelf geen of weinig inkomen, dan gaan waarschijnlijk je heffingskortingen (deels) verloren. Je kunt dit voorkomen door te zorgen voor inkomen in box 2, bijvoorbeeld door een dividenduitkering, en dit inkomen in de aangifte toe te delen aan de minstverdienende fiscale partner. Een andere mogelijkheid is het vermogen in box 3 bij de minstverdienende partner te laten belasten, zodat de heffingskortingen worden benut.

Let op het dividendverbod als je in de coronaperiode gebruik hebt gemaakt van de NOW!

8. Maak de juiste keuzes rondom giftenaftrek

Giften via de bank aan goede doelen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Er zijn diverse keuzemogelijkheden rondom de giftenaftrek:

  1. Gewone giften, met bepaalde aftrekdrempels. Denk dan aan de mogelijkheid van het clusteren van giften in 2022 om vervolgens in 2023 geen giften te doen.
  2. Periodieke giften waarvoor geen aftrekdrempels gelden, maar die wel schriftelijk vast moeten liggen en die voor meerdere jaren gelden.
  3. Giften via je bv, tot 50% van de winst en maximaal €100.000 euro.

Het is interessant om door te rekenen welke variant de meeste aftrek oplevert en het beste bij je past.

Houd er tot slot nog rekening mee dat door een beperking van de maximale aftrek in de aangifte inkomstenbelasting, de giftenaftrek steeds minder oplevert. Haal aftrekbare giften (vanuit privé) dus zo mogelijk naar voren. In 2022 levert een gift (afgezien van eventuele aftrekdrempels) een fiscaal voordeel op van maximaal 40%, in 2023 wordt dit circa 37%. Het clusteren van gewone giften in 2022 is daarom fiscaal extra de moeite waard.  

9. Beoordeel je gebruikelijk loon 

Als dga ben je verplicht om jezelf een minimaal salaris vanuit je bv uit te betalen. Dit minimale salaris is het hoogste van drie wettelijke mogelijkheden, namelijk €48.000, het loon van de meestverdienende werknemer, maar op minimaal 75% (doelmatigheidsmarge) van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking.  

Deze doelmatigheidsmarge vervalt per 2023. Het loon wordt dan dus minimaal gesteld op het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De kans is daarom groot dat je jezelf als dga vanaf 2023 een hoger loon moet toekennen. Fiscaal is het uitkeren van extra loon echter een dure optie om geld vanuit je bv naar privé te halen. Het levert daarom fiscaal nadeel op.

Let op! 
Zorg tijdig voor een goede onderbouwing van het gebruikelijk loon om discussie met de inspecteur hierover te voorkomen.    

10. Optimaliseer investeringsaftrek, let op tariefwijzigingen Vpb

Als je in je onderneming dit jaar meer dan €2.400 investeert, heb je mogelijk recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). Dit is een extra aftrek op de winst. De aftrek loopt af naarmate je meer investeert vanaf een bedrag van €110.999. Overschrijden de investeringen dit bedrag, overweeg dan investeringen aan het eind van dit jaar uit te stellen, zodat je door verdeling van de investeringen in 2022 en 2023 een hogere KIA krijgt. Investeer je dit jaar voor €2.400 of minder, overweeg dan juist een voorgenomen investering naar voren te halen en nog in 2022 te doen.

Heb jij of je bv voor de investering ook recht op energie-investeringsaftrek (EIA) of milieu-investeringsaftrek (MIA)? Beoordeel dan of het verstandig is om de investering nog in 2022 te doen. Pas aan het einde van 2022 wordt duidelijk welke investeringen in 2023 voor EIA en MIA in aanmerking komen. Komt een investering in 2023 niet meer voor EIA of MIA in aanmerking, dan kan je de investering beter nog in 2022 doen.

Voor de bv kan het voordelig zijn de investering juist uit te stellen naar 2023. Blijft het bedrijfsmiddel ook in 2023 op de ‘energielijst’ of ‘milieulijst’ staan, dan kan de EIA of MIA voor het bedrijfsmiddel in 2023 juist tot een hogere aftrek leiden. De verhoging van het tarief in de vennootschapsbelasting maakt het fiscale voordeel van EIA en MIA groter. Het vennootschapsbelastingvoordeel kan in het tarief zelf zitten (van 15% naar 19%). Het kan ook zijn dat de BV door de verkorting van de eerste tariefschijf van 395.000 euro naar 200.000, de aftrek in 2023 kan toepassen tegen het hoge vpb-tarief van 25,8%.   

Let op!
Een aantal van deze tips komt uit het Belastingplan 2023 dat nog door de Tweede en Eerste Kamer moet worden goedgekeurd. Ook worden er door het kabinet steeds nieuwe plannen bekendgemaakt of worden plannen herzien.

(Bron: Alfa)

Staatssecretaris Van Rij heeft vrijdag 4 november 2022 toegezegd dat er een massaal bezwaarprocedure zal komen waar alle niet-bezwaarmakers box 3 op kunnen meeliften. De proefprocedures die in het kader van die massaal bezwaarprocedure zullen worden opgestart zijn gericht op de vraag of niet-bezwaarmakers ook recht hebben op rechtsherstel. In sommige gevallen is het alsnog raadzaam om een zelfstandig verzoek tot ambtshalve vermindering van de aanslag te overwegen.

Staatssecretaris Van Rij heeft op vrijdag 4 november jl. in een brief aan de Tweede Kamer de toezegging gedaan dat alle niet-bezwaarmakers mee kunnen doen aan de nog op te starten proefprocedures. Zij hoeven daarom geen verzoek voor vermindering aanslag box-3 in te dienen. Anders hadden zij er voor moeten zorgen dat het verzoek voor het jaar 2017 nog in dit jaar door de Belastingdienst zou worden ontvangen.

Uitsluiting niet-bezwaarmakers terecht?

Het Ministerie van Financiën bood alle belastingplichtigen uit box 3 die tijdig bezwaar hadden gemaakt over de periode 2017 t/m 2020 al rechtsherstel. De overheid besloot niet-bezwaarmakers geen compensatie te bieden, in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad in mei dit jaar. Naar schatting ruim 1 miljoen mensen lopen daarmee een vorm van compensatie mis. Mede door een oproep van de Bond voor Belastingbetalers (BvB) medio oktober verzocht inmiddels een grote groep van de niet-bezwaarmakers om een ambtshalve vermindering van de aanslag. En er zouden ongetwijfeld dit jaar nog veel meer verzoeken gaan volgen. Dat leidde tot overleg tussen de staatssecretaris en belangenorganisaties – waaronder naast de BvB en de Consumentenbond onze beroepsorganisaties RB, NOB en NBA. Op basis van die gesprekken stelt de staatssecretaris nu voor om een ‘massaal bezwaar plus’-procedure in te richten. De bezwaarprocedure gaat over de vraag of niet-bezwaarmakers net zoals de bezwaarmakers in aanmerking komen voor rechtsherstel via de “forfaitaire spaarvariant”. Begin volgend jaar volgt meer duidelijkheid over de procedure.

Mogelijk verzoek om vermindering bij lager werkelijk rendement

Goed om te weten: bij het rechtsherstel via de forfaitaire spaarvariant wordt net als bij de in uw aangifte toegepaste “schijvenvariant” niet (volledig) aangesloten bij het werkelijke rendement. Toch is de forfaitaire spaarvariant volgens de staatssecretaris rechtvaardig. Daar valt over te redetwisten, maar dat is geen onderdeel van de massaal bezwaarprocedure. En de rechter hoeft dus niet te oordelen over de vraag of de forfaitaire spaarvariant wel rechtvaardig is. Stel, uw werkelijke rendement is lager dan het rendement zoals dat luidt op basis van de beide genoemde forfaitaire varianten. En stel dat de rechter in de massaal bezwaar procedure in het voordeel van de niet-bezwaarmakers beslist, dan heeft u recht op een correctie op basis van de forfaitaire spaarvariant, maar niet op basis van het werkelijk rendement. Wilt u ook die laatste mogelijkheid open houden en ook bij de rechter voorleggen, dan moet u alsnog een verzoek voor vermindering van de aanslag indienen. U moet dan wel het werkelijk rendement zelf inzichtelijk maken. Wij hebben daar geen zicht op:  In uw belastingaangifte hebben wij uw vermogen als basis genomen, waarop veronderstelde rendementen (forfaits) zijn losgelaten.

Uiterlijk 31 december indienen

Denkt u dat uw werkelijk rendement lager is dan de forfaitaire berekeningen? En wilt u dat aan de rechter voorleggen? Dan moet u wel eerst een verzoek om ambtshalve vermindering indienen en er in ieder geval voor het jaar 2017 voor zorgen dat dat verzoek uiterlijk 31 december 2022 door de Belastingdienst wordt ontvangen. Uw Flynth-adviseur kan u daarbij helpen. Het rendement, dat wij hebben becijferd in uw belastingaangifte, vindt u terug in uw fiscaal rapport. Op de website van de Belastingdienst staat een rekenmodel waarmee u het rendement kunt berekenen op grond van het rechtsherstel. Houd er rekening mee dat nog niet duidelijk is wat werkelijk rendement inhoudt: is het in- of exclusief niet gerealiseerde waardeveranderingen? Dat is de vraag. Waardeveranderingen zijn waardestijgingen of -dalingen die in de loop van het jaar hebben plaatsgevonden zonder dat u die bezittingen heeft verkocht. Ook daarover moet de rechter dus nog oordelen.

(Bron: Flynth)