All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, auto

Het algemene tarief voor de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak is dit jaar verlaagd naar 22%. Maar voor auto’s die al vorig jaar op kenteken zijn gezet, moeten werkgevers nog rekenen met het hogere tarief van 25%. Toch is hier geen sprake van discriminatie, oordeelde rechtbank in Den Haag onlangs.

Sinds 1 januari 2017 is het algemene bijtellingspercentage voor privégebruik van de auto van de zaak 22%. Voor die tijd was het reguliere percentage nog 25%. Het nieuwe, lagere percentage geldt alleen voor auto’s die na 1 januari 2017 op kenteken zijn gezet. Daardoor ontstaat de situatie dat voor een auto die op 2 januari 2017 op de weg is toegelaten 22% bijgeteld moet worden, terwijl voor een identieke wagen die op 30 december 2016 op kenteken is gezet het percentage 25% is. Dat is een ongelijke behandeling van gelijke gevallen vond de Vereniging Zakelijke Rijders, die een proefprocedure startte.

Lagere bijtelling door nieuwe zuinige auto’s

De rechtbank in Den Haag kreeg vier zaken voorgelegd, twee over een bestelauto en twee over een personenauto, die allemaal vóór 1 januari 2017 op kenteken waren gezet. De klacht was dus dat er sprake was van discriminatie. De inspecteur stelde echter dat de wetgever met deze regeling keurig binnen zijn ruime beoordelingsbevoegdheid was gebleven.
En ook de rechtbank kwam tot die conclusie. De overheid mag gelijke gevallen verschillend behandelen, tenzij daar geen redelijke gronden voor zijn. Maar de wetgever was hier niet buiten zijn boekje gegaan, oordeelde de rechter. De verlaging van het bijtellingspercentage is onder meer ingegeven doordat nieuwe auto’s steeds zuiniger worden. Dan is het logisch dat het lagere percentage alleen geldt voor ‘nieuwe’ auto’s. Dat ‘nieuw’ hier is gedefinieerd als ‘vanaf 1 januari 2017’ valt binnen de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever. Het beroep tegen de hoge bijtelling ging dus van tafel.

(Bron: Rendement)

Mevrouw X had van haar werkgever in 2013 twee auto’s ter beschikking gesteld gekregen. Het ging tot 5 november 2013 om een auto met een cataloguswaarde van € 33.885 (de 25%-auto) en daarna om een elektrisch aangedreven auto met een cataloguswaarde van € 51.865 (0%-auto). Mevrouw X hield voor beide auto’s een rittenregistratie bij. De 25%-auto had zij voor 376 km voor privédoeleinden gebruikt en de 0%-auto was voor 242 km voor privé gebruikt. Omdat de toegestane 500-km-grens was overschreden, legde de inspecteur een naheffingsaanslag LB op van (25% x € 33.885) x 52% x 308/365 dagen =) € 3.717. Mevrouw X ging in beroep. Hof Amsterdam had begrip voor de gedachtegang van mevrouw X dat het onjuist was om de met de 0%-auto gereden km’s in haar situatie mee te laten voor de vraag of de 500 km-grens was overschreden, omdat uit de wetsgeschiedenis bleek dat het de bedoeling van de wetgever was om het voordeel van het privégebruik van een 0%-auto niet in de heffing te betrekken. Het Hof vond het ook wel wrang, omdat mevrouw X uitsluitend met de 0%-auto tijdsevenredig gezien beduidend meer privé kilometers was gaan rijden, dan zij tot 5 november 2013 met de 25%-auto deed. Het privégebruik van de 25%-auto was immers – ook tijdsevenredig gezien – minder dan 500 km. Hier stond echter tegenover dat de Hoge Raad in een arrest van 17 december 1997 had beslist dat bij volgtijdelijk gebruik van aan een belastingplichtige ter beschikking gestelde auto’s voor de vraag of de 500 km-grens was overschreden, moest worden uitgegaan van het privégebruik van die auto’s tezamen, zodat de met de 0%-auto gereden privé km’s meetelden voor de vraag of de 500 km-grens grens was overschreden. Het Hof verklaarde het hoger beroep van mevrouw X ongegrond.

(Bron: FUTD)

Ondernemers met een auto van de zaak kunnen te maken krijgen met een hogere bijtelling voor het privégebruik. Dit is alleen het geval voor auto’s met een verlaagde bijtelling van 14% of 20%.

Tenaamstelling vóór 1 juli 2017

De verhoging van de bijtelling geldt voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 50 gram per kilometer, die vóór 1 juli 2012 voor het eerst op naam zijn gesteld. Is de auto op of na 1 juli 2012 van eigenaar gewisseld, dan geldt de bijtelling van 14% of 20% tot 1 juli 2017. Vanaf 1 juli 2017 is de bijtelling privégebruik voor deze auto’s verhoogd naar 25%. Is de auto sinds 1 juli 2012 niet van eigenaar gewisseld, dan blijft de verlaagde bijtelling nog tot en met 31 december 2018 van toepassing.

Andere auto’s

Voor andere auto’s hoeft niet te worden nagegaan of de auto van eigenaar is gewisseld. Voor deze auto´s blijft de bijtelling 60 maanden gelden, ook als de auto van eigenaar is gewisseld. De termijn van 60 maanden start op de eerste dag van de maand waarin de auto voor het eerst op naam is gesteld. Na 60 maanden moet de bijtelling opnieuw worden bepaald volgens de wetgeving die dan van toepassing is. Geldt op dat moment geen verlaagde bijtelling voor de desbetreffende auto? Dan bedraagt de bijtelling 25%.

[ Bron: Register Belastingadviseurs ]

BV X ontving naheffingsaanslagen LB voor 2009 tot en met 2013, omdat zij geen rekening had gehouden met een bijtelling voor het privégebruik van de auto die zij aan haar directeur ter beschikking had gesteld. De kilometeradministraties waren volgens de inspecteur onvoldoende controleerbaar. Rechtbank Den Haag was het daar op het beroep van BV X niet mee eens. Voor de jaren 2009 tot en met 2012 was gebleken dat de auto voor minder dan 500 km voor privédoeleinden was gebruikt, zodat die naheffingsaanslagen ten onrechte waren opgelegd. Voor 2013 was dit niet gebleken maar moest de naheffingsaanslag worden verminderd omdat de bijtelling ten onrechte over het hele jaar was berekend in plaats van over de periode van 1 januari tot en met 31 juli 2013. De inspecteur ging in hoger beroep. Hof Den Haag besliste echter dat de gebreken in de rittenadministraties niet van dien aard waren dat uit de rittenadministratie niet bleek voor welke doeleinden de directeur van BV X van de auto gebruik had gemaakt. De gebreken waren ook niet van dien aard dat bleek dat de auto in de jaren 2009-2012 voor meer dan 500 km was gebruikt voor privé. Het Hof was het niet met de inspecteur eens dat een deel van de ritten van de directeur naar het voetbalstadion waar BV X vier business seats tot haar beschikking had, niet zakelijk waren. De ritten waren gemaakt om contacten te leggen en te onderhouden met (potentiële) klanten. BV X had volgens het Hof aannemelijk gemaakt dat de ritten in overwegende mate zakelijke doeleinden dienden. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

(Bron: FUTD)

Werknemers die hun auto van de zaak mee op vakantie nemen, mogen hun buitenlandse kosten onder voorwaarden van de bijtelling aftrekken of declareren. Werkgevers moeten daar dan wel van tevoren schriftelijke afspraken over maken.

Als een werknemer zijn auto van de zaak meeneemt over de grens, is de kans aanwezig dat zijn Nederlandse tankpas het daar niet meer doet. Hij moet dan zijn benzine, diesel of autogas of elektriciteit dus zelf betalen. Als uw organisatie deze brandstof aan de werknemer wil vergoeden, kan dat op twee verschillende manieren. De werkgever moet van tevoren met de werknemer afspreken welke werkwijze er gehanteerd zal worden.

Brandstof aftrekken van de bijtelling

De buitenlandse brandstofkosten kunnen afgetrokken worden van de bijtelling die uw organisatie toepast voor het privégebruik van de auto van de zaak. Dat moet dan wel vóór de vakantie schriftelijk overeengekomen zijn en de werknemer moet na zijn vakantie betaalbewijzen overleggen. Er geldt bovendien een ondergrens: de aftrek voor de brandstof of de elektriciteit mag er nooit toe leiden dat de bijtelling negatief wordt. Vooral bij elektrische auto’s is die grens snel bereikt.

Declareren kan ook

De tweede optie is dat de werknemer zijn buitenlandse brandstofkosten declareert. De werkgever mag ze dan – als intermediaire kosten voor de auto van de zaak – onbelast vergoeden, net als bijvoorbeeld parkeerkosten. De bijtelling op het loon van de werknemer moet dan wel gewoon in stand blijven. Omdat dit verplicht belast loon voor de werknemer is, is deze optie voor de werknemer uiteindelijk minder voordelig dan het aftrekken van de brandstofkosten van de bijtelling. Bovendien moet de werkgever dan premie werknemersverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) betalen. Dat hoeft bij het aftrekken van de kosten van de bijtelling niet. Aan de andere kant maakt het niet meer uit hoeveel kosten de werknemer maakt in het buitenland: de grens van het bijtellingsbedrag geldt dan namelijk niet.

Tijdelijk andere auto mee

Neemt een werknemer tijdelijk een grotere auto of een auto met een groter bereik mee op vakantie, dan heeft dat gevolgen voor de bijtelling. Het tijdelijk vervangen van een auto van de zaak kan soms echter ook zonder dubbele bijtelling.

(Bron: Rendement.nl)

Gebruikt uw medewerker de auto van de zaak ook privé en geldt hiervoor het lagere bijtellingspercentage dan het standaardtarief van 25%? Let dan goed op de einddatum van deze overgangsregeling, want deze is maximaal 60 maanden. Houd er rekening mee dat bij een auto van de zaak die in 2012 op kenteken is gezet, deze lagere bijtelling in 2017 kan eindigen. Na 60 maanden geldt waarschijnlijk de bijtelling van 25%.

Zijn er binnen uw onderneming auto’s waarvan de bijtelling lager dan 25% van toepassing is en waarvan de 60 maanden termijn bijna verstreken is? Dan adviseren wij u om contact op te nemen met uw salarisadministratie en samen met hen een verdere afstemming te maken. 

Bijtelling privégebruik auto’s vanaf 2017

Voor de meeste nieuwe auto’s van de zaak waar ook privé mee wordt gereden geldt vanaf 2017 een standaardbijtelling van 22%. Alleen voor nieuwe auto’s zonder CO2-uitstoot geldt vanaf 2017 een lagere bijtelling van 4%. De bijtelling van 4% blijft gedurende 60 maanden na de Datum Eerste Toelating (DET) van de auto van kracht.

 

Overgangsrecht voor auto’s van vóór 1 januari 2017

Voor op 31 december 2016 bestaande auto’s is het overgangsrecht met ingang van 1 januari 2017 gewijzigd. Tot en met 2016 golden nog verschillende overgangsregimes die er grofweg op neerkwamen dat na de maand waarin de auto voor het eerst op kenteken was gezet voor 60 maanden een bijtellingspercentage van kracht was waarna een nieuwe termijn van 60 maanden in ging tegen het op dat moment geldende bijtellingspercentage.

Deze 60 maandensystematiek van het overgangsrecht is vanaf 1 januari 2017 nog maar mogelijk voor één termijn van 60 maanden. Hierna dient per jaar te worden beoordeeld welk bijtellingspercentage moet worden gehanteerd.

Voor auto’s met een Datum Eerste Toelating (DET) van uiterlijk 31 december 2016 bedraagt de bijtelling standaard 25%. Deze bijtelling is niet beperkt tot een periode van 60 maanden, maar geldt onbeperkt. Voor op 31 december 2016 bestaande auto’s kan dus geen gebruik worden gemaakt van het algemene bijtellingspercentage van 22% zoals dat geldt vanaf 1 januari 2017.

Er zijn een aantal uitzonderingen op bovenstaande regeling voor auto’s waarvan de datum tenaamstelling voor 1 juli 2012 (waarbij niet het standaard bijtellingspercentage wordt gehanteerd van 25%) en datum tenaamstelling vanaf 1 juli waarbij de eerste tenaamstelling voor 1 juli 2012 ligt.

(Bron: Mazars)

Per 1 januari 2017 zijn de percentages voor bijtelling van (bestel)auto’s van de zaak weer gewijzigd. In de meeste gevallen is het bijtellingspercentage verlaagd, maar voor bepaalde auto’s is er sprake van een verhoging van het percentage.

Verlaging van het bijtellingspercentage

Voor de meest vervuilende auto’s (CO2-uitstoot van 106 gram per kilometer of meer) is het bijtellingspercentage verlaagd van 25% naar 22%. Dit komt doordat de bijtelling voor alle leaseauto’s geleidelijk naar 22% gaat. Werkgevers en werknemers die vóór 1 januari 2017 een 25%-auto hebben gekocht of geleased, hoopten dat vanaf 1 januari hun bijtelling ook verlaagd zou worden naar 22%. Helaas is dit niet het geval.

Zelfde auto, maar verschillende bijtellingspercentages

Door bovenstaande kan een vervelende situatie ontstaan. Twee werknemers met dezelfde auto kunnen een ander bijtellingspercentage betalen. De werknemer bij wie het leasecontract is ingegaan in december 2016 betaalt 3% meer bijtelling dan zijn collega bij wie het leasecontract in januari 2017 is ingegaan. Dit lijkt op discriminatie. Twee organisaties in de automotive zijn daarom procedures gestart om de Hoge Raad hierover te laten oordelen. De organisaties verwachten dit kalenderjaar nog duidelijkheid hierover te krijgen. Wij zijn van mening dat de procedures niet veel kans van slagen zullen hebben. Belastingbetalers hebben recentelijk in zaken waar mogelijk discriminatie speelde ook al ongelijk gekregen.

Wat zijn de gevolgen van het verschil?

De financiële gevolgen van de hogere bijtelling voor auto’s die vóór 2017 voor het eerst op naam zijn gezet zijn relatief beperkt. Een werknemer met een auto met een cataloguswaarde van € 30.000 zou, als de procedures slagen, afhankelijk van zijn inkomen maximaal € 500 overhouden. Voor de werkgever is het voordeel in dit geval echter (ook afhankelijk van het inkomen) minder dan € 200. Wanneer het salaris inclusief bijtelling van de werknemer € 50.000 of meer bedraagt, dan heeft de hoogte van de bijtelling voor de werkgever (bijna) geen effect.

Bezwaar tegen hogere bijtelling

Het is voor werkgevers mogelijk om bezwaar te maken tegen de hogere bijtelling. Dit moet dan wel bij elke aangifte loonheffingen gebeuren. Werkgevers moeten dus twaalf of dertien keer per jaar bezwaar maken. Dat zal voor veel werkgevers waarschijnlijk nauwelijks opwegen tegen het financiële voordeel.

Wij adviseren u daarom het oordeel van de Hoge Raad af te wachten en waar nodig (en mogelijk) in actie te komen. Mocht u bezwaar willen maken tegen de aangifte loonheffingen, neemt u dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

(Bron: DRV)

De Hoge Raad heeft op 24 februari 2017 beslist dat de Belastingdienst voor de controle van rittenregistraties in het kader van het privégebruik van een auto van de zaak geen gebruik mag maken van met ANPR-camera’s (Automatic Number Plate Recognition) vastgelegde beelden. Voor het gebruik van deze beelden bestaat volgens de Hoge Raad geen toereikende wettelijke grondslag en dat is vereist op grond van artikel 8 EVRM. Het privéleven van de betrokkenen wordt geraakt door de manier van het verzamelen en gebruiken van de met ANPR-camera’s verkregen gegevens. Het gaat hier namelijk niet om één of enkele waarnemingen in de openbare ruimte, maar om het systematisch verzamelen, vastleggen, bewerken en jarenlang bewaren van gegevens over de bewegingen van voertuigen op diverse plaatsen in Nederland. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook als de Belastingdienst de ANPR-gegevens heeft verkregen van het Korps Landelijke Politiediensten op basis van artikel 55 AWR, en deze niet zelfstandig heeft verzameld. Ook artikel 55 AWR biedt volgens de Hoge Raad geen voldoende precieze grondslag voor het verzamelen, vastleggen, bewaren en gebruiken van de ANPR-gegevens.

(Bron: FUTD)

In uitgave 3 van de Nieuwsbrief Loonheffingen 2017 is aangegeven dat per 2017 voor de bijtelling privégebruik auto de zogenoemde datum van eerste toelating op de weg (DET) relevant is. Wat houdt dit in?

Per 1 januari 2017 wordt voor het bepalen van de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak niet meer gesproken over het moment waarop de auto voor het eerst op naam is gesteld, maar over de datum van eerste toelating op de weg (DET). In de praktijk zal dit meestal dezelfde datum zijn, maar bij auto’s uit het buitenland kan er verschil zijn.

Bijtelling auto’s van vóór 2017 blijft 25%

De bijtelling voor auto’s van de zaak met een DET van op of na 1 januari 2017 bedraagt 22% van de cataloguswaarde van de auto. Alleen voor nieuwe auto’s zonder CO2-uitstoot geldt nog een verlaagd bijtellingspercentage van 4%.Dit tarief geldt voor 60 maanden vanaf de eerste dag van de maand na de DET van de auto van de zaak.
Voor auto’s van de zaak die vóór 2017 voor het eerst te naam zijn gesteld, geldt standaard (voor niet-zuinige auto’s) gedurende 60 maanden een bijtellingspercentage van 25%. Dit percentage is per 2017 niet naar beneden bijgesteld. Pas na afloop van de periode van 60 maanden gaat het nieuwe regime gelden.

(Bron: Rendement)

Een werkgever moet in principe per door hem ter beschikking gestelde auto rekening houden met de bijtelling. Een werknemer komt alleen onder een dubbele of driedubbele bijtelling uit als hij per auto kan aantonen dat hij minder dan 500 privékilometers heeft gereden.

In een rechtszaak draaide het om een bv die drie auto’s op haar naam had staan. De auto’s werden gebruikt door haar directeur-grootaandeelhouder (dga). De bv hield voor slechts één auto rekening met de bijtelling, maar dat was voor de inspecteur niet genoeg. Die legde ook voor de andere auto’s naheffingsaanslagen op in verband met het privégebruik. Hier was de bv het niet mee eens en stapte naar de rechter.

Niet voldaan aan bewijslast

Daar voerde de bv aan dat haar dga slechts één auto privé gebruikte. De bv probeerde dit te nog te bewijzen met twee in allerijl opgestelde rittenregistraties, maar die vond de rechter niet overtuigend. Wel achtte de rechter bewezen dat alle drie de auto’s ter beschikking waren gesteld: de dga kon vrijelijk beschikken over de voertuigen. Daarom had de bv overtuigend moeten bewijzen dat er geen privégebruik had plaatsgevonden. Aangezien dit niet het geval was, oordeelde de rechter dat de inspecteur de naheffingsaanslagen voor twee extra bijtellingen terecht had opgelegd. De bv ging nog in cassatie bij de Hoge Raad maar dat mocht ook niet baten.

(Bron: Rendement)