Archive for februari, 2019

Aftrek voorbelasting als btw-belaste verkoop enig gebruik is

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Aftrek voorbelasting als btw-belaste verkoop enig gebruik is

Het werkelijk gebruik van een goed of dienst is bepalend voor de vraag of de ondernemer recht heeft op aftrek van voorbelasting. Zelfs als een ondernemer een goed uiteindelijk alleen gebruikt voor een btw-belaste verkoop, kan hij eventueel door herziening zijn voorbelasting volledig aftrekken.

Een bedrijf had op 20 april 2006 tien percelen gekocht voor € 500.000 inclusief btw van een bungalowpark. Het bedrijf heeft de voorbelasting niet afgetrokken. Het bedrijf sprak met de verkoper af dat op deze percelen een ontwikkeling van stacaravans zou plaatsvinden. Na het gereed komen van die stacaravans zou het bedrijf de percelen met stacaravans en al verkopen. Het bungalowpark en het bedrijf zouden de verkoopopbrengst gelijkelijk verdelen. Als gevolg van economische ontwikkelingen zijn de stacaravans nooit gebouwd. Op 8 februari 2013 heeft het bedrijf twee percelen weer geleverd aan het bungalowpark voor € 101.680,68 inclusief btw. Het bedrijf heeft deze twee percelen dus voor het eerst gebruikt voor een btw-belaste verkoop.

Cruciale rol

Hof Arnhem-Leeuwarden herleidt uit het Europees recht dat de aftrek van voorbelasting plaatsvindt conform het gebruik van de afgenomen prestatie. Het daadwerkelijke gebruik is leidend. Dit geldt nog sterker voor investeringsgoederen waarvoor een herzieningstermijn geldt, aldus het hof. Verder speelt het boekjaar van eerste ingebruikname een cruciale rol. Dan pas ontstaat over het daadwerkelijke gebruik voldoende duidelijkheid. Het bedrijf heeft de twee percelen verkocht met btw in het jaar van eerste ingebruikname. Daarom is de voorbelasting op deze percelen volledig aftrekbaar.

(Bron: Taxence)

Heeft u een kredietovereenkomst? Let op de risico’s!

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, lenen en schulden
Reacties uitgeschakeld voor Heeft u een kredietovereenkomst? Let op de risico’s!

Veel ondernemingen hebben een kredietovereenkomst gesloten bij een bank. Onderdeel van deze kredietovereenkomst is de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennootschappen die partij zijn bij de kredietovereenkomst. Hieraan zijn de nodige (aansprakelijkheids-)risico’s verbonden, ook voor de vennootschappen onderling.

Wat is hoofdelijke aansprakelijkheid? 

Hoofdelijke aansprakelijkheid betekent dat alle vennootschappen die partij zijn bij de overeenkomst aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verplichtingen op grond van de kredietovereenkomst. De belangrijkste verplichting is de terugbetaling van de openstaande schuld aan de Bank. Iedere vennootschap heeft dus een zelfstandige (terug-)betalingsverplichting jegens de Bank.  Leg ons eens een overeenkomst voor.

Ook in 2019 komen investeringen in energiezuinige technieken en duurzame energie in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Hieronder gaan wij in op de wijzigingen en in een separaat artikel gaan wij in op de wijzigingen in 2019 voor de Milieu-Investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL).

Wijzigingen EIA

  • De belangrijkste wijziging is dat het EIA percentage is verlaagd van 54,5% naar 45% . Het netto EIA-voordeel is in 2019 ongeveer 11% van de investeringskosten (dit was 13,5%).
  • Verbetering van het Energielabel van een gebouw wordt aantrekkelijker. Het maximum investeringsbedrag dat voor EIA in aanmerking komt wordt verhoogt van € 50 naar € 75 per m2 bvo per labelsprong. Bij een energieverbetering van D naar A (3 sprongen) is het netto voordeel € 24,75 p/m2. In 2018 was dit € 20,25 p/m2.
  •  Investeringen in verschillende soorten warmtepompen komen ook in 2019 in aanmerking. Opvallend is dat de maxima over het algemeen zijn verhoogd. Gasgestookte warmtepompen komen niet meer in aanmerking en hebben plaats gemaakt voor warmtepompen met halogeenvrij koudemiddel.
  • De aftopping op zonnepanelen voor het opwekken van energie is verwijderd omdat de aftopping de toepassing van innovatieve systemen, zoals zonvolgsystemen, belemmert. In 2018 was het maximale bedrag dat opgevoerd mocht worden € 750 per kW piekvermogen. In 2019 mag het gehele investeringsbedrag weer gemeld worden.
  • Op het gebied van ledverlichting komen alleen nog toepassingen in of bij bestaande bedrijfsgebouwen in aanmerking. Bij nieuwbouw wordt reeds de nieuwste ledverlichting meegenomen.
  • Nieuw op de energielijst zijn warmtewerende coatingen op de buitenschil van koel- en vrieshuizen. Door deze coating vermindert de benodigde hoeveelheid energie om deze koel- en vrieshuizen te koelen.
  • Ook de energie-efficiënte melkkoeling is aangepast. Alleen systemen waarbij zowel sprake is van melkvoorkoeling als warmteterugwinning op de koelinstallatie komen in aanmerking. Op deze manier wordt alle beschikbare warmte uit de melk nuttig gebruikt. Een elektrische boiler die wordt gevoed met warm water uit de warmteterugwinning komt nu ook in aanmerking.
  • Voor de energieproductie en -opslag zijn ook enkele wijzigingen. In het kader van het benutten van (overtollig) duurzaam geproduceerde energie is een langdurige opslag van warmte een goede oplossing. Langdurige warmteopslag vergt een speciale constructie van het opslagvat. Ook zijn er mogelijkheden voor accu’s om duurzaam opgewekte elektriciteit tijdelijk op te slaan, die voorkomen dat op momenten van veel aanbod en weinig vraag van elektriciteit de opwekking van duurzame elektriciteit moet worden beperkt. De ondergrens in de opslagcapaciteit vervalt om ook opslag met een kleinere capaciteit dan 10 kWh te ondersteunen.

Hebt u werknemers in dienst met een laag loon? Dan hebt u wellicht recht op een tegemoetkoming in de loonkosten. Ontdek of u in aanmerking komt en hoe u hiervan het meest kan profiteren.

Drie regelingen

De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) stimuleert organisaties om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen of te houden. De wet bestaat uit drie regelingen:

  • loonkostenvoordeel (LKV)
  • lage-inkomensvoordeel (LIV)
  • jeugd-LIV

Het loonkostenvoordeel is van toepassing bij oudere werknemers (vanaf 56 jaar), arbeidsgehandicapte werknemers die nieuw in dienst komen of herplaatst worden, werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden.

Het lage-inkomensvoordeel is bedoeld voor werknemers vanaf 22 jaar met een laag inkomen. En het jeugd-LIV geldt voor werknemers van 18 tot en met 21 jaar.

Bericht van het UWV

Elk jaar worden de grenzen voor het uurloon van het LIV vastgesteld. Als u recht hebt op een van deze tegemoetkomingen, dan krijgt u uiterlijk op 14 maart 2019  bericht van het UWV. De grenzen voor het LKV zijn nu gelijk gebleven.

Blijkt uit het bericht dat u dit jaar geen recht heeft op de tegemoetkomingen? Ga dan nog eens na of u geen fouten heeft gemaakt in de loonaangiftes.

Zo komt u in aanmerking

Hebt u nog geen ervaring met het LKV of LIV? Ga samen met uw adviseur na of u hiervoor in aanmerking kan komen. Voor het LIV of jeugd-LIV gaat dit heel gemakkelijk. U hoeft hiervoor niets aan te vragen, dit wordt automatisch afgegeven door het UWV.

Voor het loonkostenvoordeel (LKV) werkt dit anders. Als u een medewerker in dienst neemt die past in de doelgroep van het LKV, dan moet u de regeling binnen drie maanden na indiensttreding aanvragen bij het UWV.

Vervelende regel

Het UWV houdt zich strikt aan de driemaandentermijn en correctie is niet mogelijk. Dus, bent u te laat met de LKV-aanvraag? Dan kunt u deze tegemoetkoming nooit meer ontvangen voor de betreffende medewerker.

Dat vind ik een kwalijke zaak. Veel ondernemers lopen het voordeel mis, terwijl ze er wel recht op hebben. De regeling zou juist een stimulans moeten zijn om mensen aan te nemen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Zorg dus dat u het LKV op tijd aanvraagt, zodat u ook in aanmerking komt voor het loonkostenvoordeel voor deze werknemer(s).

Spelen met uren

Er is wel een manier om zo optimaal mogelijk te profiteren van het LIV. De hoogte van het LIV wordt aan het eind van het jaar vastgesteld, op basis van het aantal gewerkte uren en het uurloon.

Verwacht u dat uw medewerker net buiten de loon- en urengrens valt? Dan kunt u gedurende het jaar spelen met het loon. Bijvoorbeeld door een extra bonus te geven, zodat het jaarinkomen van de medewerker hoger uitvalt. Of door verwachte overuren eerder uit te betalen. En andersom kunt u een deel van het loon onbelast vergoeden, zodat u het inkomen verlaagt.

Verwacht u dat uw medewerker net buiten de loon- en urengrens valt? Dan kunt u gedurende het jaar spelen met het loon. Bijvoorbeeld door een extra bonus te geven, zodat het jaarinkomen van de medewerker hoger uitvalt. Of door verwachte overuren eerder uit te betalen. En andersom kunt u een deel van het loon onbelast vergoeden, zodat u het inkomen verlaagt.

(Bron: Accon AVM)

Afspraken over arbeidsvoorwaarden maar ook algemene afspraken kunt u vastleggen in een personeelshandboek. Dit zijn afspraken die voor alle werknemers binnen het bedrijf gelden en daarom is het verstandig om deze in één keer vast leggen in een personeelshandboek. In de individuele arbeidsovereenkomsten kunt u vervolgens een verwijzing maken naar het personeelshandboek. Wanneer u als bedrijf verplicht onder een cao valt doordat het bedrijf onder de werkingssfeer van een bepaalde cao valt en deze Algemeen Verbindend Verklaard (AVV) is, kunt u verwijzen naar de cao in het personeelshandboek.

Actualiseren


Het is goed om het personeelshandboek af en toe langs te lopen en waar nodig te actualiseren. Het kan zijn dat bepaalde regelingen verouderd zijn doordat de wetgeving is veranderd of doordat afspraken niet langer geldig zijn. U kunt, naast dat u het personeelshandboek op inhoud gaat actualiseren, ook het personeelshandboek tekstueel updaten. Nadat u het personeelshandboek heeft geactualiseerd stuurt u de nieuwe versie naar uw werknemers. Het is belangrijk om een korte samenvatting te maken van de wijzigingen die zijn doorgevoerd zodat het voor werknemers snel te zien is wat er geactualiseerd is.  

Privacywet


Per 25 mei is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in werking getreden. Door de komst van de AVG zijn de regels voor organisaties nog strenger geworden als het gaat om het verwerken van persoonsgegevens. Bovendien kunnen de gevolgen ook groter zijn wanneer persoonsgegevens niet op een juiste manier worden verwerkt. Het is dus belangrijk om uw personeel te informeren over de AVG zodat zij weten wat de richtlijnen binnen het bedrijf zijn voor het verwerken van persoonsgegevens. Daarnaast moeten de werknemers ook weten hoe zij moeten handelen in het geval van een datalek. Bij wie moet een datalek worden gemeld? En binnen hoeveel tijd moet een datalek worden gemeld? Een protocol meldplicht datalekken is daarom zeker aan te raden. Wanneer werknemers met persoonsgegevens werken, is ons advies om enkele protocollen toe te voegen aan het personeelshandboek of, wanneer uw personeelshandboek wellicht te lang wordt, om deze als losse bijlagen toe te voegen.

In een personeelshandboek staan bovendien ook vaak artikelen opgenomen over bedrijfsregels voor de omgang met systemen maar ook protocollen over internet, social media en e-mail gebruik. Het is raadzaam om ook hier eens naar te kijken en deze te updaten.

Werknemers vinden het vaak ook zelf fijn om geïnformeerd te worden over hoe hun werkgever om gaat met zijn/haar personeelsgegevens. Het is mogelijk om het personeelshandboek te starten met een privacyverklaring voor werknemers.

Tijd-voor-tijd regeling


Wanneer u bezig bent met het actualiseren van uw personeelshandboek, denk dan ook aan de nieuwe regels omtrent het meer- en overwerk. Wanneer een werknemer in een betaalperiode meer uren werkt dan de overeengekomen arbeidsduur, dan moet het totaal van deze uren (de contracturen plus meeruren) in elk geval tegen het wettelijk minimumuurloon worden uitbetaald. Per 1 januari 2019 is het dan ook niet zomaar toegestaan om de tijd-voor-tijd regeling schriftelijk met de werknemer te maken. De tijd-voor-tijd regeling moet vanaf dan in de cao zijn opgenomen. Wanneer er in de cao niets is opgenomen over de compensatie van meer- en overuren in tijd, dan moeten de extra uren altijd aan de werknemers worden uitbetaald indien het niet of gedeeltelijk uitbetalen van die meeruren tot gevolg zou hebben dat het loon over contracturen plus meeruren onder het naar evenredigheid vermeerderede wettelijk minimumloon zou uitkomen.

(Bron: Flynth)

Met ingang van 1 januari 2019 is het besluit SUWI aangepast in verband met de verwerking van persoonsgegevens door verzekeraars.

In het besluit is geregeld dat u bepaalde persoonsgegevens van uw werknemers mag uitwisselen aan de verzekeraar met wie u een verzekering wil sluiten of reeds gesloten heeft. U mag dus niet zonder meer allerlei informatie met hen delen.

Het besluit is tot stand gekomen in samenspraak met het Verbond van Verzekeraars en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).

Welke verzekeringen betreft het?

Het gaat om het afdekken van het risico voor uw loondoorbetalingsplicht tijdens de eerste twee ziektejaren van uw medewerkers, de keuze voor eigenrisicodrager schap voor de Ziektewet (ZW) en Werkhervattingsregeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en verzekeringen voor de bovenwettelijke aanvullingen op de WIA-uitkering.

Voor aanvang contract

Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, heeft de verzekeraar uiteraard gegevens nodig om een offerte te kunnen opstellen. Hiervoor mag u onder meer de volgende persoonsgegevens aan de verzekeraar verstrekken: geboortedatum, geslacht en gegevens over het dienstverband. Daarnaast  mag u gegevens met betrekking tot verzuimstatistieken aanleveren, zoals de gemiddelde duur van het verzuim, de verzuimfrequentie, het aantal werknemers dat ziek is en geanonimiseerde arbeidsongeschiktheidspercentages.

Aanvang contract

Bij de aanvang van de polis zijn naast bovenstaande- de volgende gegevens nodig voor de deelnemersregistratie: NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats), telefoonnummer, e-mail en eventueel verpleegadres, Burgerservicenummer (BSN) en vermeldingen van no-risk polissen.

Declaratie uitkering ziekengeld

Bij het indienen van een declaratie naar aanleiding van een ziekmelding mag u de volgende gegevens aanleveren: het arbeidsongeschiktheid- of werkhervattingspercentage. de loonwaarde van de werknemer, informatie over de algemene voortgang van de re-integratie en het re-integratietraject, waaronder ook gegevens over het plan van aanpak.

Medische gegevens of adviezen van de bedrijfsarts mogen dus nooit worden verstrekt, ook als de verzekeraar daarom vraagt.

Na bovenstaande informatie op een rij te hebben, kunt u op een juiste manier persoonsgegevens van uw werknemers delen met de verzekeraar!

(Bron: Flynth)

Ondernemers die aandelen in een bv verkopen en daar verlies op lijden, kunnen dat verlies omzetten in een belastingkorting. Maar bij het verzilveren van die korting is het wel opletten geblazen, met bijvoorbeeld de ‘wachtperiode’. De Belastingdienst heeft daarom de spelregels nog eens op een rijtje gezet in een handreiking.

De mogelijkheid om een belastingkorting te krijgen geldt alleen voor houders van een zogeheten aanmerkelijk belang. Dat is iedereen die een belang heeft van meer dan 5% in een vennootschap, bijvoorbeeld een directeur-grootaandeelhouder (dga). Als de verkoop van de aandelen in de vennootschap tegenvalt, ontstaat er voor de houder een verlies uit aanmerkelijk belang. Dit verlies valt in box 2 van de inkomstenbelasting (tool).

Korting op verschuldigde inkomstenbelasting

Maar om dit verlies uit aanmerkelijk belang is fiscaal gezien nog wel wat te doen. Een deel kan namelijk omgezet worden in een korting op de belasting die iemand moet betalen in box 1 van de inkomstenbelasting (tool). De Belastingdienst verrekent dan automatisch 25% van het verlies. Dit moet binnen negen jaar nadat het verlies uit aanmerkelijk belang is ontstaan gebeurd zijn.
Stel dat in 2018 een verlies uit aanmerkelijk belang is ontstaan van € 20.000, dan heeft de inspecteur dus tot en met 2027 om dit verlies te verrekenen. De belastingkorting komt dan op € 5.000 (25% van € 20.000). In principe wordt dit bedrag meteen verrekend met de verschuldigde inkomstenbelasting over 2020, en wat eventueel nog resteert volgt dan in de jaren erna.

Wachtperiode voor indienen verzoek belastingkorting

Om in aanmerking te komen voor de belastingkorting moet de belastingplichtige een schriftelijk verzoek indienen bij zijn belastingkantoor. De fiscus tipt dat het voor de verwerking makkelijk is als in dat verzoek ook meteen staat vanaf welk jaar de belastingkorting verrekend moet worden. Keurt de inspecteur het verzoek goed, dan krijgt de belastingplichtige een beschikking met daarin de vastgestelde korting. Op die beschikking is ook bezwaar mogelijk.
Bij het indienen van een verzoek voor een belastingkorting geldt wel een ‘wachtperiode’ van twee jaar. Verzoeken die al tijdens die periode worden ingediend neemt de fiscus niet in behandeling. Voor een snelle afhandeling van het verzoek raadt de Belastingdienst uiteraard aan om pas na de wachtperiode een brief te schrijven. Ook is het handig als aanvrager een definitieve aanslag inkomstenbelasting met het vastgestelde verlies uit aanmerkelijk belang kan overleggen.

Werkgevers denken soms dat een arbocatalogus niet nodig is omdat zij al een RI&E en plan van aanpak hebben. In de RI&E en het bijbehorende plan van aanpak staan al veel bedrijfsspecifieke maatregelen en ook in uw cao staan afspraken over arborichtlijnen en maatregelen. Toch heeft de arbocatalogus vaak toegevoegde waarde.

Er bestaan belangrijke verschillen tussen de arbocatalogus aan de ene kant en de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en het plan van aanpak aan de andere kant. De arbocatalogus is niet wettelijk verplicht en de RI&E en het plan van aanpak wel. Ten tweede is daar de werkingssfeer. De arbocatalogus werkt op sectorniveau en de RI&E en het plan van aanpak zijn van toepassing op een afzonderlijke organisatie.

OR of PVT betrokken bij samenstellen RI&E

Werkgevers- en werknemersorganisaties stellen gezamenlijk de arbocatalogus op, terwijl uw organisatie in samenwerking met de OR of PVT de RI&E en het bijbehorende plan van aanpak samenstelt. De RI&E dekt alle voorkomende risico’s, de catalogus meestal maar een deel daarvan. En natuurlijk is daar nog de status. De arbocatalogus is een oplossingenboek, dat wordt gebruikt als referentiekader bij handhaving, terwijl de RI&E en het PvA verplicht zijn voor de werkgever.

(Bron: Rendement)

Financiële verantwoording van veel ANBI’s is onvoldoende

Categories: ANBI (algemeen nut beogende instellingen)
Reacties uitgeschakeld voor Financiële verantwoording van veel ANBI’s is onvoldoende

Veel goede doelen hebben de administratie niet op orde en daardoor nog niet voldaan aan de verplichte financiële verantwoording van algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s). Dit blijkt uit een recente steekproef van Follow the Money bij vijftig goede doelen met een ANBI-status. Fraude bij dit soort organisaties ligt daardoor op de loer.

Uw organisatie kan met de ANBI-status profiteren van fiscale voordelen. Het is daarvoor echter wel vereist dat uw organisatie voldoet aan bepaalde voorwaarden. Voldoet uw organisatie aan de voorwaarden voor de ANBI-status, dan zijn daar wel een aantal verplichtingen aan verbonden. Een belangrijke verplichting voor een ANBI is de publicatieplicht. Een ANBI is verplicht om bepaalde gegevens op een internetsite te vermelden. Het gaat daarbij onder andere om de naam van de instelling, de namen van de bestuurders, het beloningsbeleid en de financiële verantwoording. Uit het onderzoek van Follow the Money blijkt dat die financiële verantwoording niet altijd aanwezig is.

Tijdig financiële verantwoording verzorgen

Bij de financiële verantwoording gaat het om de balans, de staat van baten en lasten en een toelichting. Uw organisatie moet deze gegevens binnen zes maanden na afloop van het boekjaar publiceren op de eigen website of een gemeenschappelijke website van bijvoorbeeld de brancheorganisatie. Follow the Money heeft onderzoek gedaan bij vijftig ANBI’s, die het afgelopen jaar regelmatig in het nieuws waren. Hieruit bleek dat bij achttien stichtingen de financiële verantwoording niet voldeed aan de eisen. Het gevolg hiervan is dat de transparantie van deze stichtingen onvoldoende is.

Kans op fraude is groter

De controle van ANBI’s is in handen van de Belastingdienst. Het is voor de fiscus echter niet mogelijk om alle ANBI’s te controleren en te kijken of ze nog wel aan de voorwaarden en verplichtingen voldoen. De kans op fraude bij deze stichtingen is daardoor groter. Om deze fraude te voorkomen, is het nodig om de controles te verbeteren. Later dit jaar stuurt de staatssecretaris van Financiën een brief met aanbevelingen om het begeleiden van ANBI’s te verbeteren. 

Door bewust geen aftrek lijfrentepremies toe te passen, kan de verzekeringnemer geen beroep doen op de verruiming van de saldomethode.

In 2013 ontving een verzekeringnemer uitkeringen uit een levensverzekering met lijfrenteclausule. De inspecteur belastte de uitkering. De man meende dat de uitkering onbelast was, omdat hij in de jaren 1995 tot en met 2000 de premies niet in aftrek had bracht, omdat hem dit geen fiscaal voordeel meer zou opleveren, naast de andere aftrekposten. Bij Hof Amsterdam is de belastbaarheid van de ontvangen lijfrente-uitkering in geschil. Volgens het hof moet worden getoetst aan de voorwaarden van een goedkeurend besluit uit 1990 (Besluit van 29 juni 1990, DB90/3579). Een belastingplichtige moet eerst proberen om via een ambtshalve vermindering alsnog aftrek van de premies te krijgen. Kan dat niet meer, dan kan de saldomethode worden toegepast, zodat de uitkeringen pas belast zijn nadat deze de betaalde premie overstijgt. Om deze saldomethode te kunnen toepassen moet de belastingplichtige aantonen dat het niet in aftrek brengen van de premies niet te wijten is aan opzet of grove schuld. Anders gezegd, er moet daadwerkelijk sprake zijn van verzuim en niet van een welbewuste afzien van aftrek.

Welbewuste keuze

De verzekeringnemer bevestigt voor het hof dat het niet in aftrek brengen van de premies gedurende de jaren 1995-2000 door hem berustte op de gedachte dat de uitkeringen onbelast zouden blijven. Het hof ziet hierin een welbewuste keuze van de belastingplichtige en geen verzuim. Op grond hiervan kan de belastingplichtige de verruimde saldomethode niet toepassen. Ook vindt de man geen gehoor bij het hof voor zijn standpunt dat de uitkomst, waarbij de premies niet in aftrek zijn gebracht en de uitkeringen belast zijn, onredelijk is. Het staat de rechter niet vrij de redelijkheid en de billijkheid van de wet te beoordelen, gezien het wettelijke verbod hiervan.