All posts in Nieuws voor het MKB(BV), personeelszaken, vakantie (ook vorstvelet)

Vanaf 1 juli 2023 vervallen de wettelijke vakantiedagen die uw werknemers in 2022 hebben opgebouwd. U bent verplicht om uw werknemers hiervan op tijd op de hoogte te stellen en hen de mogelijkheid te geven om de vakantiedagen nog wel te benutten. Hoe zit het precies?

Juridische richtlijnen vakantiedagen

Informeer uw werknemers op tijd en duidelijk over de vervaltermijn. Informeert u uw werknemers niet op tijd? Dan behoudt uw werknemer zijn of haar recht op de nog niet-opgenomen wettelijke vakantiedagen ná afloop van de vervaltermijn. Deze wettelijke vakantiedagen verjaren dan pas vijf jaar na het jaar van opbouw, net als bovenwettelijke vakantiedagen.

Hoe kunt u uw medewerkers informeren over de vervaltermijn?

Hoe kunt u uw werknemers op de hoogte brengen van de naderende vervaltermijn? Stuur bijvoorbeeld een schriftelijke herinnering over de vervaltermijn van de vakantiedagen. Als u uw werknemers nog niet schriftelijk heeft geïnformeerd voor de naderende vervaltermijn van 1 juli 2023, doe dit dan alsnog. Als u uw werknemers al wel heeft gewaarschuwd, overweeg dan om hen binnenkort nogmaals via de mail te herinneren aan de wettelijke vervaltermijn.

Bevestiging van ontvangst

Een andere tip: laat uw werknemers bevestigen dat ze het bericht hebben ontvangen. Op deze manier kunt u achteraf bewijzen dat u hen tijdig op de hoogte heeft gesteld. Als een werknemer zijn wettelijke dagen niet op tijd opneemt, kunt u ervan uitgaan dat hij dat met opzet niet heeft gedaan.

Creëer aantrekkelijke omstandigheden

Het is niet toegestaan om wettelijke vakantiedagen tussentijds uit te betalen of te verrekenen met ziektedagen. U kunt uw werknemers niet dwingen om vakantiedagen op te nemen. U kunt het echter wel aantrekkelijk maken, bijvoorbeeld door werk bij de werknemer weg te nemen. Zorg voor goede interne afstemming en laat bijvoorbeeld leidinggevenden een belangrijke rol spelen.

Zorgvuldig implementeren bedrijfsregeling

U kunt collectieve vakantiedagen vaststellen volgens de wet, maar alleen als dit is geregeld in de cao of arbeidsovereenkomst. Vaak wordt de vrijdag na Hemelvaart gekozen. Als u een bedrijfsregeling wilt invoeren, heeft u de goedkeuring van uw werknemers nodig.

(Bron: ABAB)

In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is opgenomen dat werknemers jaarlijks recht hebben op vakantietoeslag. Dit is 8% over hun brutoloon dat is verdiend gedurende het afgelopen jaar. Tot dit loon behoren ook: provisie, prestatiebeloningen, gevarengeld, fooien, dertiende maand en overwerkloon. Het kan wel zijn dat hier bijvoorbeeld in een cao of personeelsreglement afwijkende afspraken over zijn gemaakt.

Wanneer een werknemer een deel van zijn bovenwettelijke vakantiedagen laat uitbetalen, dient de werkgever hierover vakantietoeslag te berekenen.

Ook een arbeidsongeschikte werknemer bouwt vakantietoeslag op. De vakantietoeslag wordt berekend over het loon dat doorbetaald wordt door de werkgever.

Hoe wordt de vakantietoeslag belast?

Op de vakantietoeslag wordt de tabel voor bijzondere beloningen toegepast. Uit deze tabel komt het zogenoemde percentage bijzonder tarief. Het percentage bijzonder tarief wordt bepaald aan de hand van het fiscale jaarsalaris over het voorgaande jaar (conform de richtlijnen van de Belastingdienst). Wanneer een werknemer in de loop van een jaar in dienst treedt, dan wordt een inschatting gemaakt van het jaarsalaris. Op basis van dit jaarloon wordt het percentage aan loonheffing voor het bijzonder tarief bepaald. Het van toepassing zijnde tarief is te vinden in de witte tabel voor bijzondere beloningen. (bron: wit_bb_nl_std_alg_20230101 (belastingdienst.nl))

Verschillende loonheffingspercentages

Omdat de loonheffingskorting afhankelijk is van de hoogte van het inkomen, wordt er tevens een verrekeningspercentage loonheffingskorting toegepast op bijzondere beloningen zoals de vakantietoeslag. Inkomens tussen € 11.600,- en € 21.483,-  (in 2022) krijgen dan te maken met een korting van wel 29,86%. Het risico hiervan is dat vooral flexwerkers die onregelmatig werken (zoals parttimers, uitzendkrachten en oproepkrachten) op moeten passen. Dit kan ook gelden voor werknemers die meerdere werkgevers hebben. Specifiek degenen die in een bijzonder tarief van 7,07% vallen.  Dit kan ook gelden voor werknemers met recentelijke forse loonsverhoging. Met ‘oppassen’ wordt bedoeld dat als zij meerdere dienstbetrekkingen hebben of gedurende het jaar meer werken en dus meer verdienen bij dezelfde werkgever, ze met het totale inkomen in een hogere belastingschijf terechtkomen. Hierdoor kunnen ze onverwacht met een naheffing te maken krijgen in de inkomstenbelastingaangifte.

Verschillen loonheffingspercentages

In onderstaand voorbeeld hebben wij een 3-tal berekeningen gemaakt om de gevolgen van de verschillen in de loonheffingspercentages te verduidelijken (op basis van de witte jaarloontabel voor bijzondere beloningen 2023):

  1. Iemand geniet op jaarbasis € 18.000 aan salaris, € 1.440,- aan vakantiegeld. Het jaarloon bedraagt € 19.440,-
    € 1.440,- zal tegen het bijzondere tarief berekend worden in dit geval 7,07% = € 102,-
  2. Iemand geniet op jaarbasis € 20.000 aan salaris, € 1.600,- aan vakantiegeld. Het jaarloon bedraagt € 21.600,-
    € 1.600,- zal tegen het bijzondere tarief berekend worden in dit geval 33,84% = € 541,-
  3. Iemand geniet op jaarbasis € 21.000 aan salaris, € 1.680,- aan vakantiegeld. Het jaarloon bedraagt € 22.680,-
    € 1.680 zal tegen het bijzondere tarief berekend worden in dit geval 39,94% = € 671,-

Conclusie

U ziet dat in bovenstaande berekeningen dat bij een geringe stijging van het jaarloon een heel ander percentage bijzonder tarief van toepassing kan zijn.

Het kan dus raadzaam zijn om dit met uw medewerker tussentijds te bespreken. Een werknemer kan u een schriftelijk verzoek doen om een hoger percentage voor het bijzondere tarief vast te laten stellen. Let op: u mag dit niet op eigen initiatief doen. Dit is alleen mogelijk op schriftelijk verzoek van uw medewerker.

(Bron: Van Oers)

Als gevolg van de coronacrisis is het wellicht wat onderbelicht gebleven: partners van moeders kunnen sinds 1 juli 2020 aanspraak maken op aanvullend geboorteverlof. Het aanvullend geboorteverlof heeft tot doel een positieve bijdrage te leveren aan de band tussen ouder en kind, maar ook om ouders in staat te stellen de zorgtaken meer te verdelen, zodat moeders in potentie meer ruimte hebben om zich te ontwikkelen en hun arbeidsduur op peil te houden. Wat zijn de belangrijkste voorwaarden en aandachtspunten?

Uitgangspunten

Het geboorteverlof is beschikbaar voor de echtgenoot of geregistreerd partner van de moeder, de persoon met wie de moeder ongehuwd samenwoont of de persoon die het kind erkent. Sinds 1 januari 2019 bedraagt het geboorteverlof eenmaal het aantal werkuren per week. Bij een arbeidsomvang van 40 uur per week bestaat dus recht op 40 uur geboorteverlof met behoud van loon. Als de partner van baan wisselt, dan blijft het recht op geboorteverlof bestaan.

Aanvullend geboorteverlof

Sinds 1 juli 2020 kan een partner tevens aanspraak maken op aanvullend geboorteverlof. Dit aanvullend geboorteverlof komt neer op maximaal 5 weken verlof. Bij een arbeidsomvang van 40 uur per week gaat het om maximaal 200 uur aan aanvullend geboorteverlof. Het aanvullend geboorteverlof moet worden opgenomen binnen 6 maanden na de geboorte van het kind.

Loon

Tijdens het aanvullend geboorteverlof bestaat geen recht op loon, maar kan wel aanspraak worden gemaakt op een uitkering van het UWV. Deze uitkering bedraagt 70% van het dagloon (tot een maximum van 70% van het maximumdagloon). De werkgever vraagt de uitkering voor de werknemer aan bij het UWV. De aanvraag moet worden ingediend in de periode tussen 4 weken voor het verlof en 4 weken na het verlof. Bij de aanvraag moet worden doorgegeven of de uitkering via de werkgever of rechtstreeks aan de werknemer moet worden voldaan. De werkgever kan ervoor kiezen om de uitkering te suppleren.

Vakantie

Tijdens het aanvullend geboorteverlof behoud een werknemer in beginsel recht op vakantie. Het is niet toegestaan om het geboorteverlof met vakantiedagen te verrekenen. Wel kan bij schriftelijke overeenkomst worden afgesproken dat de werknemer tijdens het aanvullend geboorteverlof geen of minder bovenwettelijke vakantiedagen opbouwt. Aan de opbouw van wettelijke vakantiedagen mag niet worden getornd.

Ouderschapsverlof

Eerder dit jaar maakte het kabinet ook bekend dat het vanaf augustus 2022 uitvoering zal geven aan een Europese richtlijn op grond waarvan er voor de eerste 9 weken van de in totaal 26 weken aan ouderschapsverlof ook een uitkering bij het UWV kan worden aangevraagd. Deze uitkering zal neerkomen op 50% van het dagloon, tot maximaal 50% van het maximumdagloon. De 9 weken moeten wel worden opgenomen in de eerste levensjaar van het kind. De overige 17 weken kunnen tot het achtste levensjaar worden opgenomen. Op deze manier probeert het kabinet verdere stappen te zetten in het ondersteunen van ouders bij het combineren van arbeids- en zorgtaken.

(Bron: BDO)

Het kwik bereikte deze week op enkele plekken temperaturen van meer dan 40 graden Celsius. Bij dergelijke temperaturen stromen de verzoeken tot het opnemen van vakantiedagen doorgaans binnen. Wanneer de bedrijfsvoering dit toelaat stem je hier als werkgever graag mee in. Het kan echter gebeuren dat een werknemer op enig moment meer vakantiedagen heeft opgenomen dan opgebouwd, bijvoorbeeld wanneer de werknemer eerder uit dienst treedt dan verwacht. De vraag doet zich voor of een werkgever vervolgens gerechtigd is het minsaldo aan vakantiedagen met de eindafrekening te verrekenen.

De opbouw van vakantie

Volgens de wet heeft een werknemer elk jaar recht op viermaal de arbeidsduur per week aan vakantie. Bij een dienstverband van 40 uur per week komt dit neer op 20 vakantiedagen van 8 uur per dag. Deze dagen zijn niet in januari ineens beschikbaar maar worden gedurende het jaar opgebouwd. Dit betekent dat een werknemer die geen vakantie overheeft van het afgelopen jaar en in de maand januari een aantal weken op vakantie gaat, na zijn vakantie een minsaldo heeft opgebouwd.

Verrekenen met de eindafrekening

De rechtspraak is verdeeld over de vraag of een dergelijk minsaldo aan vakantiedagen met de eindafrekening mag worden verrekend. Veel rechters zijn van mening dat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. De wet bepaalt namelijk alleen dat een plussaldo aan vakantiedagen bij het eindigen van een dienstverband moet worden uitbetaald. Zo oordeelde de rechtbank Haarlem in 2010 dat een werkgever die besluit om in te stemmen met vakantie waarvoor het vakantiesaldo niet toereikend is, vervolgens achteraf niet het minsaldo aan vakantiedagen met de eindafrekening kan verrekenen. De werkgever had vooraf met de werknemer moeten afspreken dat het minsaldo bij uitdiensttreding met de eindafrekening zou worden verrekend. Door dit niet te doen waren de vakantiedagen een gunst van de werkgever geworden.

De rechtbank Limburg kwam in 2018 echter tot het oordeel dat er wel degelijk sprake was van een wettelijke grondslag om vakantiedagen te verrekenen met de eindafrekening. Vakantiedagen zijn volgens de rechtbank namelijk een op te bouwen tegoed op uitbetaling van loon op dagen waarop niet wordt gewerkt. Wanneer er teveel vakantiedagen worden opgenomen, wordt er door de werkgever dus ook teveel loon uitbetaald. Als een werknemer vervolgens uit dienst treedt voordat de vakantiedagen kunnen worden opgebouwd, dan is de eerdere uitbetaling van loon tijdens vakantie onverschuldigd geweest, zodat de werknemer dit loon moet terugbetalen.

Conclusie

De rechtspraak is vooralsnog verdeeld over de vraag of een minsaldo aan vakantiedagen met de eindafrekening kan worden verrekend. Voor werkgevers is er echter een simpele oplossing: spreek vooraf met een werknemer af dat een eventueel minsaldo met de eindafrekening wordt verrekend. Dit kan in de arbeidsovereenkomst maar ook in een toepasselijk personeelsreglement. Zo voorkom je als werkgever dat welwillendheid tot het verlenen van vakantie uiteindelijk voor eigen rekening komt. Pas na gedane arbeid is het immers goed rusten

1 januari a.s. maakt het kraamverlof plaats voor het geboorteverlof. Tegelijk wordt het adoptie- en pleegzorgverlof verlengd naar zes weken (was vier). Als werkgever is het raadzaam om uw personeelsreglement hierop in te richten. Ontdek wat u kunt doen.

Met de ‘Wet invoering extra geboorteverlof’ (WIEG) gaan uw medewerkers die meer dan twee dagen werken er volgend jaar op vooruit. In plaats van twee dagen kraamverlof, krijgen zij een geboorteverlof met een duur van één werkweek.

Recht op volledig loon
Een werknemer die 36 uur per week werkt, heeft straks dus recht op 36 uur verlof na de bevalling van zijn partner. Tijdens dit verlof houdt de werknemer recht op het volledige loon. Er kan een uitzondering zijn. Staan er in de cao of een regeling met de ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (PVT) afwijkende afspraken over het kraamverlof? Dan blijven deze afspraken gelden totdat de cao of regeling is verlopen. Dit geldt uiterlijk tot 1 juli 2019.

Vanaf 1 juli 2020 krijgen werknemers naast het geboorteverlof ook recht op aanvullend geboorteverlof. Dit aanvullende verlof bedraagt vijfmaal de wekelijkse arbeidsduur. Een fulltime werknemer kan dan dus in totaal zes weken verlof opnemen.

Start geboorteverlof
Het geboorteverlof gaat direct in na de dag van de bevalling. Op de dag van de bevalling zelf heeft uw werknemer zogenaamd calamiteitenverlof. Het geboorteverlof moet binnen vier weken na de bevalling worden opgenomen. Tegelijk vervalt het recht op een voorschot van drie dagen ouderschapsverlof dat medewerkers (nu nog) aansluitend op het kraamverlof kunnen nemen.

Adoptie- en pleegzorgverlof

Het adoptie- of pleegzorgverlof wordt verlengd naar zes weken (nu nog vier). Uw werknemers hebben dan recht op een uitkering van 100 procent van het dagloon (tot max. het  maximumdagloon). Werknemers kunnen het adoptie- en pleegzorgverlof opnemen vanaf vier weken voor de eerste dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen tot 22 weken daarna. Uw werknemer hoeft dit verlof niet in één keer op te nemen. Spreiden over 26 weken is ook mogelijk.

(Bron: Flynth)

De Eerste Kamer is akkoord met het wetsvoorstel Invoering extra geboorteverlof (WIEG). Daarmee wordt het kraamverlof per 1 januari 2019 vervangen door het geboorteverlof.

Wat houdt de WIEG in?

Door de WIEG kunnen partners na de bevalling van hun partner straks eenmaal de wekelijkse arbeidsduur opnemen als verlof. In deze periode moet de werkgever het volledige loon van de werknemer doorbetalen. Iedere werknemer die meer dan twee dagen per week werkt, gaat er dus per 2019 op vooruit.

Ingangsdatum

De wet gaat in principe per 1 januari 2019 in. Werknemers van wie hun partner op 1 januari 2019 of daarna bevalt, hebben dus recht op het geboorteverlof. Werknemers met partners die op 31 december 2018 of daarvoor bevallen, hebben nog recht op kraamverlof; dit zijn twee vrije dagen na de bevalling van de partner.

Let op: als er in de cao of een regeling met de ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging afwijkende afspraken zijn gemaakt, dan blijven die afspraken gelden totdat de cao of regeling is verlopen, maar uiterlijk tot 1 juli 2019.

Aanvullend geboorteverlof

Per 1 juli 2020 hebben werknemers ook recht op aanvullend geboorteverlof na de bevalling van hun partner. De duur van dit aanvullende verlof is vijf keer de wekelijkse arbeidsduur. In totaal, met geboorteverlof en aanvullend verlof, kan een fulltime werknemer dus zes weken verlof krijgen. Tijdens het aanvullende verlof krijgt de werknemer een uitkering van UWV, wat 70% van zijn dagloon bedraagt (tot 70% van het maximumdagloon).

Adoptie- en pleegzorgverlof

De WIEG bevat ook een uitbreiding van het adoptie- en pleegzorgverlof per 1 januari 2019. Werknemers die een kind adopteren of een pleegkind in huis nemen, hebben vanaf dan recht op zes weken verlof in plaats van vier weken.

(Bron: ABAB)

Een werknemer oproepen wanneer het druk is in het bedrijf en dan alleen die uren betalen waarop de oproepkracht gewerkt heeft. Klinkt ideaal. Maar mag u ook een all-in salaris betalen?

Geregeld wordt de vraag gesteld of het vakantiegeld (minimaal 8 procent) en de opbouw van de vakantiedagen afgekocht mogen worden. Door bijvoorbeeld het in geld te waarderen en in het salaris mee te nemen, oftewel een all-in salaris te betalen. Het scheelt een hoop rekenen en administratie. Maar is het geoorloofd om in een (oproep)overeenkomst een salaris af te spreken dat inclusief vakantiebijslag en inclusief vakantiedagen is?

Vakantiebijslag in het uurloon

In de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag is bepaald dat de vakantiebijslag maandelijks, of per loonbetalingsperiode, mag worden uitbetaald. Voorwaarde is wel dat dit schriftelijk is overeengekomen en niet in strijd is met de (mogelijk) van toepassing zijnde cao.
Oftewel; als dit in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, dan is de vakantiebijslag in het salaris inbegrepen en is dit geoorloofd. De vakantiebijslag moet wel gespecificeerd zijn op de salarisstrook.

Let op

Het met de werknemer overeengekomen salaris exclusief de vakantiebijslag moet minimaal zo hoog zijn als het wettelijk minimumloon.

Vakantiedagen in het uurloon

Met vakantiedagen ligt dit anders. Formeel verbiedt de wet het afstand doen van vakantiedagen tegen uitbetaling van geld tijdens het dienstverband. De wetgever wil dat de werknemer daadwerkelijk gelegenheid krijgt vakantie op te nemen en uit te rusten (te recupereren).

Rechters blijken met deze regel pragmatisch om te gaan en staan onder voorwaarden een all-in uurloon met inbegrip van vakantiedagen toe. De voorwaarden waaronder rechters dat hebben toegelaten zijn:

  • Als er heel onregelmatig (weinig) wordt gewerkt, circa 10 tot 15 uur in de maand, en daarmee de loonwaarde van de vakantie dus erg laag is.
  • Op de loonstroken van werknemer moet duidelijk zichtbaar zijn welk deel van de loonbetaling het reguliere loon betreft, welk deel vakantietoeslag en welk deel betaling voor vakantiedagen.
  • Het dient inzichtelijk te zijn dat de werknemer daadwerkelijk vrije dagen opneemt, als ware het vakantiedagen. De werkgever moet dus zorgen voor een duidelijke vakantieadministratie en een controle daarop.
  • Het uitbetalen van de vakantiedagen mag er niet voor zorgen dat de werknemer niet meer op vakantie gaat en de werkgever mag de vakantieopname niet belemmeren.
  • De opgenomen vakantiedagen worden geregistreerd door werkgever als ware het de opname van vakantie.
  • De werknemer mag van het systeem van het all-in uurloon geen financieel nadeel ondervinden.

De afspraak dat het salaris inclusief vakantiedagen is, moet net als bij de maandelijkse uitbetaling van het vakantiegeld expliciet zijn opgenomen in de arbeidsovereenkomst.

(Bron: GT)

Vanaf 1 januari 2012 gelden andere regels met betrekking tot de opbouw en de verjaring c.q. het vervallen van vakantiedagen. Dit stappenplan helpt bij het opzetten van de vakantiedagenadministratie.

Stappenplan

  1. Maak per 31 december 2011 de balans op van het aantal openstaande vakantiedagen per werknemer.
  2. Ga na welke verjaringstermijn voor welke vakantiedag geldt, houd daarbij in het achterhoofd dat:
    • Wettelijke vakantiedagen, opgebouwd tot 1 januari 2012, vijf jaar na het jaar waarin ze zijn toegekend verjaren;
    • Bovenwettelijke vakantiedagen ook vijf jaar na het jaar waarin ze zijn toegekend verjaren, tenzij daarover andere afspraken gelden;
    • Tot 1 januari 2012 geldt dat de vakantiedagen die als eerst zijn opgebouwd, als eerste worden opgenomen.
  3. Bevestig het vakantiedagensaldo per 31 december 2011 schriftelijk aan uw werknemers.
  4. Vul de oude en de nieuwe vakantiedagen in in onderstaand schema op volgorde van de eerstkomende verval- of verjaringsdatum.

Het overzicht kan er dan als volgt uitzien:

Aantal dagen Soort Invullen: Jaartal toegekend Verjarings-/vervaltermijn Verval-/verjaringsdatum
• Wettelijk oud …. → 5 jaar In volgorde zetten; eerstkomende datum bovenaan.
• Bovenwettelijk oud …. → 5 jr, tenzij anders afgesproken
• Wettelijk nieuw …. → ½ jr, tenzij anders afgesproken
…. → 5 jr, tenzij anders afgesproken
• Bovenwettelijk nieuw …. → 5 jr
• Niet kunnen genieten ….


Voorbeeld

Dag Soort Jaartal toegekend Verjarings-/vervaltermijn Verval-/verjaringsdatum
20 Wettelijk nieuw 2012 ½ jaar 1 juli 2013
4 Wettelijk oud 2010 5 jaar 1 januari 2016
3 Bovenwettelijk oud 2010 5 jaar 1 januari 2016
2 Wettelijk oud 2011 5 jaar 1 januari 2017
4 Bovenwettelijk oud 2011 5 jaar 1 januari 2017
4 Bovenwettelijk nieuw 2012 5 jaar 1 januari 2018

Als een werknemer vakantiedagen wil opnemen, dan neemt hij als eerste die dagen op die als eerste vervallen of verjaren.

Voorbeeld
Als deze werknemer bijvoorbeeld 30 vakantiedagen wil opnemen, dan neemt hij dus

  • 20 nieuwe wettelijke uit 2012 op,
  • 4 oude wettelijke uit 2010,
  • 3 oude bovenwettelijke uit 2010,
  • 2 oude wettelijke uit 2011 en
  • 1 bovenwettelijke uit 2011

Bron: XpertHR

Per 1 januari 2012 veranderde de vakantiewetgeving. In dit artikel staat een aantal praktische tips voor omgang met de nieuwe regels in de praktijk.

Belangrijkste doel van vakantiedagen is sinds 1966 de recuperatiefunctie; werknemers moeten kunnen bijkomen van de inspanningen op de werkplek. Onder invloed van Europese regels moesten de Nederlandse regels worden aangepast. Kern van de wijzigingen is: meer opbouw bij ziekte, meer opnemen bij ziekte en bij alle werknemers sneller verval van vakantiedagensaldo.

Redelijkerwijs niet in staat

In de nieuwe regels is bepaald dat alleen in het geval een werknemer tijdens het opbouwjaar én de zes maanden daarna ‘redelijkerwijs niet in staat was om zijn vakantiedagen ze op te nemen ‘, de verjaringstermijn vijf jaar blijft. De verjaringsregels zijn hiermee wel onzekerder: wat is namelijk ‘redelijkerwijs’?
­
Volgens de wetgever gaat het er om dat de werknemer gedurende het gehele opbouwjaar en de daarop volgende zes maanden om medische of zeer bijzondere redenen niet in staat is geweest om zijn minimum vakantierecht te benutten.
­
Van medische redenen is slechts in uitzonderlijke situaties sprake, bijvoorbeeld bij langdurige opname in een zieken- of verpleegtehuis. Als iemand kan re-integreren is dit al niet meer aan de orde. Zeer bijzondere redenen spelen als het door toedoen van de werkgever niet mogelijk is geweest om (voldoende) vakantie op te nemen. Ook dat komt bijna niet voor.

Tegoeden

De nieuwe wet heeft geen terugwerkende kracht dus oude tegoeden blijven bestaan.

Omdat in de nieuwe regels altijd de dag wordt opgenomen die als eerste komt te vervallen, ongeacht wanneer hij is opgebouwd, moet de vakantiedagenadministratie inzicht geven wanneer de verschillende dagen van het vakantiedagensaldo vervallen.

Praktische tips

1. Bevestig in de arbeidsovereenkomst of arbeidsvoorwaardenregeling dat een vakantieaanvraag tijdens ziekte wordt afgeboekt van het vakantietegoed.
­
2. Zorg voor een duidelijke ‘vier staps vakantiedagenadministratie’ rond oude en nieuwe tegoeden:

  1. bepaal het vakantietegoed per 31 december 2011;
  2. maak een onderscheid in oude wettelijke en oude bovenwettelijke dagen. Dit onderscheid is niet zo relevant voor verjaring, maar wel voor uitbetaling tijdens dienstverband: dat mag alleen voor bovenwettelijke dagen;
  3. voeg daar de nieuwe wettelijke vakantiedagen aan toe;
  4. voeg vervolgens de nieuwe bovenwettelijke vakantiedagen toe.

Noteer achter elk tegoed de verval/verjaringsdatum.
­
3. Bij opnemen van vakantiedagen in 2012 worden die afgeboekt van:

  1. de nieuwe wettelijke dagen, want die zouden het eerst vervallen namelijk per 1 juli 2013;
  2. de oude wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen, want die verjaren daarna het snelst;
  3. de nieuwe bovenwettelijke vakantiedagen.

4. Omschrijf in bijvoorbeeld een verzuim- of ziekteprotocol wanneer de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest zijn vakantiedagen op te nemen, met in het achterhoofd dat hiervan zelden sprake kan zijn.

[ Bron: Gds Online ]

Door het winterse weer kunnen veel werknemers in voornamelijk de bouw en aanverwante sectoren momenteel niet werken. Is het mogelijk dat uw werknemers recht hebben op vorstverlet vanuit de WW?

Risicosfeer
Het vriest op dit moment behoorlijk hard en naar het zich laat aanzien, houd het koude weer nog wel een tijdje aan. Leuk voor de schaatsliefhebbers en de leveranciers van aardgas, maar minder aangenaam voor werknemers die buiten aan het werk zijn en hun werkgevers.
Voor werknemers is het door de combinatie van de wind en de lage temperatuur gewoon te koud om te kunnen werken, terwijl werkgevers het salaris voor de werknemers toch moeten doorbetalen. Het koude weer ligt immers in de risicosfeer van de werkgever.
Zonder cao bestaat er in ieder geval geen mogelijkheid tot een beroep op een WW-uitkering wegens de vorst.

Soms wel recht op WW-uitkering
Een aantal sectoren kent echter een regeling, waarbij de werknemers toch recht kunnen hebben op een WW-uitkering, als er vanwege de vorst niet gewerkt kan worden. Een mogelijk beroep op deze regeling dient in ieder geval opgenomen te zijn in de cao die op uw onderneming van toepassing is. Of u van deze cao gebruik kunt maken, hangt af van de vraag of u lid bent van de branchevereniging of van de vraag of de cao op dit moment algemeen verbindend verklaard. Met andere woorden, heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het besluit genomen, waardoor een cao ook wordt opgelegd aan werkgevers die geen lid zijn van de werkgeversorganisatie die de cao heeft afgesloten.
De cao’s kennen ieder voor zich namelijk verschillende (aanvullende) voorwaarden, voordat u een beroep kunt doen op een vervangende WW-uitkering. Zo kent de cao voor de bouwnijverheid bijvoorbeeld 22 wachtdagen.
Valt uw bedrijf bijvoorbeeld onder de cao Hellende Daken, Riet- en Leidekkers of onder de CAO voor het Technisch Installatiebedrijf (o.a. loodgieters), dan zijn er geen wachtdagen. Elke cao kent dus een eigen regeling.

De volgende cao’s kennen in ieder geval een regeling op het gebied van het vorstverlet:

– cao ABU-NBBU voor Uitzendkrachten
– cao Afbouw
– cao Beroepsgoederenvervoer
– cao Betonproductenindustrie
– cao Bitumineuze en Kunststofdakbedekkingen
– cao Bouwnijverheid
– cao Hellende daken, Riet- en Leidekkers
– cao Houthandel
– cao Metaal en Techniek
– cao Metaalelektro
– cao Mortel en Morteltransport
– cao Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf

Wij adviseren u dan ook om te controleren of op uw onderneming een cao van toepassing is, waarin een regeling rond de vorstverlet is opgenomen en of u hierop een beroep zou kunnen doen op.

Bron: Bestuur Rendement