Archive for juli, 2015

Branchevoorwaarden en ‘eigen’ algemene voorwaarden

Maakt u gebruik van branchevoorwaarden en heeft u tevens een ‘eigen’ set van algemene voorwaarden? Let dan goed op bij het van toepassing verklaren van deze algemene voorwaarden. Als dit niet op de juiste wijze gebeurt, kan dit zeer vervelende consequenties hebben.
Veel brancheorganisaties hebben, als service voor hun leden, algemene voorwaarden opgesteld. Binnen veel branches is het gebruikelijk deze te hanteren. Dit heeft als voordeel dat, zowel binnen als buiten de betreffende branche, bekend is onder welke voorwaarden in het algemeen wordt gecontracteerd.
Het komt echter met regelmaat voor dat een ondernemer naast de branchevoorwaarden ook eigen algemene voorwaarden wil hanteren, omdat daarin voorwaarden staan die meer specifiek zien op zijn onderneming. Helaas wijst de praktijk uit dat het gebruik van twee sets algemene voorwaarden regelmatig tot problemen leidt.

Branchevoorwaarden of eigen algemene voorwaarden

Als de gebruiker van algemene voorwaarden op de offerte of opdrachtbevestiging vermeldt dat branchevoorwaarden of eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn, gaat het direct verkeerd. De Hoge Raad heeft in dat geval beslist dat geen van beide voorwaarden van toepassing zijn. Dit kan ook niet achteraf worden hersteld door alsnog een van beide van toepassing te verklaren.
Als geen van beide voorwaarden van toepassing is, kan dit vergaande gevolgen hebben. In algemene voorwaarden is doorgaans een artikel opgenomen dat de aansprakelijkheid beperkt. Als de voorwaarden echter niet van toepassing zijn en een leverancier een product levert dat niet aan de gestelde eisen blijkt te voldoen, is de leverancier onbeperkt aansprakelijk voor de schade die de afnemer lijdt. Dus in beginsel ook voor gevolgschade, doordat bijvoorbeeld de productie van de afnemer een periode stil ligt.

Branchevoorwaarden en eigen algemene voorwaarden

Als de gebruiker op de offerte of opdrachtbevestiging vermeldt dat de branchevoorwaarden en de eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn, kan dit ook tot problemen leiden. De voorwaarden zullen immers niet identiek zijn.
Welke voorwaarden zijn van toepassing indien deze onderling afwijkende en/of tegenstrijdige bepalingen bevatten? Een voorbeeld hiervan is de situatie dat bij een geschil tussen partijen de branchevoorwaarden een vorm van arbitrage voorschrijven en de eigen algemene voorwaarden een gang naar de gewone rechter.
Welke voorwaarden in dat geval van toepassing zijn, is niet eenvoudig aan te geven. De rechter zal tot een oordeel moeten komen over wat partijen over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden en wat zij van elkaar mochten verwachten.
Onlangs heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechter bij de beantwoording van die vraag, gewicht kan toekennen aan de wijze waarop de voorwaarden van toepassing zijn verklaard. In de betreffende zaak stond de verwijzing naar de eigen algemene voorwaarden standaard op het briefpapier voorgedrukt. In het gedeelte dat per transactie moest worden ingevuld, stond de verwijzing naar deze laatste voorwaarden. Dit leidde tot het oordeel dat de branchevoorwaarden van toepassing waren.

Twee sets van voorwaarden wenselijk

Uit voorstaande blijkt dat het gebruik van twee sets van algemene voorwaarden tot onduidelijkheden en zelfs tot vergaande problemen kan leiden. Een ondernemer die gebruik maakt van twee sets, doet er dan ook goed aan om te bekijken of het überhaupt wenselijk en/of noodzakelijk is om beide voorwaarden naast elkaar te blijven gebruiken. In veel gevallen is het door het formuleren van een paar uitzonderingen op de branchevoorwaarden mogelijk om niet ook nog eens met een set eigen algemene voorwaarden te werken. Uiteraard moeten deze uitzonderingen zorgvuldig worden geformuleerd en van toepassing worden verklaard.

(Bron: Pellicaan)

Hof accepteert verrekening van door bv overgenomen belastingschuld met aan bv verkochte vordering

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, lenen aan of van de BV
Reacties uitgeschakeld voor Hof accepteert verrekening van door bv overgenomen belastingschuld met aan bv verkochte vordering

Hof Amsterdam oordeelt dat, door de verrekening, de belastingschuld niet meer tot het vermogen van X behoort. Er is dan geen ruimte voor de ROW-correctie van de inspecteur. Het gelijk is aan X.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. In 2008 schenkt hij aan zijn kinderen ieder 10% van de aandelen in A bv. De kinderen blijven de koopsom schuldig. Voor de door X verschuldigde IB over de door hem gerealiseerde ab-winst wordt op grond van art. 25 lid 9 Inv. uitstel van betaling verleend. Eind 2010 cedeert X de vorderingen op zijn kinderen aan A bv en neemt A bv de belastingschuld van X over. X en A bv beroepen zich hierbij op verrekening van een gedeelte van de verkoopsom van de vorderingen (van € 6,4 mln) met de te betalen contante waarde van de belastingschuld (van € 6,4 mln). Het restant wordt verrekend in rekening-courant. De Ontvanger gaat echter niet akkoord met de schuldovername. In geschil is of de belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend, aan te merken is als een schuld in de zin van art. 5.3 lid 3 Wet IB 2001 of in mindering moet worden gebracht op het aan A bv ter beschikking gestelde vermogen. Verder is de inspecteur van mening dat X een tbs-vordering op A bv heeft verkregen, en neemt hij ROW in aanmerking. Rechtbank Noord-Holland stelt vast dat de schuldovername geen werking jegens de Ontvanger kent, aangezien deze daar geen toestemming voor heeft gegeven. Volgens de rechtbank bevindt de belastingschuld zich dan nog steeds in het vermogen van X. Vervolgens merkt de rechtbank nog op dat de belastingschuld door de transacties niet is getransformeerd in een schuld in de zin van art. 3.92 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001. Het gelijk is aan de inspecteur.

Hof Amsterdam oordeelt dat de belastingschuld na de verrekening niet meer tot het vermogen van X behoort. Volgens het hof blijkt uit de overeenkomst die X en A bv hebben gesloten dat de draagplicht van de belastingschuld van X op A bv is overgegaan. Het hof wijst er hierbij op dat de belastingschuld voor rekening en risico van A bv is gekomen en X economisch niet meer aanging. Volgens het hof is daarbij van belang dat uit de overeenkomst blijkt dat A bv een voordeel geniet als de Ontvanger de belastingschuld (abusievelijk) geheel of gedeeltelijk zou kwijtschelden. Het vorenstaande heeft volgens het hof tot gevolg dat X in 2010 het hele jaar een rekening-courantschuld had, en er dus geen ruimte is voor de ROW-correctie van de inspecteur. Het gelijk is aan X.

(Bron: Taxlive)

De Belastingdienst mag bij eigenaren van zonnepanelen energiebelasting heffen over de stroom die op andermans dak is opgewekt.

Dat blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Energiebedrijf Eneco en energiecoöperatie LochemEnergie hebben eerder een zaak over deze kwestie aangespannen.

De fiscus vindt dat eigenaren en huurders van zonnepanelen op andermans dak belasting over de stroom moeten betalen, omdat er sprake is van levering van de stroom.

De rechter geeft de Belastingdienst op dat punt gelijk. Eneco en LochemEnergie laten in een reactie weten de uitspraak te betreuren.

Ongelijkheid

“Volgens Eneco en LochemEnergie wordt zo ongelijkheid voor een grote groep burgers die geen geschikt eigen dak heeft in stand gehouden.”

De partijen stellen dat deze groep nu niet dezelfde opbrengst uit hun zonnepanelen kan halen, terwijl de zonne-energie wel voor eigen rekening en risico wordt opgewekt.

“Zij moeten belasting betalen voor de levering van stroom terwijl dit al hun eigen, zelf opgewekte stroom is, uit zelf betaalde zonnepanelen elders.” Consumenten met zonnepanelen op een eigen dak hoeven daar geen belasting over te betalen.

Niet bereikbaar

“De uitspraak zorgt er voor dat duurzame energie voor heel veel burgers niet bereikbaar gaat worden.”

Het bedrijf en de energiecoöperatie zeggen de uitspraak goed te bestuderen en later te besluiten of ze nog nadere stappen ondernemen.

(Bron: nu.nl)

X exploiteerde in de vorm van een eenmanszaak een uitzendbureau. Tijdens een controle constateerde de inspecteur dat niet van alle werknemers een (volledig(e)) LB-verklaring en identiteitsbewijs aanwezig was. Hij legde een naheffingsaanslag LB over 2005 op van € 188.070 met een vergrijpboete van € 80.158 en een naheffingsaanslag LB over 2006 van € 77.470 met een vergrijpboete van € 27.345. Daarbij was gerekend met het (gebruteerde) anoniementarief. Rechtbank Haarlem verklaarde de beroepen tegen de naheffingsaanslagen ongegrond, maar verminderde de boeten wegens overschrijding van de redelijke termijn. X ging in hoger beroep en stelde dat de gehele correctie moest vervallen omdat wel een sofinummer van de werknemers bekend was en daarmee een persoon kon worden geïdentificeerd. Volgens X hoefde de werkgever geen verdere controle, informatie of verslaglegging te doen als een sofinummer van de werknemer bekend was. Hof Amsterdam besliste echter dat in de wet uitputtend was vastgelegd wat de verplichtingen van een inhoudingsplichtige waren met betrekking tot de identiteit van de werknemers. Als de NAW-gegevens van een werknemer niet door middel van een LB-verklaring waren verstrekt, moest het anoniementarief worden toegepast. Dat was ook zo als de inhoudingsplichtige langs andere weg op de hoogte was van de NAW-gegevens van de werknemer. Volgens het Hof had de inspecteur terecht het anoniementarief toegepast. Het Hof liet de naheffingsaanslag intact. Het Hof besliste ten aanzien van de boeten dat geen sprake was van opzet omdat X de gegevens niet willens en wetens niet of onvolledig in zijn administratie had opgenomen. X had volgens het Hof wel, door de gegevens niet op de voorgeschreven wijze te verzamelen en in de LB-administratie op te nemen, zo ernstig nalatig gehandeld dat het aan zijn grove schuld was te wijten dat te weinig LB was afgedragen. Het Hof verminderde de boeten echter tot nihil omdat X in 2010 failliet was verklaard, en hij samen met zijn echtgenote en twee kinderen moest leven van een bijstandsuitkering. Het Hof verklaarde het beroep van X gegrond.

(Bron: FUTD)