All posts in Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht (exclusief jaarrekeningrecht)

Wanneer een onderneming in financiële problemen verkeert en de schuldenlast (te) hoog is, heeft de onderneming de mogelijkheid een akkoord aan te bieden aan haar schuldeisers. Dit akkoord bevat veelal het aanbod aan de schuldeisers tot betaling van een percentage van hun vordering. Het restant van de vordering wordt kwijtgescholden. Met een dergelijk crediteurenakkoord wordt getracht een faillissement te voorkomen.

Onder de huidige wetgeving loopt de onderneming bij het aanbieden van een crediteurenakkoord vaak tegen een probleem aan. Alle schuldeisers aan wie een dergelijk akkoord wordt aangeboden, moeten met het akkoord instemmen. Indien één schuldeiser medewerking aan het akkoord weigert, wordt het akkoord veelal niet aangenomen met alsnog het faillissement van de onderneming tot gevolg.

De WHOA

Door invoering van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord ter voorkoming van faillissement (de WHOA) wordt hierin verandering gebracht. Dit wetsvoorstel is op 26 mei jl. door de Tweede Kamer aangenomen. Indien het voorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen, wordt dit wetsvoorstel opgenomen in de faillissementswet.

Het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat een crediteurenakkoord ook buiten faillissement door de Rechtbank kan worden goedgekeurd (homologatie). Hierdoor wordt het akkoord verbindend en zal dus gelden voor alle schuldeisers. De Rechtbank heeft derhalve de mogelijkheid een schuldeiser te dwingen in te stemmen met het akkoord.

Enkele voorwaarden voor het akkoord

Aan het aanbieden van een crediteurenakkoord zijn wel een aantal voorwaarden verbonden waaraan voldaan dient te worden alvorens de Rechtbank het akkoord zal goedkeuren of een dwangakkoord zal opleggen. Hieronder een aantal (niet limitatieve) voorwaarden:

  • Het akkoord moet door een ruime meerderheid van de schuldeisers en/of aandeelhouders worden ondersteund;
  • De onderneming die het akkoord aanbiedt moet rendabele bedrijfsactiviteiten hebben;
  • Het akkoord moet redelijk zijn: de schuldeisers en/of aandeelhouders mogen niet in een wezenlijk slechtere positie komen dan zij zouden hebben in geval van faillissement;
  • Het akkoord moet noodzakelijk en toereikend zijn om een faillissement van de onderneming te voorkomen.

Verzoek tot aanbieden akkoord door schuldeiser

Daarnaast kan ook een schuldeiser aansturen op een crediteurenakkoord. Een schuldeiser kan hiertoe een verzoek doen aan de onderneming in financiële problemen. Indien de onderneming geen gehoor geeft aan dit verzoek, kan de schuldeiser zich wenden tot de Rechtbank. De Rechtbank kan vervolgens een deskundige aanwijzen die namens de onderneming een akkoord kan aanbieden.

Voordeel bij reorganisatie

Wanneer een onderneming in financiële problemen verkeert, kan het aanbieden van een crediteurenakkoord bijdragen aan de mogelijkheden tot reorganisatie/herstructurering. Doordat de onderneming na betaling van het aangeboden bedrag aan de schuldeisers in beginsel veelal vrij is van schulden, kan het dienen als hulpmiddel bij de voortzetting van de onderneming in afgeslankte en/of aangepaste vorm. Het aanbieden van een crediteurenakkoord zal daarom in voorkomende gevallen onderdeel kunnen zijn van turnaround management of een financiële herstructurering.

Bijkomende voordelen

De onderneming die een crediteurenakkoord heeft aangeboden kan de Rechtbank verzoeken om een zogenoemde afkoelingsperiode in te voeren. Tijdens de afkoelingsperiode kunnen de schuldeisers zonder machtiging van de Rechtbank zich niet verhalen op goederen van de onderneming. Dit betekent dat zelfs de bank haar vordering niet mag verrekenen met het banksaldo van de onderneming.

De onderneming wiens faillissement reeds is aangevraagd, kan de faillissementsprocedure schorsen door alsnog een crediteurenakkoord aan te bieden. Het akkoord dient uiteraard wel aan te voorwaarden te voldoen.

Conclusie

Door invoering van de WHOA worden aan de onderneming in zwaar weer meer mogelijkheden geboden om een faillissement te voorkomen. De WHOA heeft is daarom zeker van toegevoegde waarde. Gezien de vereisten die gesteld worden aan het aanbieden van het crediteurenakkoord is het wel van belang dat een dergelijk akkoord goed wordt voorbereid en onderbouwd.

(Bron: HLB)

Op 23 juni 2020 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel om het UBO-register in te voeren aangenomen. Voor in Nederland opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten geldt straks de verplichting tot het hebben, bijhouden en centraal registreren van informatie over de uiteindelijk belanghebbenden (“ultimate beneficial owners”, afgekort UBO’s). Door het besluit over de invoering worden de Handelsregisterwet 2007, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en enkele andere wetten gewijzigd. Zo wordt in de Wwft een terugmeldplicht opgenomen.

Wat is een UBO ? 

Een UBO is een natuurlijk persoon die de uiteindelijke eigenaar is van, of zeggenschap heeft over, een juridische entiteit. Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan een persoon die:

1.    (in)direct meer dan 25% van de aandelen of stemrechten heeft; en/of
2.    meer dan 25% van het economisch belang houdt; en/of
3.    feitelijke zeggenschap over die entiteit uitoefent.

Op grond van elke categorie moet worden vastgesteld wie als UBO kwalificeert. Een entiteit kan dus meerdere UBO’s hebben.

Waarom een UBO-register? 

In het UBO-register moeten vennootschappen en andere juridische entiteiten zelf informatie over hun UBO’s bijhouden. Hierdoor wordt transparanter wie de uiteindelijke belanghebbenden zijn bij in Nederland opgerichte organisaties. Het register draagt hierdoor bij aan het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwaspraktijken en terrorismefinanciering. De Kamer van Koophandel zal het UBO-register beheren.

Wanneer wordt het UBO-register ingevoerd? 

De precieze invoeringsdatum van het register is nog niet bekend. Op basis van de Vijfde antiwitwasrichtlijn moest het UBO-register eigenlijk uiterlijk 10 januari 2020 zijn ingevoerd. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel om het UBO-register te implementeren echter pas op 23 juni 2020 aangenomen. 

Wat verandert er mogelijk voor uw organisatie?

Door de invoering van het UBO-register gaat ook voor uw organisatie mogelijk het nodige veranderen. Is uw organisatie een bestaande juridische entiteit? Dan hoeft u na inwerkingtreding van de nieuwe regeling nog niet meteen uw UBO’s te registreren. Er is een overgangsperiode van 18 maanden. Het is wel belangrijk vóór het verstrijken van deze overgangsperiode tot registratie over te gaan.

Voor wie geldt de registratieplicht?

De UBO-registratieplicht geldt voor de volgende organisaties:

  • (niet-beursgenoteerde) B.V.’s en N.V.’s;
  • overige rechtspersonen: stichtingen, verenigingen met volledige rechtspersoonlijkheid, onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties;
  • verenigingen zonder volledige rechtspersoonlijkheid met een onderneming;
  • personenvennootschappen: maatschappen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen;
  • rederijen;
  • Europese naamloze vennootschappen (SEs);
  • Europese coöperatieve vennootschappen (SCEs);
  • Europees economisch samenwerkingsverbanden;
  • kerkgenootschappen.

Voor wie geldt de registratieplicht niet?

De volgende organisaties hebben géén registratieplicht:

  • beursgenoteerde vennootschappen (ook een 100% dochtervennootschap van een van binnen de EU/EER gereguleerde beursgenoteerde vennootschap hoeft geen UBO te registreren);
  • verenigingen zonder volledige rechtspersoonlijkheid die géén onderneming drijven;
  • eenmanszaken;
  • publiekrechtelijke rechtspersonen;
  • verenigingen van eigenaren;
  • enkele historische rechtspersonen (zoals hofjes, boermarken, fundaties en gilden).

Wat als er geen UBO’s zijn?

Zijn er geen UBO’s aan te wijzen op grond van voormelde criteria? Dan dient een zogenaamde “pseudo-UBO” in het UBO-register te worden ingeschreven. Een pseudo-UBO is de persoon die het dagelijks beleid van de entiteit bepaalt (hoger leidinggevend personeel). Dat kan bijvoorbeeld een statutair bestuurder of een vennoot van een personenvennootschap (niet zijnde een commanditaire vennoot) zijn. Er kunnen ook meerdere pseudo-UBO’s zijn. Bijvoorbeeld het voltallige bestuur.

Is de echtgenoot van een UBO zelf ook een UBO als zij in gemeenschap van goederen zijn getrouwd?

Valt het aandelenbezit in de huwelijksgoederengemeenschap? Dan is de echtgeno(o)t(e)/partner van een UBO medegerechtigd tot die aandelen. Ondanks deze medegerechtigdheid heeft hij/zij in de praktijk vaak geen zeggenschapsrechten. Deze Implementatiewet beoogt niet om de in gemeenschap van goederen gehuwde echtgeno(o)t(e)/partner enkel om die reden ook als UBO te kwalificeren, naast zijn of haar echtgeno(o)t(e)/partner die alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap houdt. In het geval van een in gemeenschap van goederen gehuwde partner, volstaat de UBO-registratie van alleen de aandeelhouder met meer dan 25% van de aandelen in het kapitaal van de vennootschap, die als zodanig bekend is bij de vennootschap.
Vergoedingsrechten op grond van het huwelijksvermogensrecht leiden er niet toe dat de echtgeno(o)t(e)/partner enkel op die grond als UBO moet worden aangemerkt.

Welke gegevens van de UBO worden in het register opgenomen? 

a.    Het Burgerservicenummer (BSN) of fiscaal identiteitsnummer, naam, geboortedatum (dag, maand en jaar), geboorteplaats en geboorteland, woonstaat, nationaliteit en woonadres.
b.    De aard en omvang van het belang van de UBO, aangeduid in de volgende categorieën:
(i)    meer dan 25% tot 50%;
(ii)    meer dan 50% tot 75%; of
(iii)    meer dan 75%.

Een gedeelte  van deze persoonlijke informatie is openbaar toegankelijk; een gedeelte  is alleen toegankelijk voor bevoegde instanties en Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland).

Wat valt onder “openbare gegevens”? 

Openbare gegevens zijn: naam, geboortemaand en -jaar, woonstaat, nationaliteit en aard en omvang van het belang. In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk afscherming te vragen van bepaalde gegevens (naam, geboortemaand en -jaar, woonstaat en nationaliteit). Dit gebeurt dan ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bij een dergelijk verzoek tot afscherming controleert de Kamer van Koophandel of een persoon op de centrale of decentrale lijst van beveiligde personen staat. Verwacht een UBO dat de openbaarheid van het register een onevenredig risico met zich meebrengt? Dan kan de UBO zich op voorhand bij de politie of het OM melden. Deze instanties oordelen dan of beveiliging vanuit de overheid noodzakelijk is omdat er sprake is van een dreiging of voorstelbare dreiging. De uitvoering van de beveiliging kan per geval verschillen. De instanties beoordelen bij een verzoek tot beveiliging alle relevante feiten. Bij de beoordeling wordt bovendien bijzondere aandacht geschonken aan het kunnen uitoefenen van de grondrechten, waaronder de vrijheid van godsdienst of levensbeschouwelijke overtuiging.

Wat valt onder “niet openbare gegevens”? 

Niet openbare gegevens zijn: adres, geboortedag en -plaats, geboorteland, BSN of fiscaal identiteitsnummer. Verder is de UBO-documentatie (afschriften van het identiteitsbewijs en de document(en) waaruit de aard en omvang van het economische belang blijkt) niet openbaar. Deze informatie is wel altijd toegankelijk voor bevoegde instanties en FIU-Nederland.

Welke registratieverplichting geldt voor nieuwe entiteiten? 

Nieuwe entiteiten moeten met ingang van de inwerkingtreding van de nieuwe regeling direct hun (pseudo-)UBO’s opgeven.

Welke registratieverplichting geldt voor bestaande entiteiten?

Bestaande entiteiten moeten binnen 18 maanden na inwerkingtreding van de nieuwe regeling hun UBO’s registreren. Gedurende deze overgangsperiode van 18 maanden gaat de Kamer van Koophandel entiteiten gefaseerd aanschrijven met een verzoek tot registratie in het UBO-register. Vindt een registratie niet na het eerste verzoek plaats? Dan volgt een herinnering.

Wat zijn de sancties bij het overtreden van de UBO-regels?

Heeft u een N.V., B.V. of andere juridische entiteit de UBO na 18 maanden nog niet ingeschreven? Dan verstrekt de KvK de gegevens aan het Bureau Economische Handhaving (BEH). BEH kan nog een herinnering sturen en (vervolgens) handhavend optreden. BEH kan een boete of dwangsom opleggen. De maximale bestuurlijke boete voor het overtreden van de UBO-regels is vastgesteld op € 21.750*.  Er is echter een duaal sanctiestelsel ingericht. Hierbij kan, als herstelsanctie, een last onder dwangsom in combinatie met een bestuurlijke of strafrechtelijke boete opgelegd worden. Doordat bovenop de bestuurlijke boete nog andere sancties kunnen worden opgelegd, kan het te betalen bedrag aanzienlijk hoger komen te liggen dan € 21.750. Met de inrichting van het duale sanctiestelsel is beoogd een zo goed mogelijke naleving van de verstrekking van UBO-informatie te bevorderen.

In extreme gevallen kan het niet voldoen aan de registratieplicht ook worden bestraft met een celstraf. De verwachting is dat de nakoming van de registratieplicht strikt wordt gehandhaafd.

Wat is de meewerkverplichting UBO?

Voor het volledig en juist kunnen inschrijven van de UBO, is de entiteit afhankelijk van haar UBO’s. Op de UBO’s komt daarom een meewerkverplichting te liggen. De UBO’s dienen aan de entiteit alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor een juiste registratie. 
Voor het niet voldoen aan de meewerkverplichting staan dezelfde sancties als voor het niet voldoen aan de registratieplicht door de entiteit.

In de Wwft wordt een terugmeldplicht opgenomen. Wat houdt deze plicht in?

De terugmeldplicht uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) geldt voor alle financiële dienstverleners waarop de Wwft van toepassing is. Een Wwft-instelling  wordt verplicht te melden als er discrepanties bestaan tussen de gegevens van het UBO-register en de gegevens die blijken uit het Wwft-cliëntenonderzoek. 

Wat is het intern uitkeringenregister voor stichtingen?

Een onderbelicht punt van de Implementatiewet is dat voor stichtingen nog meer veranderingen worden doorgevoerd. Naast de invoering van het UBO-register geldt voor het bestuur van stichtingen ook dat zij verplicht worden een intern register bij te houden. In dit register staan:

  • de namen en adressen van alle personen aan wie een uitkering is gedaan die niet meer bedraagt dan 25% van het voor uitkering vatbare bedrag in een boekjaar;
  • de datum en het bedrag van de uitkering. 

(Bron: Flynth)

Bij de meeste Nederlandse rechtspersonen is in de statuten geen voorziening opgenomen voor het elektronisch houden van vergaderingen. Nu als gevolg van de coronamaatregelen fysiek vergaderen met grotere aantallen deelnemers onwenselijk is, levert dat vooral bij rechtspersonen met veel vergadergerechtigden problemen op. Voorbeelden daarvan zijn verenigingen en coöperaties met veel leden. Soms zijn er wel juridische oplossingen te bedenken wanneer een vergadering nodig is. Dat is echter niet altijd het geval.

Noodwet

Daarom is het belangrijk dat het ministerie van Justitie en Veiligheid op 3 april via een nieuwsbericht  bekendmaakte dat er een noodwet wordt voorbereid met het oog op de vergaderplichten bij rechtspersonen. In het bericht staat dat de noodwet het mogelijk zal maken om tijdelijk via elektronische middelen te vergaderen.

Rechtsgeldig

Het bestuur van een vereniging kan straks bepalen om een algemene vergadering te houden die uitsluitend via livestream (audio of video) te volgen is. Daaraan wordt wel de voorwaarde verbonden dat de leden tijdens die vergadering of van tevoren vragen kunnen indienen, die uiterlijk tijdens de vergadering zelf worden beantwoord. Mocht een lid niet optimaal hebben kunnen deelnemen aan zo’n vergadering, dan zijn de genomen besluiten toch rechtsgeldig. In de noodwet zal worden opgenomen dat het bestuur de algemene vergadering en het opmaken van de jaarrekening kan uitstellen.

Alternatieven

Zo lang de noodwet nog niet van kracht is, zal er moeten worden gewerkt met de bestaande statuten. Soms zijn er alternatieven, zoals besluitvorming buiten vergadering en het werken met een stemvolmacht. Het hangt af van de statuten en van allerlei andere omstandigheden of er een geschikte oplossing is. Onze specialisten adviseren u daar graag nader over.

(Bron: Mazars)

Bij een bv kunnen schuldeisers zich niet zomaar verhalen op het privévermogen van een bestuurder. Maar let op: deze bescherming kent wel voorwaarden. Een bv-structuur die de fiscale voordelen maximaal benut én u tegelijkertijd juridisch beschermt is cruciaal.

Ik kan me goed voorstellen dat u als ondernemer denkt: ‘Ik heb een bv, dus is mijn privévermogen veilig. Ik heb het goed geregeld’. Maar wat als dat toch niet het geval blijkt te zijn? Als een klant bij me komt kijk ik met een helicopterview naar de structuur van zijn vennootschappen. Vaak gaat het om een holding met een directeur-grootaandeelhouder en een aantal werkmaatschappijen. Ik bekijk of de onderlinge verhoudingen tussen de vennootschappen goed zijn vastgelegd en gedocumenteerd. Als dat niet het geval is, kan dat – met name in geval van een onverhoopt faillissement – voor problemen zorgen.

Overeenkomsten op papier
Stel: één van uw vennootschappen verhuurt machines of panden of leent geld uit aan u of één van uw andere vennootschappen. Dit zijn rechtshandelingen tussen de vennootschappen onderling of tussen u en één of meer vennootschappen. U bent wettelijk verplicht om al deze rechtshandelingen schriftelijk vast te leggen. Denk bijvoorbeeld aan een managementovereenkomst, een arbeidsovereenkomst, een huurovereenkomst of rekening-courantovereenkomsten. Het komt regelmatig voor dat vennootschappen hun onderlinge verhoudingen zoals rekening-courantverhoudingen of leningen niet hebben vastgelegd in overeenkomsten. In geval van faillissement staat u als ondernemer in de discussie met een curator dan direct met 1-0 achter.

Regelmatige check-up
Niet alleen ontbreken soms overeenkomsten, een bedrijf ontwikkelt zich ook. Voortschrijdend inzicht, nieuwe wetgeving of jurisprudentie leren dat in het verleden gemaakte afspraken soms niet langer in het voordeel van u als ondernemer zijn. Advies is om deze afspraken daarom regelmatig tegen het licht te houden. Een auto moet zodra hij vier jaar oud is ook regelmatig een APK-keuring ondergaan. Zo’n periodieke check-up is voor uw vennootschappen ook heel zinvol. Dit geldt zowel voor een starter als voor door de wol geverfde ondernemers. Deze check kunnen we snel en eenvoudig voor uw vennootschappen uitvoeren en levert vrijwel altijd wat op.

De openbare consultatie van het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen is op 2 december van start gegaan. Een van de maatregelen in dit voorstel is een verbod op contante betalingen vanaf € 3.000 voor handelaren.

In het plan van de ministers van Financiën en Justitie en Veiligheid voor een gezamenlijke aanpak van witwassen zijn drie maatregelen opgenomen. In de eerste maatregel is een verbod op contante betalingen vanaf € 3.000 opgenomen. Dit verbod gaat gelden voor handelaren, dit zijn beroeps- of bedrijfsmatige verkopers van goederen. Hierdoor moet het moeilijker worden om geld wit te wassen door dure goederen te kopen.

Makkelijker gegevens uitwisselen

Door de tweede maatregel moeten instellingen zoals banken makkelijker gegevens met elkaar kunnen uitwisselen over verdachte transacties. Deze regel maakt het mogelijk om gezamenlijk transacties te monitoren.
In de derde maatregel is opgenomen dat instellingen, die voldoen aan de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, informatie met elkaar kunnen uitwisselen als er bij hun cliënten tekenen zijn van integriteitsrisico’s. Zij moeten door deze maatregel altijd onderzoeken of hun cliënt gebruik maakt (of eerder gebruik heeft gemaakt) van de dienstverlening bij andere instellingen. Is dit zo, dan moeten zij nadere informatie opvragen. Zij zijn ook verplicht om deze informatie te verstrekken. Criminelen kunnen hierdoor niet meer ongezien steeds naar andere financiële instellingen stappen om hun financiële handel en wandel te verdoezelen.
Op het plan kan tot en met 13 januari 2020 gereageerd worden.

(Bron: Rendement)

Vanaf 1 augustus 2021 moet het mogelijk zijn online een B.V. op te richten. Dit blijkt uit de Europese Richtlijn digitalisering oprichting en inschrijving van kapitaalvennootschappen. Die is op 11 juli geplaatst in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Vanaf 1 augustus 2021 moet het mogelijk zijn online een B.V. op te richten. Dit blijkt uit de Europese Richtlijn digitalisering oprichting en inschrijving van kapitaalvennootschappen. Die is op 11 juli geplaatst in het Publicatieblad van de Europese Unie. Op grond van de richtlijn moeten lidstaten het mogelijk maken dat bepaalde kapitaalvennootschappen langs digitale weg kunnen worden opgericht. In Nederland gaat het in ieder geval om B.V.’s.

Rol notaris

De notaris heeft ook na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht een rol bij het oprichten van B.V.’s, omdat voor oprichting van een B.V. een notariële akte nodig is. Deze betrokkenheid van de notaris levert niet alleen een nuttige bijdrage aan de zorgvuldigheid in het handels- en rechtsverkeer, maar ook aan het voorkomen en bestrijden van misbruik van rechtspersonen. Dekker ziet mede door de rol van de notaris dat tegenwoordig fraude beter wordt herkend en gemeld kan worden. Daardoor is fraude ook beter zichtbaar gemaakt. Dit liet minister Dekker begin juli weten als antwoord op Kamervragen.

(Bron: Taxence)

In 2018 zijn er in totaal 20.881 datalekken gemeld aan de Autoriteit Persoonsgegevens gemeld. Vooral vanuit de sectoren gezondheid en welzijn, financiële en zakelijke dienstverlening, IT-sector en openbaar bestuur. In dit artikel bespreken we wat u moet doen tegen of bij datalekken, en wat we van de datalekken in 2018 kunnen leren.

Wat is een datalek?

Een datalek wordt omschreven als een inbreuk op de beveiliging die per ongeluk of op onrechtmatige wijze leidt tot de vernietiging, het verlies, de wijziging of de ongeoorloofde verstrekking van of de ongeoorloofde toegang tot doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte persoonsgegevens.

De meest voorkomende type datalekken in 2018 waren:

  • Het versturen of afgeven van persoonsgegevens aan een verkeerde ontvanger. Denk hierbij aan een e-mail met persoonsgegevens die naar een verkeerde persoon wordt gestuurd, bijvoorbeeld door een typefout. Of een brief met gevoelige gegevens die bij de verkeerde persoon terecht is gekomen en is geopend.
  • Het kwijtraken van papieren of de diefstal van een gegevensdrager, zoals een laptop of usb-stick.
  • Verlies van gegevens door hacking, phishing of malware.

Gegevens datalek

De soorten persoonsgegevens die het meest vrijkomen bij een datalek zijn NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats), BSN- en medische gegevens.

Wat schrijft de AVG voor?

De AVG schrijft voor dat uw organisatie bepaalde inbreuken in verband met de verwerking van persoonsgegevens, zogenaamde datalekken, moet melden bij de AP. In sommige situaties moet u ook de betrokkenen (bijvoorbeeld de klanten of werknemers) bij het datalek informeren.

Waarschuwing Autoriteit Persoonsgegevens

In 2018 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in veel gevallen organisaties uitleg gegeven over te nemen beveiligingsmaatregelen. Daarnaast heeft de AP acties ondernomen zoals een waarschuwing en aansturen op het beëindiging van de overtreding.

In het bijzonder zal de AP in 2019 aandacht schenken aan het ten onrechte niet of te laat melden van datalekken aan betrokkenen of aan de AP. Niet alle meldplichtige datalekken worden namelijk door organisaties gemeld. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk als betrokkenen melding maken van een datalek, terwijl dat door de organisatie zelf niet is gedaan. Het is dus belangrijk hier aandacht voor te hebben.

Boete Uber

In november 2018 heeft de AP vervoersdienst Uber een boete van € 600.000 opgelegd voor het willens en wetens te laat melden van een datalek. Het ging om het te laat melden aan zowel de AP als aan de betrokkenen.

Wat kunt u doen rondom datalekken?

Belangrijke zaken die u binnen uw organisatie op kunt pakken zijn:

  • Blijf aandacht geven aan het vergroten van het bewustzijn van uw medewerkers met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens en de risico’s hiervan.
  • Gaat het een keer fout? Zorg dan dat medewerkers het beveiligingsincident/datalek ook daadwerkelijk melden bij de intern verantwoordelijke hiervoor. U wilt voorkomen dat u aangeschreven wordt door de AP over een datalek binnen uw organisatie waar u zelf geen weet van hebt.
  • Zorg dat er een interne procedure is voor het omgaan met datalekken, zodat u precies weet wat u moet doen bij een datalek. Let op: er is een maximale aanmeldtermijn van 72 uur.
  • Registreer alle beveiligingsincidenten en (mogelijke) datalekken, analyseer deze periodiek en beoordeel wat u op basis hiervan kunt verbeteren binnen uw bedrijf.

Welke verplichtingen heeft u bij een datalek?

  • Bij een datalek moet u deze uiterlijk 72 uur nadat u er kennis van heeft genomen, melden bij de AP. Hiervoor moet u het digitale meldingsformulier op de website van de AP gebruiken.
  • Een datalek hoeft niet gemeld te worden als, zoals de AVG bepaalt, het niet waarschijnlijk is dat de inbreuk in verband met persoonsgegevens een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. Dit houdt in dat het datalek geen betrekking heeft op persoonsgegevens van gevoelige aard en/of het datalek niet leidt tot ernstige nadelige gevolgen voor de bescherming van de verwerkte persoonsgegevens.
  • Wanneer een inbreuk waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, moet u de betrokkene(n) direct informeren. Dit hoeft niet als u de persoonsgegevens onbegrijpelijk heeft gemaakt, zoals door versleuteling van gegevens.
  • Een (sub)verwerker, zoals een leverancier of serviceprovider, moet u, omdat u verantwoordelijke bent, direct informeren zodra hij kennis heeft genomen van een datalek, zodat u nog de gelegenheid heeft tijdig de AP te informeren.
  • U moet alle datalekken – met inbegrip van de feiten over de inbreuk in verband met persoonsgegevens, de gevolgen daarvan en de genomen maatregelen – documenteren. Dit betreft zowel datalekken die u niet heeft gemeld aan de AP als datalekken die u wel heeft gemeld. Het vastleggen kan bijvoorbeeld in een incidentenregister.

(Bron: DRV)

Het zal u niet zijn ontgaan dat Nederland sinds 1 januari 2018 nieuwe regels heeft voor gehuwden en geregistreerde partners. Wat u mogelijk wel is ontgaan is de regeling die is gaan gelden voor alle ondernemers van wie de onderneming geen gemeenschappelijk vermogen met een partner is.

Het gaat om de volgende ondernemers:

Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en u hebt uw onderneming geërfd of geschonken gekregen met toepassing van een uitsluitingsclausule.

Gehuwd en geregistreerd partner ná 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd volgens de nieuwe wettelijke regels, zodat uw onderneming tot uw privévermogen behoort.

Ondernemer is vergoeding verschuldigd aan de huwelijksgemeenschap

In het nieuwe huwelijksvermogensregime gaat de wetgever ervan uit, dat alle inkomsten die u en uw partner gedurende het huwelijk verdienen in de huwelijksgemeenschap vallen. Voor u als ondernemer valt derhalve uw arbeidsbeloning (of de privé-onttrekkingen aan uw onderneming) in de huwelijksgemeenschap. Omdat u als ondernemer echter ook ‘verdiensten’ heeft uit uw onderneming in de vorm van waardegroei of dividend (al dan niet opgepot in uw onderneming), vindt de wetgever dat u deze ‘verdiensten’ aan de huwelijksgemeenschap moet vergoeden. Het gaat daarbij om een vergoeding die naar maatstaven van redelijkheid wordt bepaald: een redelijke vergoeding. 


Deze redelijke vergoeding heeft alleen betrekking op de waardegroei die is ontstaan door arbeidsinspanningen tijdens de huwelijkse periode. Het gaat niet om waardegroei die vóór uw huwelijk als bestond of welke is ontstaan door externe marktfactoren of autonome waardegroei (zoals bijvoorbeeld bij vastgoed). 


Hebt u een BV met winstreserves? Dan vertegenwoordigen die reserves de basis voor het bepalen van de redelijke vergoeding.

Kortom: volgens de wet deelt u als ondernemer niet alleen uw arbeidsbeloning met uw partner maar ook een redelijke vergoeding uit de meerwaarde of uit opgepotte winsten van uw onderneming. 

Let op! Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018? 
Deze regeling geldt ook voor u, als u voldoet aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd. Het gaat dan om de waardegroei van uw onderneming vanaf 1 januari 2018 tot aan het einde van uw huwelijk.

Kom in actie en voorkom financiële problemen voor uw onderneming

Het zal u direct duidelijk zijn, dat deze nieuwe wettelijke regel voer voor discussie is bij een onverhoopte echtscheiding. 
Want hoe hoog is die redelijke vergoeding in uw situatie? Wat betekent dit voor de continuïteit van en liquiditeit in uw onderneming? Hoe bepaalt u de meerwaarde in uw onderneming die louter door uw arbeid is ontstaan? De wetgever geeft geen antwoord op al deze vragen en laat de beantwoording ervan over aan de rechtspraak.

Gelukkig kunt u met uw partner afspreken hoe u wilt omgaan met deze nieuwe wettelijke regel. Misschien wilt u ervan afwijken en samen een andere regeling treffen? Of wellicht bent u het er samen over eens dat de ontvangen arbeidsbeloning voor u samen al de ‘redelijke vergoeding’ vertegenwoordigt?

Hebt u huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden, dan legt u de onderling gemaakte afspraken daarin vast. Daarvoor is een bezoek aan de notaris noodzakelijk. 
Hebt u geen huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden? Dan is het zeker zaak om deze alsnog op te stellen, als is het alleen maar om de afspraken over de redelijke vergoeding daarin vast te leggen.

Wij kunnen u hierbij uiteraard helpen. Niet alleen met het cijfermatige deel van de afspraken, maar ook met de begeleiding richting uw notaris.

(Bron: HLB van Daal)

Op 23 oktober 2018 is in werking getreden de Wet bescherming bedrijfsgeheimen (‘Wbb’) (Stb. 2018, 369, i.w.tr. Stb. 2018, 370).

De Wbb vormt een implementatie van Europese Richtlijn 2016/943/EU die op zijn beurt de implementatie vormt van art. 39 van het WTO-TRIPs-verdrag dat bescherming van bedrijfsgeheimen voorschrijft.

De bescherming van bedrijfsgeheimen verliep in Nederland tot de invoering van de Wbb 99 jaar lang (sinds het arrest Lindenbaum/Cohen, HR 31 januari 1919, NJ 1919/161) via de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW), via het contractenrecht en via het strafrecht.

Ieder verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen zonder toestemming is onrechtmatig. Dat klinkt begrijpelijk en eenvoudig. Maar de uitwerking roept tal van interessante vragen op.

Wanneer is iets (een bedrijfs)geheim?

In art. 1 Wbb is de volgende definitie opgenomen:

bedrijfsgeheim: informatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:

  1. zij is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;
  2. zij bezit handelswaarde omdat zij geheim is, en
  3. zij is door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.

‘Geheim’ betekent dat de informatie niet gemakkelijk toegankelijk is, ook niet voor deskundigen. ‘Handelswaarde’ betekent dat ‘onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken daarvan schadelijk zou kunnen zijn voor de belangen van de persoon die rechtmatig over de informatie beschikt, aangezien daardoor afbreuk wordt gedaan aan het wetenschappelijk en technisch potentieel, de zakelijke of financiële belangen, de strategische posities of het concurrentievermogen van die persoon’ (ov. 14 bij de Richtlijn).

Dit klinkt erg ruim en dat is het ook. Vaak zal het gaan om informatie waarmee geld verdiend kan worden door deze toe te passen. Denk aan geheime recepten en productieprocessen. Maar strategische plannen van een onderneming kunnen er ook onder vallen. En televisieformats, of marketingplannen die nog niet zijn openbaar gemaakt. En wat te denken van examenopgaven die nog geheim zijn?

Het is niet eenvoudig om voorbeelden te bedenken van geheimen van of over bedrijven die geen handelswaarde hebben. Mogelijk valt bedrijfsgevoelige of koersgevoelige informatie over fraude, misstanden, aanstaande bestuurswisselingen, overnames of reorganisaties niet onder het begrip ‘bedrijfsgeheim’ in de zin van de Wbb. Maar dat betekent uiteraard niet dat het openbaar maken daarvan niet tóch onrechtmatig kan zijn. Voor het ‘klokkenluiden’ kent de Wbb in art. 4 overigens een expliciete uitzondering.

Redelijke maatregelen

Bij ‘redelijke maatregelen’ moet gedacht worden aan “het opnemen van geheimhoudingsclausules in handelscontracten, het opnemen van geheimhoudingsbepalingen in arbeidsovereenkomsten en arbeidsreglementen, het expliciet benoemen of registreren van bedrijfsgeheimen (dat wil zeggen een organisatorische maatregel ter beveiliging, zoals een bepaling dat alleen sleutelfiguren in een bedrijf toegang hebben tot de geheimen of het verrichten van een i-depot) en het bewaken van het bedrijfsterrein of de betrokken installatie. Voorts is te denken aan digitale beschermingsmaatregelen zoals encryptie, bijvoorbeeld ter voorkoming van het inbreken in computerbestanden of e-mail.” (W.v. 34 821, nr. 3, p.17).

Het lijkt een open deur om te stellen dat informatie die bekend wordt of uitlekt omdat er onvoldoende ‘redelijke maatregelen’ zijn genomen, daardoor niet meer geheim is en dus geen bescherming als bedrijfsgeheim meer geniet. Maar dit is vermoedelijk wel de belangrijkste praktische boodschap voor bedrijven: die ‘redelijke maatregelen’ móeten genomen worden. Die noodzaak is enigszins vergelijkbaar met de verplichtingen onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het regelmatig verzenden van bedrijfsgeheimen via onbeveiligde e-mail of via WeTransfer betekent mogelijk al dat er dus geen redelijke maatregelen worden genomen. Het feit dat een werknemer per ongeluk een bedrijfsgeheim naar de verkeerde persoon stuurt, hoeft niet, maar kan wel betekenen dat er geen ‘redelijke maatregelen’ waren genomen om dit te voorkomen. De enkele stelling dat die werknemer in strijd handelde met zijn arbeidsovereenkomst, lijkt niet voldoende.

Wie is rechthebbende?

Rechthebbende op een bedrijfsgeheim is de houder van het bedrijfsgeheim: ‘iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtmatig over een bedrijfsgeheim beschikt’. Ook deze definitie roept vragen op.

Betekent dit dat íedere licentienemer die rechtmatig kennis heeft van het bedrijfsgeheim en die kennis ook toepast, ook gerechtigd is om de rechten verbonden aan het zijn van houder van een bedrijfsgeheim op zijn eigen houtje uit te oefenen jegens derden? Denk aan het instellen van verbodsvorderingen, beslagleggen en schadevergoedingsvorderingen. Dat zal toch meestal niet de bedoeling zijn van de licentiegever van wie het bedrijfsgeheim afkomstig is. Maar dat zal hij dan vermoedelijk wel contractueel moeten vastleggen.

Betekent dit ook dat een ieder die door reverse engineering een geheim ontdekt heeft, zelf ook weer rechthebbende op dat geheim wordt en dat recht kan uitoefenen? ‘Observatie, onderzoek, demontage of testen van een product of voorwerp dat ter beschikking van het publiek is gesteld of dat op een rechtmatige manier in het bezit is van degene die de informatie verwerft en die niet gebonden is aan een rechtsgeldige verplichting het verkrijgen van het bedrijfsgeheim te beperken’ is namelijk toegestaan en levert rechtmatig gebruik op. Of is het bedrijfsgeheim niet meer geheim zodra iemand door reverse engineering heeft ontdekt wat het is?

Wie maakt inbreuk?

Verkrijgen

Verkrijging van een bedrijfsgeheim is onrechtmatig wanneer iemand zich schuldig maakt aan ‘onbevoegde toegang tot of het zich onbevoegd toe-eigenen of kopiëren van documenten, voorwerpen, substanties, materialen of elektronische bestanden waarover de houder van het bedrijfsgeheim rechtmatig beschikt en die het bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan worden afgeleid’.

Gebruiken of openbaar maken

Gebruiken of openbaar maken is onrechtmatig als het bedrijfsgeheim onrechtmatig is verkregen of wanneer een contractuele verplichting tot geheimhouding wordt geschonden. Dit ligt voor de hand.

Had moeten weten

Maar, ‘het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim is ook onrechtmatig wanneer een natuurlijke persoon of rechtspersoon op het moment van het verkrijgen, gebruiken, of openbaar maken, wist, of gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim direct of indirect werd verkregen van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte’ (art. 2 lid 3).

Hier komen we in de sfeer van het profiteren van andermans wanprestatie. In geval van opzet of kwader trouw is dit duidelijk. Maar derden kunnen lang niet altijd weten dat iets een bedrijfsgeheim is (geweest).

Verkoop van ‘inbreukmakende goederen’

Nog verder gaat het dat iemand die ‘inbreukmakende goederen’ invoert, aanbiedt of opslaat ook onrechtmatig kan handelen. (inbreukmakende goederen: ‘goederen waarvan het ontwerp, de kenmerken, de werking, het productieproces of het in de handel brengen aanzienlijk voordeel heeft of hebben bij bedrijfsgeheimen die onrechtmatig zijn verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt’).

Als een handelaar ‘wist of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim onrechtmatig werd gebruikt’ bij het in het verkeer brengen, kan er ook bij hem op dergelijke goederen beslag worden gelegd of een verkoopverbod worden gevorderd. Maar wat nu als de handelaar op het moment van inkoop van niets wist, maar vervolgens op de hoogte wordt gesteld? Mag hij dan nog iets verkopen?

Wat te denken van goederen waar op zichzelf niets mis mee is, maar waarbij bij de eerste verkoop gebruik is gemaakt van een klantenlijst die door een ex-werknemer aan een concurrent is doorgespeeld? Zijn die goederen dan ‘besmet’ en mag de verdere (door)verkoop ervan worden verboden vanwege die schending van een bedrijfsgeheim bij de eerste verkoop?

Het heeft er alle schijn van dat onvoldoende is nagedacht over dit vergaande ‘zaaksgevolg’ van schending van bedrijfsgeheimen.

Beperkingen

De Wbb kent beperkingen ten gunste van de pers- en informatievrijheid en van het ‘klokkenluiden’(het onthullen van wangedrag, fouten of illegale activiteiten) (art. 4).

Procesrechtelijke bepalingen

Een apart sub-specialisme is de geheimhouding tijdens een procedure over de beweerdelijke schending van bedrijfsgeheimen. Regels daarover zijn onder andere opgenomen in een nieuwe titel 15a Rv, art. 1019ia t/m 1019ie. Om te bewijzen dat iemand anders gebruik maakt van jouw bedrijfsgeheim is het nodig om in ieder geval aan de rechter, maar ook aan de wederpartij, duidelijk te maken wat het bedrijfsgeheim is en waaruit blijkt dat de wederpartij het gebruikt. Maar daarbij wil je het geheim zèlf tegelijkertijd ook geheimhouden, in ieder geval voor derden. En om dat inbreukmakend gebruik aan te tonen, wil je mogelijk bewijsbeslag leggen bij de wederpartij. Maar dat mag weer niet uitmonden in een fishing expedition waarbij juist bedrijfsgeheimen van die wederpartij worden onthuld. Zie bijvoorbeeld het recente arrest van de Hoge Raad waarin al wordt geanticipeerd op de Wbb. (HR  28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1775, Organik / Dow).

Daarom is nu in art. 1019ib expliciet bepaald dat het aan deelnemers aan ‘gerechtelijke procedures tot bescherming van bedrijfsgeheimen ingevolge de Wet bescherming bedrijfsgeheimen’ verboden is ‘bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen te gebruiken of openbaar te maken die de rechter op verzoek van een partij als vertrouwelijk heeft aangemerkt en die hun ter kennis zijn gekomen als gevolg van een dergelijke deelname of toegang’. De rechter kan ook bepalen wie er kennis mogen nemen van die geheimen.

Maar die mogelijkheid bestaat ook voor procedures die zelf niet over bedrijfsgeheimen gaan. Aan art. 22 wordt een nieuwe derde lid toegevoegd:

“De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. […]”

Dit roept ook weer belangrijke vragen op. Wat moet een advocaat met informatie die hij niet met zijn cliënt mag delen? Is dit niet een inbreuk op de bijzondere vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt? De advocaat kan vaak niet oordelen over de (technische) geheime informatie waar hij wèl kennis van mag nemen, maar die hij níet met zijn client mag delen. Hoe kan hij daar dan iets zinnigs mee doen?

Volledige proceskosten

Voor het overige bevat de nieuwe titel 15a Rv bepalingen die grote gelijkenis vertonen met het IE-procesrecht opgenomen in titel 15 Rv. Bij amendement is daar ook de mogelijkheid van een volledige proceskostenveroordeling bij opgenomen. Die volledige proceskostenveroordeling stuitte bij een deel van de Eerste Kamer op grote bezwaren, hetgeen ook de reden is dat de Wbb niet tijdig is geïmplementeerd. De Richtlijn had al op 8 juni 2018 moeten zijn geïmplementeerd. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen, is een wijziging aangekondigd waardoor het mogelijk wordt om bij AMvB ten aanzien van zaken over bedrijfsgeheimen regels te stellen ‘in welke gevallen de rechter de in het ongelijk gestelde partij kan veroordelen in de kosten’. (w.v. 34 821, H).

Veel ervaring in common law landen

Tot slot is het nuttig om te melden dat er in de Angelsaksische wereld heel veel ervaring bestaat met trade secret protection als onderdeel van confidential information. Er is daar veel rechtspraak en allerlei leerstukken, zoals relative secrecy en de springboard doctrine, zijn daar al decennia in ontwikkeling. Bescherming van bedrijfsgeheimen en het bijbehorende procesrecht is daar al heel lang een belangrijke en afzonderlijke tak van sport. En dat gaat het in Nederland en de rest van de EU de komende jaren zeker ook worden. Met veel vragen van uitleg aan het HvJ EU over de verschillende geharmoniseerde begrippen en regels.

(Bron: mr-online)

Met de invoering van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod heeft de rechter de mogelijkheid om bestuurders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, nv’s, bv’s en stichtingen een bestuursverbod op te leggen voor de maximale duur van vijf jaar. In september zijn de eerste twee verboden ingeschreven in het door de Kamer van Koophandel (KvK) bijgehouden register.

Civielrechtelijk bestuursverbod voor wangedrag bij faillissementen

De wet geeft de rechter onder meer de mogelijkheid om bestuurders die faillissementsfraude plegen of zich schuldig maken aan wangedrag in aanloop naar een faillissement een civielrechtelijk bestuursverbod op te leggen. Het bestuursverbod geldt bij faillissementen van na 1 juli 2016. Het Openbaar Ministerie en de curator van de failliete rechtspersoon kunnen de rechtbank verzoeken het verbod op te leggen.

Overzicht van opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden

Bij invoering van de wet is bepaald dat Handelsregisterwet 2007 zou worden aangepast, zodat het registreren van opgelegde bestuursverboden door de KvK mogelijk wordt. De aanpassing van de wet heeft vertraging opgelopen, waardoor er juridisch gezien nog geen verboden kunnen worden geregistreerd in het door de KvK inmiddels opengestelde register. De KvK heeft de opgelegde bestuursverboden die door de Rechtbank Den Haag zijn opgelegd wel al gepubliceerd. In een overzicht op de website houden zij de opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden bij. Hierbij vermelden zij naam van de natuurlijke persoon en tevens de begin- en einddatum waarop het verbod van kracht is. Ook wordt de datum en tijd getoond dat het bestuursverbod openbaar is. Na afloop van het bestuursverbod worden de gegevens van de betreffende natuurlijke persoon verwijderd uit het overzicht.

Op de website van de KvK kunt u het volledige overzicht zien van de opgelegde bestuursverboden. Weer een extra reden om het handelsregister te raadplegen.

(Bron: ABAB)