Archive for oktober, 2012

De bestuurder en tussentijdse cijfers: een nieuwe variant van bestuurdersaansprakelijkheid

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht (exclusief jaarrekeningrecht)
Reacties uitgeschakeld voor De bestuurder en tussentijdse cijfers: een nieuwe variant van bestuurdersaansprakelijkheid

De bestuurder van een N.V. of B.V. is in beginsel niet aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. In sommige gevallen kan een bestuurder toch aansprakelijk worden gehouden voor onbetaald gebleven vorderingen van derden. Vereist is dan dat de bestuurder onrechtmatig jegens deze derde(n) heeft gehandeld. Er moet de bestuurder een persoonlijk, toerekenbaar en ernstig verwijt te maken zijn.

Gevaar van tussentijdse cijfers Op dit moment is een tendens in de rechtspraak waar te nemen die een nieuwe vorm van bestuurdersaansprakelijkheid introduceert: aansprakelijkheid voor tussentijdse misleidende cijfers. Ergens is deze aansprakelijkheid niet zo ‘nieuw’, omdat uit de wet al volgt dat een bestuurder aansprakelijk is voor de door derden geleden schade, indien door bekendmaking van de jaarrekening, het jaarverslag of tussentijdse cijfers een misleidende voorstelling wordt gegeven van de toestand van de vennootschap. Wat wel ‘nieuw’ is, is dat de hiervoor genoemde eis van ernstig en verwijtbaar handelen daarbij niet in de weg staat om bestuurdersaansprakelijkheid aan te nemen. Met andere woorden: het simpele niet weten van de bestuurder dat hij een onjuiste en dus misleidende weergave van de jaarcijfers heeft gepresenteerd is voldoende om bestuurdersaansprakelijkheid aan te nemen.

Onlangs heeft het Hof Den Bosch zich over een dergelijke kwestie gebogen. Het ging hier om de vraag of aansprakelijkheid kon worden aangenomen van een bestuurder van een vennootschap die zich bezig houdt met de in- en verkoop van groenten. Leveranciers, groentetelers, van de vennootschap twijfelden of zij hun groenten nog wel moesten leveren aan de vennootschap. Naar aanleiding van een bespreking tussen de bestuurder en de leveranciers, werd besloten door de leveranciers om de leveringen door te zetten. Tijdens de bespreking werd namelijk een kolommenbalans aan de leveranciers overhandigd waaruit een winst van € 700.000,- van het voorgaande jaar bleek. Dit positieve bericht gaf de leveranciers voldoende vertrouwen om door te gaan met leveren aan de vennootschap. De leveranciers kwamen echter bedrogen uit toen een half jaar later bleek dat de vennootschap failliet was. Een groot deel van de vorderingen van de leveranciers bleven onbetaald. Achteraf bleek dat de vennootschap over het voorgaande jaar geen winst had gemaakt maar juist verlies had geleden. De bestuurder kon dit echter niet weten nu de accountant nog niet alle mutaties had doorgevoerd in de kolommenbalans.

De leveranciers stapten naar de rechter en stelden de bestuurder aansprakelijk wegens het geven van een misleidende voorstelling van de toestand van de vennootschap. De rechtbank Breda wees de vordering toe. Het Hof den Bosch oordeelde eveneens dat er sprake was van een misleidende voorstelling van de toestand van de vennootschap door de bestuurder. Het feit dat de bestuurder niets wist van de onjuistheid van de kolommenbalans deed daar niets aan af. Het Hof wees echter de vordering van de leveranciers af omdat de kolommenbalans geen cijfers in de zin van de wet zijn. De kolommenbalans betreft namelijk slechts een onderdeel van de interne boekhouding en dient als werkdocument voor de jaarrekening.

De escape van de bestuurder was dat hij ‘slechts’ een kolommenbalans presenteerde aan de leveranciers. Maar wat nu als de bestuurder geen kolommenbalans had gepresenteerd maar een specifiek opgesteld overzicht? Een dergelijk overzicht zou dan eerder gekwalificeerd worden als cijfers in de zin van de wet. Waarschijnlijk was de bestuurder dan wel aansprakelijk gehouden voor het verstrekken van misleidende cijfers.

Conclusie De les die uit deze zaak dan ook kan worden getrokken is dat de bestuurder van een vennootschap zich altijd bewust moet zijn van de risico’s die het verstrekken van cijfers over de vennootschap met zich mee kan brengen. Een aansprakelijkheidstelling wegens misleiding ligt op de loer.
(Bron: Dijkstra Voermans)

 

Ontslag, arbeidsongeschiktheid, scheiding of overlijden van de partner. Het kan ook u gebeuren. In deze situaties daalt uw inkomen vaak flink en kunt u betalingsproblemen krijgen. Het kan zelfs zijn dat u uw woonlasten niet langer kunt betalen en u uw woning gedwongen moet verkopen.

Als de verkoop van uw woning niet genoeg opbrengt om uw hypotheek volledig af te lossen, blijft u met een restschuld zitten. Als u een lening met Nationale Hypotheek Garantie (NHG) hebt afgesloten, kan uw restschuld kwijtgescholden worden. Om voor kwijtschelding van uw restschuld in aanmerking te komen, moet u in ieder geval aan onderstaande voorwaarden voldoen:

 

Voorwaarden kwijtschelden restschuld met Nationale Hypotheek Garantie

1. U hebt een hypothecaire lening afgesloten met Nationale Hypotheek Garantie.
2. U hebt uw betalingsachterstanden zoveel mogelijk zelf beperkt, door uw hypotheeklasten zoveel mogelijk te blijven betalen.
3. U moet uw woning gedwongen verkopen, omdat u uw woonlasten niet meer kunt betalen als gevolg van een van de volgende vier oorzaken:   – ontslag,   – arbeidsongeschiktheid,   – relatiebeëindiging,   – overlijden van uw partner.
4. U hebt toestemming van uw hypotheekverstrekker om uw woning te verkopen.
5. U hebt uw woning verkocht met behulp van een makelaar.
6. U hebt uw woning netjes bewoond.
7. U kunt de restschuld niet uit eigen middelen inlossen.

Wat moet ik doen als ik mijn woning gedwongen moet verkopen?

Neem contact op met uw hypotheekverstrekker Als u uw woonlasten niet langer kunt betalen en u uw woning gedwongen moet verkopen, moet u allereerst direct contact opnemen met uw hypotheekverstrekker. Het is voor u beide van belang dat u zo goed mogelijk uit deze vervelende situatie komt. In sommige gevallen kan zelfs worden voorkomen dat u uw woning gedwongen moet verkopen.

Schakel de hulp van een makelaar in Als u uw woning gedwongen moet verkopen, moet u de hulp van een makelaar inroepen. Hij zet uw woning in de verkoop en zorgt voor een zo hoog mogelijke opbrengst. Ondertussen blijft u zoveel mogelijk uw hypotheeklasten betalen. U heeft regelmatig overleg met uw makelaar en hypotheekverstrekker.

Vraag toestemming voor verkoop aan uw hypotheekverstrekker Zodra u een koper voor uw woning hebt gevonden, moet u contact opnemen met uw hypotheekverstrekker. Uw hypotheekverstrekker moet toestemming geven voor de verkoop als u uw woning met verlies gaat verkopen en u uw hypotheekschuld daardoor niet volledig kunt aflossen. Uw hypotheekverstrekker laat eerst uw woning taxeren en beslist daarna of hij toestemming voor verkoop geeft.

 

Kwijtschelding van uw restschuld

Zodra uw hypotheekverstrekker toestemming heeft gegeven, kunt u uw woning verkopen. Als de opbrengst onvoldoende is om uw volledige hypotheekschuld af te lossen, heeft u een restschuld. Uw hypotheekverstrekker dient hiervoor een verliesdeclaratie in bij Nationale Hypotheek Garantie. Deze beoordeelt of u in aanmerking komt voor kwijtschelding van uw restschuld. Nationale Hypotheek Garantie informeert u hierover per brief.

 

BKR-registratie

Als u uw woning met verlies verkoopt, meldt uw hypotheekverstrekker dit bij Bureau Krediet Registratie (BKR). U heeft dan een BKR-registratie. Deze registratie kan ervoor zorgen dat u in de toekomst moeilijker een (hypothecaire) lening of andere financiële verplichtingen kunt aangaan.

Als u van Nationale Hypotheek Garantie een schriftelijke verklaring heeft ontvangen dat uw restschuld is kwijtgescholden, levert de BKR-registratie in principe geen problemen op bij het afsluiten van een nieuwe hypothecaire lening met Nationale Hypotheek Garantie. In sommige gevallen hanteert een hypotheekverstrekker zijn eigen regels.

De op deze pagina getoonde informatie is door de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen met zorg samengesteld. Op deze pagina wordt algemene informatie verstrekt over de restschuld bij verkoop. Beoordeling van de kwijtscheldingsmogelijkheden geschiedt echter aan de hand van concrete situaties. Daarom kunnen aan deze informatie geen rechten worden ontleend.

(Bron: NHG.NL)

In de statuten kunnen hetzij voor alle aandelen hetzij voor één of meer aandelen van een bepaalde soort of aanduiding bijzondere verplichtingen aan het aandeelhouderschap worden verbonden. Die bijzondere verplichtingen hoeven dan niet meer in een aparte overeenkomst te worden overeengekomen; als dergelijke verplichtingen in de statuten worden opgenomen, dan zijn deze direct verbindend voor de houder van de betreffende aandelen, tenzij een latere datum van inwerkingtreding is opgenomen. Het kan gaan om:

  • verplichtingen van verbintenisrechtelijke aard, hetzij jegens de B.V., hetzij jegens één of meer aandeelhouders, hetzij jegens een derde. Voorbeelden zijn: een verplichting tot het verstrekken van een geldlening, tot een aanvullende vermogensinjectie, het leveren of afnemen van producten, of het aansprakelijkstellen van een aandeelhouder jegens de B.V.
  • een kwaliteitseis verbonden aan het aandeelhouderschap, of
  • een verplichting om één of meer aandelen over te dragen.

Aan het niet voldoen aan een dergelijke verplichting kan opschorting van stemrecht, vergaderrecht of uitkeringsrecht worden verbonden.

Als een bestaande of nieuwe aandeelhouder de betreffende aandelen verkrijgt door middel van bijvoorbeeld uitgifte of koop, dan is hij van rechtswege verplicht bedoelde verplichtingen na te komen.

In de gevallen dat een bijzondere verplichting aan het aandeelhouderschap wordt verbonden, zijn aan de daartoe benodigde statutenwijziging bijzondere waarborgen verbonden voor een aandeelhouder: De betreffende verplichtingen gelden pas voor een bestaande aandeelhouder, indien hij expliciet heeft ingestemd met de verzwaring van zijn aandeelhouderschap.

(Bron: Dijkstra Voermans)

Naast speciale studentenregelingen kun je als studentondernemer gebruik maken van overheidsregelingen die bedoeld zijn om ondernemerschap te stimuleren.

Overheidsregelingen

Erasmus for Young Entrepreneurs

Als jonge ondernemer krijg je de mogelijkheid om tijdelijk in een mkb-bedrijf van een ervaren ondernemer in een ander EU-land te werken.

Students Entrepreneurs Excellence Programme (StEEP) (gesloten)

Als studentondernemer kun je met dit onderwijsprogramma een eigen bedrijf combineren met een academische opleiding aan de Erasmus Universiteit.

Kleine ondernemersregeling

Als studentondernemer kun je in aanmerking komen voor de kleine ondernemersregeling. Je betaalt dan minder omzetbelasting.

Ondernemersaftrek

Ondernemersaftrek is een bedrag dat je aftrekt van de winst, zodat je minder belasting betaalt. De ondernemersaftrek bestaat uit verschillende onderdelen, zoals zelfstandigenaftrek en startersaftrek.

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

MKB-ondernemers kunnen een borgstelling krijgen voor een gedeelte van een krediet. Daardoor kun je bij de bank meer lenen dan je op basis van jouw onderpand zou krijgen.

Microfinanciering

Voor (startende) ondernemers die krediet of begeleiding nodig hebben, is er Microfinanciering. Deze regeling bestaat uit een krediet tot € 50.000 en coaching.

Leningen aan startende ondernemers, durfkapitaal

Als startende studentondernemer kan een particulier je tegen aantrekkelijke voorwaarden geld lenen op basis van de Regeling Durfkapitaal.

Valorisatieprogramma

Samenwerkingsverbanden van onder meer bedrijven, kennis- en onderzoeksinstellingen en overheden, kunnen subsidie aanvragen voor valorisatie.

Een eigen bedrijf starten vanuit een Wajong-uitkering

Studenten met een langdurige arbeidshandicap kunnen ondersteuning krijgen om een eigen bedrijf te beginnen.

Student Program on Entrepreneurship (SPOE) (gesloten)

Je brengt 6 maanden door in de Verenigde Staten, waar je colleges volgt bij universiteiten en korte stages loopt bij gerenommeerde bedrijven.

(Bron: Overheid)

6 vragen en antwoorden over de naamloze vennootschap

Categories: Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht
Reacties uitgeschakeld voor 6 vragen en antwoorden over de naamloze vennootschap

De naamloze vennootschap (nv) is een van de rechtsvormen die u kunt kiezen en die met name interessant is voor ondernemers die met een groot bedrijf naar de beurs willen gaan. In dit artikel vindt u antwoorden op veelgestelde vragen van startende ondernemers die overwegen een nv op te richten: 6 vragen en antwoorden over de naamloze vennootschap.

1. Wat is het verschil tussen de naamloze en besloten vennootschap?

De naamloze en besloten vennootschap hebben samen de nodige overeenkomsten, maar er is één belangrijk verschil. Hoewel het kapitaal bij beide rechtsvormen is verdeeld in aandelen, zijn de aandelen van een nv – in tegenstelling tot die van een bv – vrij overdraagbaar. Dat wil zeggen: de aandelen kunnen zonder tussenkomst van een notaris worden verhandeld, bijvoorbeeld op de beurs. Daarnaast moet u bij het opzetten van een nv nog steeds rekening houden met een aanzienlijk startkapitaal. Voor het starten van een bv is een minimumkapitaal van achttienduizend euro sinds 1 oktober 2012 niet meer nodig, maar voor het realiseren van een nv geldt nog steeds een minimum van 45.000 euro.

2. Aan welke eisen moet ik voldoen om een nv te kunnen oprichten?

Zoals gezegd moet u bij de oprichting een minimumkapitaal van 45.000 euro (in geld of natura) kunnen overleggen. Daarnaast moet u voor de officiële oprichting van uw naamloze vennootschap een bezoek brengen aan de notaris en aldaar een notariële akte (laten) opstellen, die hierin de statuten van de nv hierin vastlegt. Let op: tot half juli 2011 was u nog verplicht bij de oprichting een verklaring van geen bezwaar van het ministerie van Justitie te kunnen overleggen. Dat hoeft nu niet meer. In plaats van deze verplichte verklaring voert het ministerie tegenwoordig op vooraf aangekondigde momenten een integriteitstoets uit in het kader van doorlopende controle.

3. Waarmee moet ik nog meer rekening houden?

Net als iedere andere rechtsvorm is het ook bij de naamloze vennootschapsbelasting verplicht om uw bedrijf in te schrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Dit hoeft u naderhand niet nog eens te doen bij de Belastingdienst, omdat de KvK deze gegevens al automatisch voor u doorgeeft. Houd er verder rekening mee dat u voor de KvK ook jaarstukken zult moeten opstellen. Hoe groter en winstgevender de onderneming, des te meer eisen hieraan zullen worden gesteld.

Uiteraard krijgt u straks ook te maken met diverse belastingen, maar u kunt ook profiteren van eventuele fiscale voordelen. Zo bent u verplicht vennootschapsbelasting te betalen over de behaalde winst en moet u als directeur van de nv rekening houden met de nv inkomstenbelasting en eventuele dividendbelasting. Indien de winst binnen de nv blijft – en dus niet wordt uitgekeerd onder de aandeelhouders – zijn er waarschijnlijk bepaalde belastingvoordelen op uw situatie van toepassing. Het is raadzaam om dit door uw boekhouder of een andere financiële deskundige goed te laten uitzoeken.

4. Hoe zit het met de aansprakelijkheid?

In principe zijn aandeelhouders nooit verder aansprakelijk dan tot het bedrag waarvoor zij deelnemen in de vennootschap. In beginsel kan niemand persoonlijk aansprakelijk worden gesteld, tenzij kan worden aangetoond dat er misstanden hebben plaatsgevonden die betrekking hebben op de organisatie (denk aan het ondeugdelijk besturen van de onderneming). Houd er daarnaast bij de oprichting sowieso goed rekening mee dat u het bedrijf tijdig aanmeldt bij het Handelsregister van de KvK. Doet u dat namelijk niet op tijd? Dan loopt u als directeur het risico om persoonlijk aansprakelijk te worden gesteld voor de eventuele gevolgen.

5. Kan ik ook in mijn eentje een nv starten?

Ja, dat is mogelijk. Een naamloze vennootschap (nv) kan in Nederland door een of meerdere personen worden opgericht.

6. Waar staat het ‘naamloze’ voor in de naamloze vennootschap?

Dit slaat op het feit dat er bij een naamloze vennootschap geen register van aandeelhouders moet worden opgesteld. Bij een bv staan de aandelen op naam en zijn dus alle aandeelhouders bekend. De nv is de meest geschikte vorm voor grootschalig aandeelhouderschap, omdat een vennoot van een nv dus in principe anoniem blijft. Indien de aandelen ‘aan toonder’ zijn, kan het voorkomen dat zelfs de vennootschap of het bestuur niet alle vennoten of aandeelhouders bij naam kent.

(Bron: Ikgastarten)

Stemrechtloze aandelen of toch nog certificering van aandelen?

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht (exclusief jaarrekeningrecht)
Reacties uitgeschakeld voor Stemrechtloze aandelen of toch nog certificering van aandelen?

Met de invoering van de nieuwe Flex-BV is het per 1 oktober 2012 mogelijk geworden om stemrechtloze aandelen uit te geven die alleen recht geven op de winst van de B.V. De houders van deze aandelen kunnen niet stemmen in de algemene vergadering van de B.V. (“AV”). Hierdoor komt de vraag op of certificering van aandelen nog wel zin heeft. Ook bij certificering heeft de certificaathouder immers in beginsel geen stemrecht maar is hij economisch alleen gerechtigd tot de winst.

Waarom certificering?
Tot nu toe werd vaak voor de constructie van certificering gekozen om de zeggenschapsrechten verbonden aan de aandelen te scheiden van de financieel-economische belangen. Hier lagen vaak familierechtelijke motieven aan ten grondslag zodat de continuïteit van de door de B.V. gedreven onderneming gewaarborgd zou blijven bij bedrijfsopvolging, scheiding of overlijden. De overige familieleden kunnen zich dan immers niet bemoeien met de besluitvorming maar wel profiteren van de winst en waardestijging. Verder werd vaak voor certificering gekozen bij bijvoorbeeld werknemersparticipatie en/of met het oog op krachtenbundeling van minderheidsaandeelhouders tegen een grootaandeelhouder.
Certificering onder de nieuwe Flex-B.V. wetgeving
Met de invoering van de Flex-B.V. wetgeving verandert er op zich niets aan de wijze van certificering. Een administratiekantoor (meestal een stichting) houdt nog steeds de aandelen en oefent op de aandelen ook de stemrechten uit. Het administratie kantoor geeft dan weer certificaten uit aan de certificaathouder die in beginsel alleen gerechtigd is tot de winst. Meestal wordt het bestuur van het administratiekantoor gevormd door de bestuurders van de betreffende B.V. en/of bevriende personen. Hierdoor worden de zeggenschapsrechten die het administratiekantoor uitoefent en de winstrechten die voor de certificaathouders zijn gescheiden.

Wat wel verandert onder de nieuwe wetgeving is dat in de statuten moet worden opgenomen of certificaathouders “ vergadergerechtigde” zijn of niet. Vergadergerechtigde houdt in dat een certificaathouder in persoon of bij schriftelijke gevolmachtigde, de AV mag bijwonen en daar het woord mag voeren. Hij is nadrukkelijk niet gerechtigd om te stemmen, maar mag dus wel het woord voeren en proberen de stemming te beïnvloeden.

Voor bestaande certificaathouders geldt dat als niet in de statuten is geregeld of zij vergadergerechtigde zijn, zij worden geacht vergadergerechtigde te zijn indien de certificaten met medewerking van de B.V. zijn uitgegeven. Of de certificaten met medewerking van de B.V. zijn uitgegeven hangt af van de omstandigheden van het geval. Mocht het bestuur van de B.V. de certificaathouders niet erkennen als vergadergerechtigde dan kan hierover een procedure worden gestart.

Verschillen en overeenkomsten tussen stemrechtloze aandelen en certificaten
Stemrechtloze aandelen zijn aandelen die in de AV geen stemrecht geven, maar wel in de winst delen. De stemrechtloze aandelen maken deel uit van het aandelenkapitaal en vormen daarmee het eigen vermogen van de B.V. Hierdoor kunnen stemrechtloze aandelen interessant zijn in geval van het opzetten van werknemersparticipatie en/of financiering door externen zonder dat zij invloed hebben op het beleid van de B.V.

Het verschil tussen stemrechtloze aandelen en certificaten zit met name in de structuur. Voor certificaten is een administratiekantoor nodig, wat extra kosten met zich brengt. Verder geldt bij certificaten dat wel degelijk aandelen met stemrecht zijn uitgegeven aan het administratiekantoor. Voor de overige aandeelhouders kan dit gevolgen hebben, omdat zij zich geconfronteerd zien met een administratiekantoor dat ook zou kunnen stemmen in de AV. Hun stembelang kan hierdoor verwateren. Bij stemrechtloze aandelen geldt dit laatste niet. Daarnaast zijn stemrechtloze aandelen in beginsel uitgesloten van het voorkeursrecht op nieuw uit te geven aandelen.

De overeenkomsten tussen houders van stemrechtloze aandelen en certificaathouders – als deze laatste vergadergerechtigde zijn – zijn groot. Beide kunnen, mits ze gezamenlijk (indirect) meer dan 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, een AV bijeen roepen met rechtelijke machtiging en agendapunten aandragen. Zonder beider instemming kan niet worden afgeweken van de formele besluitvorming zoals het nemen van besluiten buiten vergadering.

Conclusie
Het certificeren van de aandelen zal zeker nog haar waarde houden in de praktijk. Wel wordt het dankzij de mogelijkheid van het uitgeven van stemrechtloze aandelen makkelijker om voor maatwerk te kiezen. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden en wensen kan dan voor het juiste instrument gekozen worden, waarbij overigens ook fiscale aspecten een belangrijke rol kunnen spelen, bijvoorbeeld in het kader van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR).

In internationale ondernemingen zal waarschijnlijk vaker worden gekozen voor stemrechtloze aandelen, omdat deze vorm, vooral in de Angelsaksische wereld, gebruikelijker en bekender is dan certificering. Hiermee kan risicodragend kapitaal worden aangetrokken zonder dat dit gevolgen heeft voor de bestaande zeggenschapsverhoudingen.

De opening van de beurs Ecomobiel valt zo’n beetje samen met de bekendmaking dat er nu ook een subsidiepot wordt aangebroken om de nieuwste milieutechniek te stimuleren voor met name bestelauto’s en taxi’s. Bij aanschaf van een breed pallet aan zuinige en schone modellen mag de ondernemer een aanschafsubsidie tegemoet zien tussen de € 1.250,-  en € 3.000, –

De regeling is zeker het bekijken waard, al was het maar omdat het niet lang zal duren voor sommige steden de toegang voor steeds meer types ‘vervuilende’ voertuigen aan banden gaan leggen. Het rijden met de schoonst mogelijke aandrijftechniek is zodoende een investering in de toekomst.

Deze zomer werd de langverwachte subsidie, a € 4500,- , voor de aanschaf van de nieuwste generatie ‘schone’ vrachtwagens met zogenaamde Euro6 techniek in ons land eindelijk werkelijkheid. Het effect was tot nu toe overigens gering, om de simpele reden dat veel merken zoiets helemaal niet in huis hadden. Sinds de recent in Hannover gehouden IAA tentoonstelling hebben ze die techniek echter massaal gelanceerd.

Dat is volgens de kenners een niet te onderschatten prestatie, want zoals een woordvoerder van MAN het zegt: ,,Ik schat dat er nooit een Euro7 komt, want dit is al nauwelijks meer te meten. De uitlaatgassen zijn bij de nieuwe Euro6 zo enorm gefilterd en gereinigd dat dat ze in veel opzichten schoner zijn dan de lucht in stedelijke gebieden.”

Het kersverse aanbod van dergelijke modellen zal waarschijnlijk flink de belangstelling trekken, want in de transportwereld zoemt het bericht rond dat de Duitse overheid dergelijke ultra schone vrachtwagens volgend jaar korting wil geven op de ‘Maut’ (kilometerheffing voor vrachtwagens op de Duitse wegen). Met enkele centen per kilometer loopt dat voor de kilometervreters in de transportsector rap op naar enorme bedragen.

In de stad Waar de neuzen in de transportwereld al aardig in de juiste richting wijzen, wil dat met de Nederlandse vloot van taxi’s en bedrijfswagens nog niet erg vlotten. Strikt zakelijk geredeneerd is dat niet eens erg verrassend, want je hebt het over auto’s die sowieso vrij van BPM zijn. De eigenaar schiet zelf er weinig mee op als hij in plaats van pakweg een gewone Fiat Ducato of Doblo bestelauto toch maar voor een CNG (aardgas) versie kiest.

Dat is tamelijk pijnlijk omdat juist taxi-,  koeriers-, service- en distributiebedrijven absolute veelrijders zijn in de binnenstad. En juist dat is bij uitstek de plek waar de stormbal wordt gehesen vanwege een gebrekkige luchtkwaliteit. Vanuit Brussel zijn daar ook al de nodige waarschuwingen over gekomen. In onze eigen tweede kamer stelde men bovendien de vraag waarom er scheppen belastinggeld worden uitgegeven aan fiscale kortingen op schone personenauto’s, terwijl die milieuwinst aan de andere kant met scheppen tegelijk wordt weggegooid op plekken waar dat veel pijn doet.

Het resultaat is er nu in elk geval, want sinds begin oktober is er een subsidiepot beschikbaar om juist de betreffende ondernemers te stimuleren om naar schonere alternatieven om te zien. De eisen daarvoor zijn in een een-tweetje van overheidsspecialisten, automobielindustrie en belangenorganisaties vormgegeven. Men wil voorkomen dat de Europese Commissie aan de handrem trekt omdat een bepaalde techniek – zoals elektrisch rijden – wordt bevoordeeld.

Ruim en toch scherp omlijnd Dat verklaart meteen waarom de nieuwe subsidie aan de ene kant op een scherp afgebakende doelgroep mikt – ondernemers met auto’s waar door hun aard geen BPM op wordt betaald – en tegelijkertijd veel ruimte laat om zelf voor een oplossing te kiezen die je aanspreekt. Dat kan gaan over volledig elektrisch of zogenaamd plug-in hybride rijden (oplaadbaar accupakket), maar ook aardgas, LPG en elk andere oplossing die zo’n auto ‘schoon’ doet rijden doen in de subsidieregeling mee.

Soms levert dat tamelijk verwarrende regels op. Zo worden Euro6 en EuroVI diesels ook genoemd. Die namen lijken weliswaar veel op elkaar, maar het gaat om respectievelijk lichtere auto’s en de zware bedrijfsvoertuigen. Op agentschapnl.nl wordt een en ander in detail uitgelegd.

Tot € 3.000,- Voor ondernemers met taxi’s of bestelwagens zal het veelal gaan om een zogenaamde categorie 1 subsidie van 1.250 euro. Dat is een tegemoetkoming in de meerprijs van extreem schone dieselmodellen, uitzonderlijke zuinige benzineversies en auto’s met een affabriek gemonteerde aardgas- of LPG-installatie.

Wie nog een stap verder gaat, kan een categorie 2 subsidie van 3.000 euro tegemoet zijn. Die is weggelegd voor benzinemodellen die minder dan 50 gram CO2 per kilometer uitstoten. In de praktijk heb je het over plug-in hybrides en volledig elektrisch rijdende auto’s.

De regeling is, als gezegd,  net ingegaan en duurt voor de meeste soorten auto’s tot 1 januari 2015. Dat is namelijk ‘D-day’. door Brussel neergelegd voor het bereiken van de juiste normwaarden van de luchtkwaliteit.

Hoe? Wie zo’n auto heeft gekocht, kan de subsidieaanvraag richten aan Agentschap NL (Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie). Binnenkort kunnen dergelijke subsidies overigens ook elektronisch worden aangevraagd – papiervrij dus – maar er wordt nog gewerkt aan het systeem ‘eHerkenning’. Daarmee kunnen ook bedrijven dan inloggen bij overheidsorganisaties. Zoiets als de DigiD zoals we die al voor personen kennen.

(Bron: De Zaak)

Uw website – of webwinkel – is door nalatigheid van uw webbouwer langere tijd niet bereikbaar. Uw webbouwer beweert vervolgens dat de schade op geen enkele manier op hem verhaald kan worden. Moet u zich daar zomaar bij neerleggen?

Deze vraag werd voorgelegd aan De Zaak Advies “Mijn website en webwinkel zijn al een tijdje uit de lucht. Mijn webbouwer heeft geen back-up gemaakt. Na een crash gaat het zeker vier weken duren voordat alles weer werkt. Ik werk al vier jaar met deze webbouwer samen, maar hierover is niks op papier gezet. In de algemene voorwaarden van de webbouwer staat dat deze op geen enkele manier aansprakelijk is als er sprake is van schade. Moet ik mij hier zomaar bij neerleggen?”

Antwoord De Zaak Advies ‘Nee, dit hoeft u zeker niet zomaar te accepteren. “Helemaal nergens voor aansprakelijk”, dat kan natuurlijk niet. Stel de webbouwer schriftelijk – met een aangetekende brief! – in gebreke wegens wanprestatie en claim de directe schade en de gevolgschade.”

“De kosten die worden gemaakt om de website en webwinkel weer werkend te krijgen, vormen de directe schade. Maak de webbouwer duidelijk dat hij daarvoor opdraait. Als de webbouwer weigert om de schade te herstellen, kunt u aangeven dat u daarvoor iemand anders in de arm neemt en dat de webbouwer daarvoor de rekening ontvangt. Weigert hij die te betalen, dan maakt u de gang naar de rechter. Claim ook de gevolgschade. Dat is het omzetverlies dat u lijdt omdat de webwinkel niet te bereiken is.

Algemene voorwaarden niet van toepassing “De webbouwer kan zich niet beroepen op zijn algemene voorwaarden, want die zijn kennelijk niet ter hand gesteld. Een leverancier van producten en diensten moet zijn algemene voorwaarden ter hand stellen aan een afnemer. Als dat niet is gebeurd, zijn ze ook niet van toepassing.”

(Bron: De Zaak)

Een hoofdregel van het Nederlandse vermogensrecht is dat er verschil is tussen ‘mijn’ en ‘dijn’. Een uitvloeisel hiervan is dat de schuldeisers van de één kunnen zich niet zomaar op de eigendommen van een ander dan de schuldenaar kunnen verhalen.Op het beginsel dat een schuldeiser zich niet op de goederen van een derde kan verhalen, bestaan een aantal uitzonderingen. Eén uitzondering is speciaal voor de Belastingdienst in het leven geroepen, voor ‘zakelijke schulden’ (zoals loonbelasting en omzetbelasting). De Belastingdienst heeft op grond van artikel 22 Invorderingswet 1990 (IW) een zogenaamd ‘bodemrecht’ op grond waarvan zij beslag kan leggen op ‘bodemzaken’. Dit is vooral interessant indien sprake is van het faillissement van de belastingplichtige, omdat het bodembeslag rust op alle bodemzaken, dus ook op bodemzaken van derden.

Bodemzaken

Onder het begrip bodemzaken vallen roerende zaken die op de bodem staan van de belastingschuldige en die ook dienstbaar zijn aan die bodem. In het geval van een winkel zijn dit bijvoorbeeld de kassa’s, de computers en de inventaris. Onder bodemgoederen vallen bijvoorbeeld niet de voorraad en de bedrijfsauto’s, deze zijn niet bedoeld voor duurzaam gebruik in de winkel zelf. Het bodembeslag van de fiscus komt op al deze bodemzaken te rusten en kan ook nog na het faillissement van de belastingplichtige worden gelegd.

Hiermee komt het bodembeslag dus ook te rusten op goederen van derden die zich duurzaam op de bodem van de failliet bevinden. Indien sprake is van bodembeslag en een faillissement, dan geldt het volgende. Het bodembeslag van de Belastingdienst op de goederen van de failliet gaat op in het faillissementsbeslag. De Belastingdienst kan zich op deze goederen niet verhalen.

Maar het bodembeslag op de goederen van een derde wordt niet door het faillissementsbeslag getroffen, want de derde is zelf niet failliet. De Belastingdienst kan de goederen van derden die onder het bodembeslag vallen dus uitwinnen om haar vorderingen voldaan te krijgen.

Dit kan natuurlijk tot vervelende situaties leiden, stel dat u verhuurder bent van stellingkasten, en uw huurder gaat failliet. Als de Belastingdienst bodembeslag legt, rust dat ook op uw stellingkasten. Het is vervolgens mogelijk dat de Belastingdienst deze goederen uitwint om haar vordering op de failliete huurder te voldoen.

Reële eigendom

Gelukkig hanteert de Belastingdienst een beleid, neergelegd in de Leidraad Invordering 1990, waarbij de reële eigendom van derden wordt ontzien. Als de derde (bijvoorbeeld een leverancier) aan kan tonen dat de bodemzaak zijn eigendom is, zal de Belastingdienst deze eigendom respecteren.

Uitzonderingen

Op dit beleid bestaan een aantal uitzonderingen. Indien de goederen wel het eigendom zijn van de leverancier, maar ter beschikking zijn gesteld aan de failliet met daarbij een afnameverplichting, dan respecteert de Belastingdienst het eigendom van de leverancier niet. Bijvoorbeeld indien sprake is van het ter beschikking stellen van een tapkraan door de leverancier in een horecagelegenheid, met de verplichting om het bier van dezelfde leverancier af te nemen.

Ook bij de zogenaamde ‘bedrijfsinmenging’ wordt de eigendom van de derde niet gerespecteerd. Bij bedrijfsinmenging zijn zaken aan de failliet ter beschikking gesteld, maar is de failliet op grond van afspraken met de leverancier in feite de vrije beschikkingsmacht en de beslissingsbevoegdheid over zijn bedrijf kwijtgeraakt aan de leverancier. De leverancier neemt dan alle beslissingen en ´runt´ dus eigenlijk het bedrijf. Deze constructies zien we vaak terug in de horecabranche.

Rechtbank Zutphen, 16 februari 2011

De Rechtbank Zutphen heeft op 16 februari 2011 over een dergelijke zaak een vonnis gewezen. In deze zaak was de horecagelegenheid FHL Horeca B.V. (FHL), uitbater van café “De 4 Jaargetijden”, failliet. FHL had in haar café de beschikking over een bedrijfsinventaris, die niet haar eigendom was. Deze bedrijfsinventaris is in het kader van de franchiseovereenkomst ter beschikking gesteld door De Vier Jaargetijden B.V. De Belastingdienst had vanwege haar vordering op FHL bodembeslag gelegd op de bedrijfsinventaris. De Vier Jaargetijden B.V. is hiertegen in verzet gekomen, met als onderbouwing dat de inventaris haar (reële) eigendom is.

Stellingen Belastingdienst

De Belastingdienst meent dat sprake is van ‘bedrijfsinmenging’. Zij voert aan dat de bedrijfsvoering van FHL zonder de bedrijfsinventaris ondenkbaar is. Volgens de Belastingdienst kan De Vier Jaargetijden als (mede) ondernemer worden beschouwd en daardoor ook (mede) verantwoordelijk worden gehouden voor de belastingschuld van FHL. De vennootschappen en bestuurders maken deel uit van dezelfde groep, en de bestuurders van De Vier Jaargetijden zouden als de werkelijke ondernemers hebben te gelden. Om deze reden acht de Belastingdienst het gerechtvaardigd dat ze verhaal kan nemen op de zaken van De Vier Jaargetijden, wat een ruime uitleg in zou houden van de uitzondering ‘bedrijfsinmenging’.

Oordeel Rechtbank

De Rechtbank volgt dit betoog van de Belastingdienst niet. In de eerste plaats oordeelt de Rechtbank dat er geen  sprake was van goederen op de bodem van FHL, waardoor dus ook bodembeslag niet mogelijk was. Maar zelfs als de bodem wel aan FHL had toebehoort, zou de vordering van de Belastingdienst stranden. Er is geen sprake van een afnameverplichting, noch was er sprake van bedrijfsinmenging. Aangezien De Vier Jaargetijden B.V. buiten de bedrijfsvoering van FHL staat, kan zij niet als (mede)ondernemer beschouwd worden.

Met betrekking tot het betoog dat De Vier Jaargetijden B.V. dient te worden aangemerkt als ‘mede-ondernemer’, oordeelt de Rechtbank dat slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat om voorbij te gaan aan het identiteitsverschil tussen rechtspersonen. De door de Belastingdienst gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen deze vereenzelviging niet. De door de Belastingdienst aangevoerde feiten en omstandigheden leiden er dus niet toe dat zij de reële eigendom van De Vier Jaargetijden B.V. mag negeren. De Belastingdienst staat dus met lege handen.

Conclusie

Bij reële eigendom van derden dient de Belastingdienst deze eigendom te respecteren. Zij mag deze goederen van derden dus niet uitwinnen om haar vorderingen voldaan te krijgen. Op het beginsel dat de reële eigendom van derden dient te worden gerespecteerd, bestaan uitzonderingen. In de bovengenoemde zaak heeft de Belastingdienst geprobeerd een ruime uitleg aan deze uitzonderingen te geven. De Rechtbank Zutphen is daar in deze casus niet in mee gegaan. De reële eigendom van De Vier Jaargetijden B.V. wordt gerespecteerd en de Belastingdienst mag de bedrijfsinventaris die toebehoort aan De Vier Jaargetijden B.V. dus niet uitwinnen om haar vorderingen op FHL voldaan te krijgen.

Indien u wordt geconfronteerd met een bodembeslag door de Belastingdienst is het van belang om op korte termijn tegen dit beslag bezwaar te maken, waarbij u aantoont dat de goederen uw reële eigendom zijn. Doet u dit niet, loopt u het risico dat de Belastingdienst zich verhaalt op uw goederen.

(Bron: DirkZwager)

Er zijn verschillende subsidies en fiscale regelingen die de combinatie van leren en werken aantrekkelijker maken voor werkgevers en werknemers.

Belastingvoordeel voor werkgevers

Werkgevers kunnen een deel van de kosten en premies die zij voor de werknemer in opleiding betalen, aftrekken van de belasting. Zij kunnen gebruikmaken van de fiscale Regeling WVA-onderwijs.

Belastingvoordeel voor werknemers

Als werknemers studiekosten zelf betalen, kunnen zij een deel van de kosten aftrekken van de inkomstenbelasting. Het gaat dan om kosten als lesgeld en de aanschaf van studieboeken.

Financiële tegemoetkoming

Werkgevers kunnen werknemers die een opleiding willen volgen tegemoet komen. Bijvoorbeeld door de opleiding te betalen of door betaald verlof te geven voor studiedagen. Voor sommige opleidingen hebben werkgevers via de cao afspraken gemaakt met  Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen). In dat geval vergoeden deze fondsen een deel van de kosten.

Regeling voor moeilijk plaatsbare deelnemers aan stages

Via de Regeling stagebox beroepsonderwijs stelt de Rijksoverheid geld beschikbaar aan mbo-instellingen, kenniscentra en de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Met dit geld kunnen deze organisaties zorgen voor extra stageplaatsen voor moeilijk plaatsbare leerlingen uit het beroepsonderwijs. Ook is intensieve stagebegeleiding mogelijk.

Vanaf 2013 gaat de stagebox deel uitmaken van de prestatiebox. De Rijksoverheid heeft deze prestatiebox ingevoerd om individuele resultaatafspraken met instellingen te kunnen maken.

(Bron: Overheid)