All posts in Kennisbank voor de Zelstandige zonder personeel(ZZP), juridisch, scheiden

Vanaf 1 januari 2020 worden de aftrektarieven voor een aantal aftrekposten in de inkomstenbelasting aanzienlijk versoberd. Dit geldt onder andere voor de aftrek van partneralimentatie. Daarnaast gelden vanaf 1 januari 2020 nieuwe regels voor de maximale duur van partneralimentatie. Redenen om uw persoonlijke financiën weer eens onder de loep te nemen?

Maximale duur partneralimentatie
Voor echtscheidingsverzoeken die na 1 januari 2020 worden ingediend, gelden straks nieuwe wettelijke regels voor de maximale duur van de partneralimentatie. Hieronder zijn de basisregels volgens het huidige en het nieuwe recht schematisch weergegeven.

Net als de huidige regels, betreffen de nieuwe wettelijke regels zogenaamd regelend recht. In onderling overleg kunnen partners derhalve altijd een andere duur van de partneralimentatie afspreken.

Belastingwijzigingen
Op Prinsjesdag 2019 is voorgesteld om al in 2020 over te gaan naar een twee-schijven-tariefstelsel en wel als volgt:

Het maximale tarief waartegen partneralimentatie aftrekbaar is de komende jaren wordt als volgt versoberd: 

2019: 49,00%
2020: 46,00%
2021: 43,00%
2022: 40,00%
2023: 37,05%

Wat betekenen de wetswijzigingen voor u?
De hoogte van de partneralimentatie wordt in eerste instantie berekend op basis van de behoefte van de alimentatiegerechtigde en de netto draagkracht van de alimentatieplichtige.

Stel dat de alimentatieplichtige een jaarinkomen heeft van € 120.000 en een netto draagkracht voor partneralimentatie van € 1.000 per maand (€ 12.000 per jaar). In 2019 wordt de partneralimentatie vastgesteld. Het jaarinkomen is in 2019 in de hoogste tariefschijf belast is tegen 51,75%, maar de partneralimentatie is aftrekbaar tegen maximaal 49%. Dit impliceert daarom een bruto partneralimentatie van circa € 1.960 per maand (€ 23.530 per jaar). Vanwege de aftrekversobering, ziet de alimentatieplichtige zijn netto besteedbaar inkomen de komende jaren als volgt dalen:

Voor deze alimentatieplichtige neemt de netto draagkracht af met uiteindelijk € 2.812 netto per jaar (€ 235 per maand), omdat de netto lasten stijgen vanwege de aftrekversobering. De alimentatieplichtige ziet het netto inkomen derhalve jaarlijks afnemen, terwijl de betaalde bruto partneralimentatie door de jaren heen gelijk blijft (€ 23.530).

Let op! Heeft u ook een eigen woningfinanciering waarover u (aftrekbare) rente betaalt? Dan kan uw netto besteedbare inkomen ook dalen. Immers het tarief waartegen de eigen woningrente de komende jaren aftrekbaar is, daalt vanaf 2023 ook naar 37,05%.

Partneralimentatie herzien?
Een wijziging in het netto inkomen is wettelijk gezien een reden om de partneralimentatie te herzien. Een herziening van de partneralimentatie kan in onderling overleg met uw ex-partner of via de rechter bepaald worden. Om een gefundeerd verzoek tot herziening van partneralimentatie te kunnen doen, is het aan te raden om uw gehele financiële situatie door te laten rekenen. De aftrekversobering staat immers niet op zich. Zoals hiervoor al is aangegeven wordt de eerste tariefschijf aanzienlijk opgerekt naar 37,10% in 2023 over de eerste € 68.705. Dit kan betekenen dat de stijging van uw netto alimentatielasten per saldo weer te niet wordt gedaan. Daarnaast zijn er echter nog meer aftrekversoberingen voorgesteld, zoals de ondernemersaftrek en de mkb-winstvrijstelling, die ook weer een effect hebben op uw netto inkomen.

(Bron: HLB)

Opstellen

Wanneer u voor 1 januari 2018 getrouwd bent zonder het maken van huwelijkse voorwaarden, bent u getrouwd in gemeenschap van goederen. Dit betekent dat alle bezittingen en schulden gemeenschappelijk zijn.

Wanneer u bent getrouwd na 1 januari 2018 zonder het opstellen van huwelijkse voorwaarden, bent u getrouwd in de ‘beperkte gemeenschap van goederen’. Al uw bezittingen en schulden die u vóór het trouwen heeft, blijven van u in privé. Bezittingen en schulden die u na het trouwen krijgt, zijn van u samen.
Schenkingen of erfenissen die u ontvangt voor en tijdens uw huwelijk vallen in het privévermogen, behalve als de schenker anders heeft bepaald of als de erflater iets anders heeft bepaald in zijn testament.

Schuldeisers kunnen zich verhalen op goederen die in de gemeenschap vallen. Om te voorkomen dat bezittingen en schulden gemeenschappelijk worden kunt u huwelijkse voorwaarden opstellen. Dit kan voor het huwelijk, maar ook als u al getrouwd bent. Als één van de echtgenoten een bedrijf gaat starten, kan dat een reden zijn om later alsnog huwelijkse voorwaarden op te stellen. Dit kan voorkomen dat zakelijke schuldeisers van de ondernemende echtgenoot zich kunnen verhalen op het privévermogen van de niet-ondernemende echtgenoot.

Het naleven van huwelijkse voorwaarden

Veel ondernemers hebben huwelijkse voorwaarden opgesteld waarin zij afspreken dat er geen gemeenschap van goederen is.

Dit enerzijds om ervoor te zorgen dat het ondernemingsvermogen beschermd is ingeval van echtscheiding en anderzijds dat het vermogen van de niet-ondernemende echtgenoot beschermd is bij faillissement.
Om er toch voor te zorgen dat de niet-ondernemende echtgenoot meedeelt, wordt deze ‘koude uitsluiting’ regelmatig verzacht door het opnemen van een verrekenbeding.

Er zijn twee soorten verrekenbedingen:

  1.  Het periodiek verrekenbeding
    Bij een periodiek verrekenbeding dienen de echtgenoten jaarlijks onderling, wat er overblijft van ieders inkomen, te verrekenen.
  2. Het finale verrekenbeding
    Dit betekent dat aan het eind van het huwelijk (door echtscheiding en/of overlijden) de waarde van het vermogen geheel of gedeeltelijk wordt verdeeld. Zo kan bij overlijden het volledige vermogen worden verrekend en bij echtscheiding slechts een deel van het vermogen. In moderne huwelijkse voorwaarden wordt de koude uitsluiting regelmatig verzacht door afspraken over verrekenen van inkomen en vermogen (het zogenaamde verrekenbeding). In moderne huwelijkse voorwaarden wordt de koude uitsluiting regelmatig verzacht door afspraken over verrekenen van inkomen en vermogen (het zogenaamde verrekenbeding).

Wanneer er sprake is van een periodiek verrekenbeding komt het vaak voor dat echtgenoten niet daadwerkelijk jaarlijks verrekenen. De huwelijkse voorwaarden hebben dan niet het gewenste effect:

  1. Wanneer de onderneming dan failliet verklaard wordt zal de niet-ondernemende echtgenoot moeten bewijzen welke goederen privé zijn, om te voorkomen dat deze goederen in de failliete boedel vallen.
    Als er niet daadwerkelijk is verrekend, kan de niet-ondernemende echtgenoot niet bewijzen welk deel hij/zij bezit. Daadwerkelijk verrekenen en een goede administratie waaruit blijkt wie wat bezit zijn dus een vereiste.
  2. Als een periodiek verrekenbeding tijdens het huwelijk niet is uitgevoerd, bepaalt de wet dat aan het einde van het huwelijk alsnog moet worden verrekend, maar die verrekening is vaak veel verstrekkender. Het kan zijn dat u op een hoger bedrag uit komt, doordat het resultaat dat behaald is met het niet verrekende vermogen dan ook moet worden verrekend.  

Als er sprake is van een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding neemt de wet als uitgangspunt dat het totale vermogen dat bij het einde van het huwelijk aanwezig is, geacht wordt te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden. Indien u niet kunt bewijzen hoe een goed is verkregen (al dan niet met behulp van inkomen), wordt alles dus geacht gemeenschappelijk te zijn (althans de waarde). U rekent dan dus eigenlijk af alsof u in gemeenschap van goederen bent getrouwd.
De huwelijkse voorwaarden werken alleen goed als zij ook worden nageleefd.

Het naleven van het verrekenbeding vergt een juiste administratie en een goede berekening. Flynth kan u dit uit handen nemen.

Vaststellingsovereenkomst

Als u de afgelopen jaren niets heeft verrekend onderling, terwijl u dit wel had moeten doen, kunt u dit nog oplossen door een vaststellingsovereenkomst op te laten stellen. Er kan dan gekozen worden om het te verrekenen bedrag alsnog uit te betalen of om een vordering vast te leggen. Ongewenste gevolgen van het niet-naleven van de huwelijkse voorwaarden kunnen dan alsnog voorkomen worden.

(Bron: Flynth)

U woont ongehuwd samen en in uw samenlevingscontract staat dat uw bezittingen niet in gemeenschappelijk bezit vallen? Het lijkt er misschien op dat de verdeling van uw vermogen en goederen zonder discussie verloopt als de relatie onverhoopt eindigt. Maar ook met een samenlevingscontract moet uw vermogen mogelijk als gemeenschappelijk goed 50/50 verdeeld worden over u en uw (ex-)partner. 

Een praktijkvoorbeeld van een man en vrouw die ongehuwd samenwoonden met een samenlevingscontract maakt deze kwestie duidelijk. Aan het begin van hun relatie hebben ze hun privébankrekeningen opgeheven en hun inkomsten en uitgaven via de gemeenschappelijke rekening laten stromen. Toen ze uit elkaar gingen, leidde de verdeling van hun vermogen tot een rechtszaak. De rechtbank oordeelde dan zij door alles op een gemeenschappelijke rekening te storten, niet de intentie hadden om hun vermogen gescheiden te houden. De rechtbank beoordeelt dit als stilzwijgende afspraak dat hun vermogen en bezittingen aan de man en de vrouw toebehoren, ieder voor de helft.

Houd een administratie bij

Als u geen administratie bijhoudt, is door het samengaan van uw vermogen niet meer te bewijzen welk vermogen u had voordat u ging samenwonen en welk deel van het vermogen afkomstig is uit uw inkomsten. Er zijn verschillende stappen die samenwonenden kunnen zetten om discussies en strijd te voorkomen.

Wij geven u graag enkele tips:

  • Houd uw eigen bankrekening aan;
  • Houd een administratie bij waarbij u vastlegt wie welke goederen aanschaft;
  • Ontvangt u schenkingen? Leg dit vast in uw administratie;
  • Ontvangt u een erfenis? Leg dit vast in uw administratie.

Zonder een volledige administratie kunt u niet bewijzen welke goederen uw eigendom zijn of door u zijn gefinancierd. U loopt dan het risico dat u, mocht uw relatie ten einde komen, uw bezittingen of (ondernemings)vermogen moet delen met uw ex-partner. Het loont dus om geldstromen duidelijk vast te leggen.

(Bron: ABAB)

Per 1 januari 2020 verandert de termijn hoe lang partneralimentatie moet worden betaald. De Tweede Kamer had dit voorstel al goedgekeurd en zojuist / op 21 mei jl. heeft de Eerste Kamer het voorstel aangenomen.   

Wat verandert er per 1 januari 2020?

De periode waarover partneralimentatie moet worden betaald wordt korter. Op dit moment gaat de wet nog uit van een duur van maximaal 12 jaar. Voor partneralimentatie die vanaf 1 januari 2020 wordt vastgesteld geldt:

  • de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar.

Dus als u 6 jaar getrouwd bent geweest, betaalt u maximaal 3 jaar alimentatie voor uw ex-partner en als u 12 jaar getrouwd bent geweest betaalt u de maximale 5 jaar.

Twee wettelijke uitzonderingen

Op de nieuwe regel worden twee wettelijke uitzonderingen gemaakt:

  1. langdurige huwelijken;
  2. huwelijken met jonge kinderen.

Ad 1. Langdurige huwelijken:

  • Als u langer dan 15 jaar getrouwd bent geweest, en uw ex-partner is ten hoogste 10 jaar jonger dan de AOW-leeftijd, dan wordt de duur van de partneralimentatie maximaal 10 jaar.
  • Bent u 50 jaar of ouder en langer dan 15 jaar getrouwd geweest, dan is de maximumduur ook 10 jaar. Let op: dit is een tijdelijke regeling.

Ad 2. Huwelijken met jonge kinderen:

Bij huwelijken met kinderen, die de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt, wordt de duur van de partneralimentatie maximaal 12 jaar.

Schrijnende gevallen

Bij de zogeheten schrijnende gevallen is afwijking van bovengenoemde bepalingen mogelijk. De rechter kan dan op verzoek van de alimentatiegerechtigde een nadere termijn vaststellen.

Mediation bij echtscheiding

Los van deze nieuwe wettelijke bepalingen die gaan gelden, blijft het mogelijk om via een mediationtraject op maat gemaakte afspraken te laten vastleggen. Die afspraken komen vaak in een kort tijdsbestek in goed overleg tot stand en sluiten precies aan bij de situatie en wensen van de mensen die uit elkaar gaan.

(Bron: Flynth)

Alleen aantoonbare afspraken over gezamenlijke besteding van privékapitaal van een van de huwelijkspartners kunnen voorkomen dat er bij echtscheiding moet worden terugbetaald. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de Hoge Raad. Zonder zulke afspraken kan bijvoorbeeld een samen genoten buitenlandse vakantie een vervelend financieel staartje krijgen.

De zaak waarin de Hoge Raad (de hoogste gerechtelijke instantie van ons land) op 5 april 2019 uitspraak deed, draaide om de gezamenlijke uitgave van persoonlijke schenkingen. Een van beide huwelijkspartners had deze drie schenkingen van elk € 10.000 ontvangen onder uitsluitingsclausule. Dit is een bepaling in het testament of in de schenkingsakte die ervoor zorgt dat de erfenis of schenking niet in de huwelijksgemeenschap valt, maar in het privévermogen van de verkrijger.

Privégeld was gezamenlijk opgemaakt

Het geld was dus het persoonlijk eigendom van de vrouw in kwestie, maar zo ging zij er niet mee om. Ze boekte de schenkingen iedere keer over naar de gemeenschappelijke rekening. Hierdoor ging het geld op aan gezamenlijke uitgaven, schulden en vakanties. Toch was zij later, tijdens de bij echtscheiding gebruikelijke kapitaalverdeling, van mening dat zij recht had op terugbetaling. Ze verwees hierbij naar de uitsluitingsclausule: die had tot doel dat het geld van haar zou blijven.

Zonder afspraak is terugbetaling verplicht

In zijn uitspraak geeft de Hoge Raad de vrouw hierin gelijk. Zij heeft inderdaad recht op terugbetaling van het geld, ook al hadden de huwelijkspartners het inmiddels samen opgemaakt. De uitspraak geeft aan dat aan gemeenschappelijke uitgaven besteed privégeld alleen niet hoeft te worden terugbetaald als dit onderling zo is afgesproken. Dit is in de praktijk natuurlijk moeilijk aan te tonen als zo’n afspraak niet op papier is vastgelegd.

Eerst (schriftelijk) afspreken, dan pas uitgeven

Bent u getrouwd, ontvangt u of uw huwelijkspartner een schenking of erfenis met uitsluitingsclausule maar wilt u het geld samen opmaken? Maak hier dan heldere schriftelijke afspraken over vóór u aan de samengeplande vakantie, verbouwing of andere uitgaven begint. Dan komt u later niet voor nare verrassingen te staan.

(Bron: Flynth)

eel Nederlanders hebben schulden. Zolang de rente en de aflossing nog betaalbaar zijn, is er doorgaans niets aan de hand. Anders wordt het als er hoge schulden en betalingsproblemen zijn. En wat als niet jij de schulden hebt, maar je samenwonende partner? Ben jij dan ook aansprakelijk?

Ongehuwd samenwonen zonder contract

Zolang niets zwart op wit staat, neem je geen schulden over van de partner wanneer je gaat samenwonen. Als je dus niet getrouwd bent, geen geregistreerd partnerschap hebt of zaken heb vastgelegd in een samenlevingscontract, ben jij niet hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van je partner.

Wel ben je aansprakelijk voor gemeenschappelijk gedane aankopen. In dat geval kunnen schulden bij beide partners ingevorderd worden. In het geval van een gerechtsdeurwaarder die beslag legt op roerende goederen, gaat hij er van uit dat alle spullen op het woonadres van de schuldenaar in beslag kunnen worden genomen. Worden spullen van jou in beslag genomen terwijl jij niet aansprakelijk bent voor de schulden van je partner, kun je je spullen alleen na een kostelijke procedure terugkrijgen.

Wettelijk samenwonen: huwelijk, partnerschap of samenlevingscontract

Bij een geregistreerd partnerschap of huwelijk bij gemeenschap van goederen, zijn ook alle schulden gemeenschappelijk en ben je mede aansprakelijk, zowel voor nieuwe schulden als voor schulden die de partner eerder heeft gemaakt. In de huwelijkse voorwaarden kun je wel aangeven wie waarvoor aansprakelijk is.

Als je een samenlevingscontract opstelt waarin je afspreekt dat alles gemeenschappelijk is of alle schulden gemeenschappelijk zijn, word je mede aansprakelijk. Iedereen is dus aansprakelijk voor zijn eigen schulden en eventuele gemeenschappelijk gemaakte schulden.

Relatie over, wat nu?

Wanneer je relatie over is, is de verdeling van de schulden ook afhankelijk van de wijze waarop jullie geregistreerd staan als partner. Als je getrouwd bent in gemeenschap van goederen, worden niet alleen alle bezittingen, maar ook alle schulden onderling op basis van 50/50 verdeeld. Leg je in huwelijkse voorwaarden of het samenlevingscontract vast dat niet alle bezittingen gemeenschappelijk bezit zijn maar privé-eigendom, dan zijn privé schulden ook gescheiden en hoeft de (ex-)partner daaraan niet mee betalen. Wel ben je beiden naar derden toe altijd volledig hoofdelijk aansprakelijk.

Schulden overnemen van je partner

Veel mensen willen de partner helpen om van zijn of haar schulden af te komen. Je kunt mede aansprakelijkheid opeisen door dit vast te leggen in een samenlevingscontract of door te trouwen, maar je kunt ook mee betalen door geld te schenken. Voor samenwonende partners geldt een schenkingsvrijstelling van 2092 euro per jaar.

Partner in de schuldsanering

Zit jij of je partner in de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) en ga je samenwonen? Dan moet dit gemeld worden aan de bewindvoerder. Omdat de vaste lasten doorgaans dalen als je gaat samenwonen, wordt er een nieuwe berekening van het vrij te laten bedrag gemaakt.

Een partner en studieschuld

Voor studieschulden gelden andere regels. Bovendien heb je te maken met een oude of met een nieuwe regeling bij het terugbetalen van een studieschuld.

Of je nu alleen of samen bent, leen altijd verantwoord. Wees eerlijk over schulden naar elkaar en naar kredietverstrekkers, dat kan een hoop narigheid voorkomen.

(Bron: NN)

Afspraken in het echtscheidingsconvenant over de verdeling van de koopwoning hebben soms vervelende en onbedoelde fiscale consequenties. Dit kan grote financiële gevolgen hebben. Daarom is het verstandig om deze fiscale consequenties vooraf goed in beeld te brengen en op te nemen in het echtscheidingsconvenant.

 

Een voorbeeld

Een paar, gehuwd op basis van gemeenschap van goederen, bezit een eigen koopwoning met overwaarde. Omdat sprake is van gemeenschap van goederen, hebben zowel man als vrouw recht op 50% van de overwaarde. Het gescheiden paar was overeengekomen dat de man een maandelijkse partneralimentatie zou betalen van ongeveer € 1.915. Ook hebben ze afgesproken dat de vrouw de volledige overwaarde van de voormalige echtelijke woning zou krijgen in ruil voor een verlaging van de alimentatie naar € 600 per maand. De belastinginspecteur ziet in de volledige toerekening van de overwaarde aan de vrouw een belaste afkoop van een gedeelte van de alimentatie. Een fiscale procedure tot aan de Hoge Raad brengt hierin geen verandering. De vrouw moet een groot bedrag aan belasting betalen.

Niet alleen de juridische, maar ook de fiscale problematiek bij echtscheidingen is bijzonder complex en de gevolgen kunnen zeer ingrijpend zijn. Door een goede formulering van het echtscheidingsconvenant kunnen problemen als hierboven voorkomen worden. Raadpleeg daarom op voorhand een specialist met ervaring op het gebied van fiscale gevolgen bij echtscheiding.

(Bron: ABAB)

Beste ondernemer,

Bij echtscheiding in de familie wordt niet altijd gedacht aan het opstellen of aanpassen van een testament. Met name als u (minderjarige) kinderen uit het huwelijk heeft, kan het zinvol zijn het testament te actualiseren

Wat kunt u regelen in uw testament na echtscheiding?

1. Bewind 
Zonder nadere regeling krijgt uw ex-partner na uw overlijden het beheer over het vermogen van het minderjarige kind. Bij minderjarige kinderen kunt u desgewenst in uw testament een bewind instellen over de verkrijging met iemand anders als bewindvoerder.

2. Voogdij
Een voogd zorgt voor de verzorging en opvoeding van een minderjarig kind. Voogdij komt in principe pas aan de orde als beide ouders zijn overleden. Soms is een voogdijregeling ook praktisch wanneer de ex-partner nog leeft. Bijvoorbeeld als die, om wat voor reden dan ook, niet geschikt is voor de verzorging/opvoeding van het kind.

3. Uitsluiting ouderlijk vruchtgenot
Zonder nadere regeling heeft de langstlevende echtgenoot het ouderlijk vruchtgenot van het vermogen van het minderjarige kind. Dit kan in een testament worden uitgesloten.

4. Uitsluiting ex-partner als verkrijger 
Als een gescheiden ouder overlijdt, is het niet uitgesloten dat diens ex-partner nog als erfgenaam optreedt als zijn/haar kind overlijdt zonder achterlating van een echtgenoot of afstammelingen en zonder testament. Dit voorkomt u via een tweetrapsbepaling. Hiermee wordt bepaald dat het vermogen in eerste instantie vererft op het kind. Is er bij overlijden van het kind nog iets van de erfenis over, dan wordt bepaald dat de resterende erfenis opvolgend overgaat op een tweede verkrijger, bijvoorbeeld de broers/zussen.

5. Uitsluiting ex-schoonzoon of ex-schoondochter als verkrijger
Een scheiding van een kind kan ook aanleiding zijn voor de ouders van dat kind om hun testament aan te passen. Als het kind eerder overlijdt dan de ouders, erven bij het overlijden van de ouders de kleinkinderen in plaats van het eerder overleden kind. Ook dan is – zonder regeling in het testament van de grootouders – niet uitgesloten dat de ex-schoonzoon of ex-schoondochter het beheer krijgt over de erfenis of de erfenis ontvangt als het kleinkind overlijdt.

(Bron: Schipper Groep)

Echtscheiding ná 30 april 1995
Zijn jullie gescheiden na 30 april 1995? Dan geldt de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps). Deze wet houdt in dat jij de helft van jouw tijdens de huwelijksperiode opgebouwde pensioen op moment van uitkering moet betalen aan je ex-partner.

Als jullie niet of niet tijdig melden welke afspraken zijn gemaakt, dan geldt alsnog dit recht op verdeling, maar moeten jullie dit onderling regelen. Het aan je ex-partner te betalen deel is een bruto bedrag. Voor de pensioengerechtigde, voor jou, kun je de betaalde bedragen van je belastbaar inkomen in mindering brengen en bij de ex wordt dit belast in de inkomstenbelasting.

Welke pensioenen worden verdeeld?
Er zijn een aantal soorten pensioenen die bij de scheiding wel of niet wordt verdeeld. We hebben ze voor je op een rijtje gezet.

Werknemerspensioen
Het ouderdomspensioen dat tijdens de huwelijkse periode is opgebouwd wordt volgens de Wet verevening vensioenrechten bij scheiding verdeeld.

Partnerpensioen
Het partnerpensioen wordt bij scheiding niet verdeeld, maar volledig omgezet in een bijzonder partnerpensioen. Het is belangrijk om bij een scheiding ook hierover afspraken te maken en deze te melden bij de pensioenuitvoerder.

Zelf gespaard pensioen
Zelf bij het pensioenfonds gespaard pensioen valt onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Zelf gespaard pensioen in een lijfrente of op een spaarrekening wordt meegenomen in de vermogensverdeling.

Andere afspraken maken over pensioenverdeling
Het is mogelijk om andere afspraken te maken over het te betalen pensioen aan je ex-partner. Kiezen jullie voor een overlegscheiding, dan zullen jullie onder begeleiding van een mediator kijken wat mogelijk is en wat jullie allebei graag willen. Soms wordt een andere verdeling afgesproken, of misschien zelfs helemaal geen verdeling. Jullie behouden dan ieder je eigen pensioen. Het is belangrijk om een goed overzicht te hebben van de financiële gevolgen, van zowel jou als van je partner, als jullie besluiten om het pensioen wel of niet te verdelen.

Een andere mogelijkheid is het omzetten van het gedeelde pensioen naar een eigen pensioen voor je ex. Dit wordt ook wel conversie genoemd.  Dit houdt in dat beide partners hun deel ontvangen wanneer zij de eigen pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Het voordeel hiervan is dat de ex die het pensioen niet zelf heeft opgebouwd, niet meer afhankelijk is van de andere ex-partner. Het deel wordt namelijk gezien als eigen pensioen. Een nadeel is wel dat je als pensioenopbouwer je deel niet meer terugkrijgt wanneer je ex-partner overlijdt. Let wel op: conversie is niet terug te draaien.

AOW ook te verdelen?
AOW is individueel. Je hoeft dit dus niet te delen met je partner. Heb je al AOW en ga je scheiden? Dan krijg je een alleenstaande AOW. Wil je weten hoe dit precies zit en hoe je dit regelt? Een van onze juristen geeft je graag antwoord.

Afspraken over je pensioen vastleggen in convenant
De afspraken die jullie maken over je ouderdomspensioen, worden vastgelegd in een convenant. Als jullie scheiding definitief is, moeten jullie binnen twee jaar nadat de scheiding is afgerond, de gemaakte afspraken over jullie pensioen bij je pensioenverzekeraar of pensioenfonds bekend maken.

Als je er samen met je ex-partner voor kiest om het opgebouwde ouderdomspensioen te verdelen en de gemaakte afspraken zijn binnen 2 jaar nadat de echtscheiding is ingeschreven aan de pensioenverzekeraar gemeld,  dan zal deze ervoor zorgen dat het deel  voor jouw ex-partner rechtstreeks wordt voldaan vanaf het moment dat je met pensioen gaat.

Worden de gemaakte afspraken niet binnen 2 jaar nadat de echtscheiding is ingeschreven aan de pensioenverzekeraar gemeld, dan heeft je ex-partner evengoed recht op een deel van jouw pensioen. Echter, dit wordt niet door de pensioenverzekeraar aan de ex betaald,  maar jij dient dit zelf over te maken. Om hierover problemen en discussies te voorkomen is het dus raadzaam om de pensioenverzekeraar tijdig te informeren.

Melding kan alleen met het formulier ‘Mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen’. Dit formulier kun je downloaden vanaf de website van de Rijksoverheid.

Pensioen ondergrens – geen verdeling
Het pensioen wordt niet altijd verdeeld. In de wet is er een ondergrens bepaald voor de uitbetaling door de pensioenuitvoerder. Deze ondergrens bedraagt € 465,95 bruto per jaar (2016). Indien het deel van je ex partner, na het verdelen van het pensioen, onder dit bedrag valt zal het pensioen niet worden verdeeld.

 

Laat je goed informeren
Als je gaat scheiden is het dus belangrijk om, na goed advies, afspraken te maken over de pensioenen. Ook al is het pensioen nog ver weg. Gaan jullie scheiden? Laat je dan goed informeren over de mogelijkheden en gevolgen voor het pensioen van jou en je ex-partner.

(Bron: Jurofoon)

Partneralimentatie

In beginsel is partneralimentatie nog altijd verschuldigd voor een periode van 12 jaar, tenzij het huwelijk kinderloos is gebleven en ten hoogste 5 jaar heeft geduurd. De duur van de partneralimentatie is dan gelijk aan de duur van het huwelijk. De grondslag, berekeningsmethodiek en duur van de periode waarin partneralimentatie moet worden betaald, houden de gemoederen al een tijdje bezig in politiek Den Haag. Het wetsvoorstel om de partneralimentatie te versoberen ligt echter nog steeds bij de Tweede Kamer en al enige tijd stil.

Hoe wordt de omvang van deze alimentatie vastgesteld?

De omvang van de partneralimentatie wordt vooralsnog bepaald aan de hand van drie kernbegrippen: behoefte, behoeftigheid en draagkracht. Behoefte en behoeftigheid worden in de praktijk weleens door elkaar gehaald, maar dienen goed te worden onderscheiden.

1. Behoefte

Behoefte is het bedrag dat de alimentatiegerechtigde nodig heeft om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Naast de inkomsten van beide echtgenoten tijdens de laatste jaren van hun gemeenschappelijke huishouding, wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar hun uitgavenpatroon in diezelfde periode. Hieruit wordt afgeleid in welke welstand partijen hebben geleefd.

2. Behoeftigheid

Om te kunnen spreken van behoeftigheid dient de alimentatiegerechtigde onvoldoende inkomsten te hebben en zich deze in redelijkheid ook niet te kunnen verwerven om te voorzien in het eigen levensonderhoud (in de eigen behoefte). Dat een gewezen echtgenoot behoefte heeft, is dus nog geen grond voor een alimentatie-uitkering.

3. Draagkracht

Tot slot wordt gekeken of de draagkracht van de alimentatieplichtige een dergelijke bijdrage toelaat. Naast het maandelijkse inkomen wordt de draagkracht van de alimentatieplichtige ook bepaald door zijn of haar vermogen.

Interen op vermogen is ook behoefte scheppend

Een recente uitspraak van het Hof Den Haag laat de drie kernbegrippen, op grond waarvan de partneralimentatie wordt vastgesteld, beter tot de verbeelding spreken.[1] Het betrof de volgende zaak:

De man en de vrouw hadden tijdens hun huwelijk een riante levensstijl gekend. De man en de vrouw woonden in een groot huis, reden beiden in een luxe BMW, boekten regelmatig reisjes naar het buitenland en gingen vaak uit eten. Het kon niet op. Deze levensstijl konden zij zich permitteren door in te teren op vermogen. De rechtbank stelde de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vast op een bedrag ad € 4.862,– per maand. De man vond dit te hoog vastgesteld en ging in hoger beroep. Het Hof ging hier als volgt mee om.

1. Behoefte

Het Hof oordeelde dat interen op vermogen ook behoefte scheppend is. In het kader van de behoefte speelde de voorzienbare teruggang in levensstijl geen rol. Voor de behoefte wordt immers uitgegaan van de welstand van partijen tijdens het huwelijk en wordt geen rekening gehouden met een voorzienbare situatie in de toekomst. Het Gerechtshof achtte de vastgestelde behoefte van de rechtbank alleszins redelijk.

2. Behoeftigheid

Met betrekking tot de behoeftigheid stelde de man de verdiencapaciteit van de vrouw aan de orde. Zij zou ruim voldoende ervaring en tijd hebben om (meer) betaalde arbeid te verrichten. Het Hof oordeelde dat de vrouw haar verdiencapaciteit niet verder kon benutten dan zij al deed. De leeftijd van de vrouw (61 jaar), het feit dat het traditionele rollenpatroon haar arbeidsmogelijkheden negatief had beïnvloed, dat de vrouw ziek was geweest, zij hier nog steeds hinder van ondervond, maar desondanks als gastvrouw in een verzorgingshuis werkte, droegen bij aan dit oordeel.

3. Draagkracht

De man stelde dat hij geen draagkracht had om in het levensonderhoud van de vrouw te kunnen voldoen. Het Hof oordeelde dat de man voldoende had aangetoond geen draagkracht te hebben, mede in het licht van zijn hoge schuldenlast in zijn onderneming en zijn DGA-inkomen. De man betaalde zijn schulden en lasten met gelden afkomstig uit leningen bij zijn moeder. Hij kon zich geen hoger inkomen toekennen dan hij al deed. De vrouw moest de eventueel teveel ontvangen partneralimentatie verrekenen met wat zij uit de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap ontving.

De rechtbank en het Gerechtshof waren het dus eens over de behoefte en behoeftigheid van de vrouw. Echter, het Hof oordeelde dat de man onvoldoende draagkracht had waarmee de aanspraak van de vrouw op partneralimentatie verviel. Deze uitspraak illustreert dat voor de toekenning van partneralimentatie de begrippen behoefte, behoeftigheid en draagkracht in samenhang moeten worden bezien. Het Hof heeft bepaald dat behoefte ook kan worden gecreëerd door het maken van schulden. Als er echter geen draagkracht is, dan zal de alimentatie alsnog niet worden toegewezen.

(Bron: DVAN)