All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof

Naast grote thema’s zoals duurzaamheid, box 3 en de regeling bedrijfsopvolging, staan in het belastingpakket voor 2024 ook kleinere aanpassingen die veel ondernemers aangaan. Het betreffen veranderingen rondom mobiliteit, het einde van de betalingskorting IB en aanpassingen in de werkkostenregeling. Hieronder een aantal van die aanpassingen uit het belastingpakket voor 2024 en andere wijzigingen per 2024.

Mobiliteit

Onbelaste reiskostenvergoeding omhoog

In 2023 is de onbelaste reiskostenvergoeding die een werkgever aan een werknemer mag geven, maximaal 0,21 euro per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer). Per 1 januari 2024 gaat deze omhoog naar 0,23 euro per kilometer. Deze verhoging geldt overigens ook voor diverse regelingen in de inkomstenbelasting. Ondernemers en resultaatgenieters mogen dan 0,23 euro per kilometer van hun resultaat aftrekken voor elke zakelijke kilometer die zij met hun privévervoermiddel rijden, dus auto, motor of fiets. Overigens mag u woonwerkkilometers meetellen als zakelijke kilometers. Ook mag u dit hogere bedrag gebruiken bij de aftrek van zorgkosten. 

OV-abonnementen en voordeelurenkaarten

Het voorstel wordt gedaan om het privégebruik van OV-abonnementen of voordeelurenkaarten die vergoed of verstrekt worden, gericht vrij te stellen. Dit heeft dan tot gevolg dat werkgevers deze altijd belastingvrij kunnen aanbieden, zolang maar aannemelijk is dat ze (ook) gebruikt zullen worden voor zakelijke reizen, zoals woon-werkverkeer. 
Het grote voordeel voor werkgevers is dat zij geen registratie meer hoeven bij te houden van het privé en zakelijk gebruik om in aanmerking te komen voor de vrijstelling. Dat betekent een (aanzienlijke) administratieve lastenverlichting voor werkgevers.

Grijskentekenregeling bpm voor ondernemers stopt

Bestelauto kopen? Ook ondernemers moeten vanaf 2025 belasting (bpm) daarover betalen. De bpm wordt dan ook gebaseerd op de CO2-uitstoot van de bestelauto. Deze maatregel was al in het Belastingplan van vorig jaar aangenomen en is dus op zich niet nieuw. Het is uiteraard wel goed om met deze komende afschaffing rekening te houden.

Einde betalingskorting IB 

Hebt u de hele aanslag inkomstenbelasting (IB) minus de betalingskorting uiterlijk op de eerste vervaldag betaald? Nu is het nog zo dat u dan bij bepaalde voorlopige IB-aanslagen een betalingskorting ontvangt van de Belastingdienst. Aan deze regeling komt een einde. Een voorlopige aanslag IB in één keer betalen blijft mogelijk, alleen levert dat vanaf 2024 geen betalingskorting meer op.

Verandering in de Werkkostenregeling

Via de Werkkostenregeling kunnen werkgevers onbelaste vergoedingen geven aan hun werknemers. Het gaat dan om zaken als verstrekkingen en terbeschikkingstellingen. Gaat het om een vergoeding die niet gericht is vrijgesteld? Dan kan een werkgever de vrije ruimte gebruiken om de vergoeding onbelast te laten. 

In 2023 ging de vrije ruimte in de Werkkostenregeling tijdelijk omhoog. Deze is per werkgever 3 procent van de totale fiscale loonsom van alle werknemers samen. De loonsom mag dan niet hoger zijn dan 400.000 euro. Is de fiscale loonsom hoger dan 400.000 euro? Over het deel dat hoger is, geldt een vrije ruimte van 1,18 procent. 

Vanaf 2024 gaat de vrije ruimte omlaag van 3 procent naar 1,92 procent over een fiscale loonsom tot 400.000 euro. Het percentage voor het deel boven de 400.000 euro wijzigt niet. Zorg ervoor dat u dit jaar nog optimaal gebruikmaakt van de vrije ruimte binnen de Werkkostenregeling. U kunt daarbij overwegen om bepaalde vergoedingen of verstrekkingen nog in 2023 te doen om de extra ruimte te benutten.

(Bron: Flynth)

Inmiddels zijn we al bijna vijftig jaar bekend met de Wet minimumloon. Het principe is duidelijk. Alle werknemers van 21 jaar en ouder hebben recht op het wettelijk minimumloon. Voor jongere werknemers geldt het minimumjeugdloon. Vanaf volgend jaar veranderen de regels met mogelijk grote financiële gevolgen voor u als werkgever. 

Situatie nu 

Het wettelijk minimumloon per maand is een vast bedrag. Medewerkers die parttime werken, ontvangen minimaal het parttime deel over dit vaste minimumloon. Een medewerker met een contract op urenbasis ontvangt een minimumloon per uur. Daarbij wordt rekening gehouden met het standaard aantal uren per week dat gebruikelijk is bij de betreffende werkgever.  

In Nederland kennen we namelijk verschillende werkweken. Standaard heeft een werkweek 40 uur. Maar in cao’s zijn soms afwijkende werkweken afgesproken, variërend van 36 uur tot en met 40 uur per week.  

Het gevolg is dat het wettelijk minimumloon per uur voor een medewerker met een standaard werkweek van 36 uur hoger ligt dan het minimum uurloon van iemand met een standaard werkweek van 40 uur.  

Veranderingen per 1 januari 2024 

Per 1 januari 2024 verandert de Wet minimumloon. Er komt een minimumloon per uur dat voor iedereen gelijk is, ongeacht de lengte van de werkweek.  

Voor de bepaling van dit uurloon is de wetgever uitgegaan van een werkweek van 36 uur. Dit betekent bijvoorbeeld dat medewerkers van 21 jaar of ouder die 40 uur per week werken erop vooruitgaan. Hun minimumuurloon stijgt van 11,51 euro naar 13,27 euro. Dat is een stijging van maar liefst 15 procent. Dit is inclusief de stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2024.  

Gevolgen voor werkgever 

Voor u als werkgever heeft dit uiteraard gevolgen. Zeker als u veel medewerkers in dienst hebt die u het wettelijk minimumloon betaalt en uw standaard werkweek is langer dan 36 uur per week. Al deze medewerkers krijgen vanaf 1 januari een hoger brutoloon. En dat leidt dus tot hogere loonkosten voor u als werkgever.  

Het is van belang dat u nu al actie onderneemt. Denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van uw eigen prijsstelling in verband met deze hogere loonkosten.

(Bron: Flynth)

Nieuwe regels moeten het Nederlandse pensioenstelsel verbeteren. Het nieuwe pensioenstelsel, dat is uitgewerkt in de Wet toekomst pensioenen, is persoonlijker en transparanter. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het nieuwe pensioenstelsel?

De Wet toekomst pensioenen zet de meeste pensioenregelingen behoorlijk op zijn kop. De wet is per 1 juli 2023 van kracht geworden, maar alle veranderingen voor het nieuwe pensioenstelsel zullen pas in 2028 doorgevoerd zijn. Er komt een complex transitieplan aan te pas. Dit zijn een aantal kenmerken van het nieuwe pensioenstelsel:

  • De pensioenuitvoerder biedt alleen nog premieregelingen aan; de premie staat vast, de toekomstige uitkering níét.
  • De hoogte van de pensioenpremie (die de werkgever en werknemer samen betalen) is het uitgangspunt.
  • De premie wordt belegd, zodat er pensioenkapitaal wordt opgebouwd.

Hoogte pensioenuitkering pas op pensioendatum bekend

De uitvoerder doet geen enkele belofte meer over de hoogte van het pensioen van een werknemer. Pensioenen kunnen eerder omhoog als het economisch beter gaat en eerder omlaag als het economisch slechter gaat. Die bewegingen in het pensioen worden kleiner als iemand dichtbij de pensioenleeftijd zit. Pas op de pensioendatum wordt het kapitaal omgezet in een pensioenuitkering en is bekend wat de werknemer na zijn pensioen daadwerkelijk te besteden heeft.

Gelijk percentage pensioenpremie voor alle leeftijden

De pensioenuitvoerder hanteert voor de pensioenpremie bij alle leeftijden een gelijk percentage van het pensioengevend loon. In het oude stelsel kon de premie stijgen naarmate iemand ouder werd. In het nieuwe stelsel daalt de pensioenopbouw naarmate iemand ouder wordt. Bij jongeren kan de inleg namelijk langer renderen dan bij ouderen. De pensioenuitvoerder kan de wijze van beleggen afstemmen op typen werknemers; voor jongeren kan meer beleggingsrisico worden genomen, omdat zij ver van hun pensioen zitten. Een pensioenfonds kan desnoods tegenvallers in de beleggingen dempen met geld uit een ‘solidariteitsreserve’.

Reservering persoonlijk pensioenvermogen

Het pensioenfonds belegt de premie en houdt voor iedere werknemer een persoonlijk deel van het gezamenlijk pensioenvermogen bij. Zo kan de werknemer zien hoeveel vermogen er voor zijn pensioen gereserveerd is. In het oude stelsel was er één grote gezamenlijke pot.

(Bron: Rendement)

De Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) biedt diverse modellen huurovereenkomsten aan op hun website, waaronder de Huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte. In 2023 heeft ROZ een nieuw model gepubliceerd. Wat zijn de belangrijkste wijzigen zijn ten opzichte van het oude sjabloon? 

Openingstijden

Per 1 januari 2022 is de Winkeltijdenwet gewijzigd. Volgens deze wet moeten winkeliers uitdrukkelijk instemmen met de openingstijden van hun winkel of wijzigingen hierin. De winkelier hoeft dus niet open te gaan als er bijvoorbeeld een extra koopavond in een winkelstraat wordt georganiseerd, als dat niet eerder is afgesproken. Tenzij de winkelier hier natuurlijk zelf mee instemt. In de nieuwe modelovereenkomst is een apart artikel is opgenomen waarin de winkelier en de verhuurder de wekelijkse openingstijden kunnen vermelden. In het vorige model was er alleen een algemene bepaling over de openingstijden.

Afspraken over verduurzaming van de winkel

In het modelcontract is meer aandacht voor verduurzaming van het winkelpand. In het vorige model was er een vrijblijvende bepaling opgenomen waarin stond: “dat partijen het belang van duurzaamheid onderkennen”. In het nieuwe model is een lijst opgenomen. U vindt op de website van ROZ. In deze duurzaamheidsmatrix kunnen de winkelier en verhuurder afspraken maken over wie welke maatregelen voor zijn/haar rekening neemt. Het is een zeer uitgebreide lijst, waar de meest voorkomende verduurzamingsmaatregelen zijn opgenomen. De maatregelen zijn niet af te dwingen, maar er staat wel beschreven dat betrokken partijen regelmatig de voortgang met elkaar bespreken.

Omgevingswet

Op 1 januari 2024 treedt de nieuwe omgevingswet naar verwachting in werking. In het nieuwe model is hier al rekening mee gehouden door de opname van artikel 16. In dit artikel staat beschreven dat wanneer termen uit de huurovereenkomst niet aansluiten bij de nieuwe Omgevingswet deze zoveel mogelijk gelezen moeten worden overeenkomstig de begrippen uit die nieuwe wet.

Bijzondere bepalingen

Indien er een bepaling gewijzigd of toegevoegd moet worden dan kan dat bij het laatste artikel bijzondere bepalingen. In het nieuwe model is hier al een drietal concepten opgenomen. Er is een optie opgenomen voor het plaatsen van slimme meters. Verder kunnen de winkelier en verhuurder afspraken vastleggen over de verwerking van persoonsgegevens. En er is ook een mogelijkheid toegevoegd om de overeenkomst van een elektronische handtekening te voorzien.

Bovenstaande is geen volledige opsomming van wijzigingen. Naast wijzigingen in het model huurovereenkomst, zijn de algemene bepalingen, die onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst, ook op een aantal punten gewijzigd.

(Bron: ABAB)

Een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) vormt de basis van het arbobeleid van elk bedrijf. De RI&E helpt om risico’s in kaart te brengen en die risico’s aan te pakken met de juiste maatregelen. Voor een veilige en gezonde werkplek. Het is voor elke werkgever verplicht om een RI&E te hebben. We delen daarom graag de drie meest gestelde RI&E-vragen van ondernemers.

De drie meest gestelde RI&E-vragen

Vraag 1: Wij hebben geen 25 medewerkers en werken met seizoensmedewerkers, moeten wij dan toch een RI&E opstellen? Hoe zit dat nou precies? Geldt dit ook voor zzp’ers?

Op het moment dat u met seizoensmedewerkers werkt, staan zij op de loonlijst en bent u dus verplicht om een RI&E op te stellen. Indien dit meer dan 25 medewerkers zijn, bent u zelfs verplicht om de RI&E extern te laten toetsen. Een RI&E is verplicht op het moment dat u medewerkers in dienst hebt, ook al zijn dit tijdelijke krachten of stagiaires. Of een RI&E moet worden opgesteld voor zzp’ers hangt af van de situatie. Is de zzp’er in dienst van een bedrijf (heeft de zzp’er een arbeidsovereenkomst met het bedrijf waar hij werkt), dan dient de opdrachtgever een RI&E te maken, omdat de opdrachtgever dan een werkgever is met een werknemer in dienst. Wordt de zzp’er voor losse klussen ingehuurd en is de zzp’er dus niet in dienst van het bedrijf, dan geldt er geen verplichting voor de inhuurder tot het maken van een RI&E. Dus ook bij inleen/inhuur van meerdere zzp’ers is het inlenende bedrijf niet verplicht een RI&E op te stellen voor deze ingeleende zzp’ers. Een hoofdaannemer mag op basis van het civiele recht gerust van een zzp’er een RI&E eisen, maar dit is geen verplichting op basis van de Arbeidsomstandighedenwet.

Vraag 2: Hoe moet ik het criterium van 25 medewerkers toepassen? Is dat voor het hele bedrijf, per locatie of anders?

De Arbeidsomstandighedenwet kijkt naar het aantal arbeidsovereenkomsten en dus niet naar het aantal fte’s. Ook stagiaires en uitzendkrachten worden hierin meegeteld. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen filialen of vestigingen. Dit betekent dat de medewerkers worden geteld van de gehele organisatie en niet per vestiging. Bovendien moet de RI&E wel worden ingevuld per werkplek (dus per locatie) omdat de risico’s per locatie anders kunnen zijn. 

Vraag 3: Wat kan ik doen wanneer een medewerker gevaarlijk gedrag vertoont, ondanks de waarschuwingen voor gevaar die in strijd zijn met de bestaande RI&E? 

Op het moment dat een medewerker gevaarlijk gedrag vertoont dat niet toegestaan is en zelfs voor een onveilige situatie zorgt, is het advies om een (officiële) waarschuwing te geven. Geef in de waarschuwing aan wat het onveilige gedrag is en wat de richtlijnen zijn binnen de organisatie. Verwijs naar de RI&E, naar de werkinstructies en mogelijke andere voorlichtingen. Op die manier geeft u aan dat de medewerker beter had moeten weten en dat het gedrag dus onacceptabel is. Belangrijk is dat er vanuit de organisatie instructies voor gezond en veilig werken worden gegeven, maar ook dat er toezicht is op de uitvoering hiervan. Het is in dit geval heel belangrijk dat u dus voorlichting geeft, onderricht en toezicht houdt. Is de medewerker op de hoogte van de risico’s? Weet hij welke maatregelen hij moet nemen om deze risico’s te voorkomen? Weet hij hoe hij zijn werk veilig kan verrichten? Hoe vaak heeft er voorlichting plaatsgevonden? Kan de medewerker wel de juiste maatregelen treffen? Maar dus ook wie houdt er toezicht? Hoe frequent en consequent is dit toezicht? Dit betekent dat de verantwoordelijkheid niet stopt na het uitvoeren van de RI&E. Zorg er dus voor dat regelmatig aandacht wordt besteed aan veiligheid binnen de organisatie. 

(Bron: Flynth)

De belastingrente voor onder meer inkomstenbelasting is op 1 juli 2023 gestegen. Ons advies: vraag tijdig een voorlopige aanslag aan en beperk zo de rente die u moet betalen. 

U betaalt belastingrente als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Bijvoorbeeld als u de aangifte inkomstenbelasting na 1 mei indient. Of de aangifte vennootschapsbelasting meer dan 5 maanden na het einde van het boekjaar. 

Stijging voor vrijwel alle belastingen

Op 1 juli 2023 is deze belastingrente voor vrijwel alle belastingen gestegen van 4% naar 6%. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inkomstenbelasting, erfbelasting, loonbelasting en overdrachtsbelasting. Alleen de vennootschapsbelasting en de zogenaamde bronbelasting hebben een afwijkende belastingrente. Deze stijgt nu niet, maar staat momenteel al op 8%. Ook hier is het dus de moeite waard om de rente zoveel mogelijk te beperken.  

Vraag tijdig voorlopige aanslag aan

Is het u niet gelukt om uw belastingaangifte op tijd in te dienen? Dan adviseren wij u om alsnog zo snel mogelijk een (aangepaste) voorlopige aanslag aan te vragen. Zo beperkt u de termijn waarover u rente moet betalen. Wel is het belangrijk dat deze voorlopige aanslag zo goed mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid. Als de definitieve aanslag hoger uitvalt dan de voorlopige aanslag, moet u over het verschil namelijk alsnog belastingrente betalen.  

Beperk invorderingsrente, los coronaschulden af

Naast belastingrente kunt u te maken krijgen met invorderingsrente. U betaalt invorderingsrente als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. Deze invorderingsrente is op 1 juli 2023 gestegen van 2% naar 3% en zal op 1 januari 2024 verder worden verhoogd naar 4%. De invorderingsrente geldt ook voor coronabelastingschulden. Wij raden dan ook aan deze coronaschulden indien mogelijk versneld af te lossen. 

(Bron: Flynth)

Gebruikt uw onderneming veel energie? Dan hakken de hoge energieprijzen van de laatste tijd er flink in. Gelukkig kunt u tot en met 2 oktober nog de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aanvragen. Hiermee krijgt u – met terugkerende kracht – maximaal 160.000 euro van uw energiekosten vergoed.

Schat in of de regeling voor u geldt

De belangrijkste voorwaarde voor de TEK is dat uw energiekosten van gas en elektra meer dan 7 procent van uw omzet bedragen. Met behulp van rekenvoorbeelden op de RVO-website kunt u alvast inschatten of uw onderneming hieraan voldoet. RVO gebruikt bij de berekening een schatting van uw jaarverbruik. Uw netbeheerder levert hiervoor de cijfers. RVO rekent met modelprijzen voor 2022: 2,41 euro per m3 gas en 0,59 euro per kWh elektriciteit. Deze prijzen zijn inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie.

Voorwaarden TEK

Om voor de TEK in aanmerking te komen, moet uw onderneming ook aan de volgende voorwaarden voldoen. Als u aan alle voorwaarden voldoet, dan kunt u tot en met 2 oktober 2023 de TEK aanvragen. De tegemoetkoming is beschikbaar voor de periode 1 november 2022 tot 31 december 2023.

  • De onderneming voldoet aan de Europese definitie van MKB.
  • De onderneming is in Nederland gevestigd, staat met de handelsnaam ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en is uiterlijk op 31 december 2022 ingeschreven.
  • De onderneming is te typeren als een energie-intensieve onderneming, waarvan de energiekosten van gas en elektra minimaal 7 procent van de omzet bedragen.
  • Het betreft een onderneming met een zakelijk energiecontract.
  • Het energiecontract is afgesloten voor 1 november 2022 en heeft betrekking op de levering van energie in de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. Daarbij is de prijs lager dan € 1,19 inclusief Energie Belasting (EB) en Opslag Duurzame Energie (ODE) per m³ gas en 0,35 euro inclusief EB en ODE per kWh elektra wordt in mindering gebracht op het subsidiabele bedrag.
  • Als er elektriciteit wordt geleverd aan het net, wordt dit van het energieverbruik afgehaald. De volumes worden gesaldeerd.
  • Als er een eerdere tegemoetkoming is ontvangen via het prijsplafond, wordt dit in mindering gebracht.

De TEK kent drie stappen:

  • Energie-intensiteitseis;
  • Berekening van het voorschot;
  • Definitieve vaststelling (vanaf januari 2024 voor 31 mei 2024).
     
  1. Energie intensiteitseis
    Een onderneming kan subsidie aanvragen als ze voldoet aan de eis dat de energiekosten (van gas en elektra) minimaal 7 procent bedragen van de totale omzet. De omzet wordt bepaald op basis omzetgegevens over het jaar 2022 uit de aangiften omzetbelasting.
    RVO ontvangt een schatting van het jaarverbruik van de netbeheerder.
    Voor het bepalen of een onderneming voldoet aan de intensiteitseis rekent RVOmet een gemiddelde prijs van energie. De modelprijs (rekenprijs) is vastgesteld op 2,41 euro per m3 gas en 0,59 euro per kWh voor elektriciteit. Deze prijzen zijn inclusief Energie Belasting (EB) en Opslag Duurzame Energie (ODE).
     
  2. Berekening voorschot
    De totale tegemoetkoming bedraagt 50% van de energiekosten van het standaard energieverbruik. Het voorschot wordt berekend aan de hand van het standaard jaarverbruik voor gas in m³ x 2 euro x 50 procent en het standaard jaarverbruik voor elektra in kWh x0,60 euro x 50 procent. Het voorschot is 50 procent van dit bedrag. Daarbij geldt de voorwaarde dat de tegemoetkoming van de TEK-regeling maximaal 160.000 euro per onderneming (groep) bedraagt.
     
  3. Definitieve vaststelling
    De definitieve vaststelling vindt op basis van de modelprijs 2023 plaats. Deze wordt in februari 2024 door het CBS vastgesteld. Boven de 125.000,00 euro subsidie dient een accountantsverklaring overlegd te worden.

Actie gevraagd omtrent eHerkenning

Zorg dat u uw eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ of hoger op orde heeft. Om in te loggen heeft u eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ (of hoger) nodig.

Uitwerking aanvraag

  • Om uw aanvraag nauwkeurig uit te werken heeft u in ieder geval de volgende zaken nodig:
  • Om in te loggen heeft u eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ (of hoger) nodig.
  • De gegevens van de subsidieaanvrager, het KVK-nummer, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer waarop het voorschot kan worden overgemaakt.
  • De gegevens van de contactpersoon, naam, telefoonnummer en e-mailadres.
  • De EAN-nummers van uw gas en elektriciteitsaansluiting(en)
  • De omzet over 2022.
  • De uitzonderingen kunt u op de website van RVO.nl TEK aanvraag voorbereiden vinden.

(Bron: Flynth)

Zoals eerder bericht is op 30 mei de Wet toekomst pensioenen aangenomen. In dit Perspectief lichten we een deel van deze wetswijziging uit: het arbeidsvormneutraal pensioenkader.

Tweede en derde pijler

Voor de invoering van de Wet toekomst pensioenen waren de verschillen tussen de tweede pijler (arbeidspensioen) en de derde pijler (privépensioen of lijfrente) aanzienlijk en moeilijk uit te leggen. Maar volgens de nieuwe wetgeving worden de fiscale voordelen voor het opbouwen van een toekomstvoorziening in beide pijlers bijna volledig gelijkgetrokken.

Ruimere mogelijkheden voor lijfrenten

Door de gewijzigde wetgeving kunnen zelfstandigen maar ook andere belastingplichtigen haast dezelfde fiscale ruimte gebruiken als werknemers in een pensioenregeling. En dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

Jaarruimte

De maximale premieruimte voor lijfrenten wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 verhoogd naar 30% (nu 13,3%) van de premiegrondslag. Dit betekent dat de fiscale mogelijkheden meer dan verdubbeld worden.

Reserveringsruimte

Daarnaast biedt de wetgeving nu aanzienlijk meer ruimte om tekorten uit het verleden in te halen. De zogenaamde reserveringsruimte wordt verhoogd naar maximaal € 38.000, daar waar dit nu ruim € 7.000 is. Deze reserveringsruimte stelt belastingplichtigen in staat om ongebruikte jaarruimte uit het verleden alsnog in te vullen. Onder de huidige wetgeving kon dit alleen voor de laatste 7 jaar, maar dat is nu uitgebreid naar de laatste 10 jaar. Dit biedt dus meer mogelijkheden aan die zijde.

(Bron: BDO)

U bent ondernemer en wilt gaan samenwonen. Dan is het verstandig een samenlevingscontract te laten opstellen. U wilt immers de zaken goed geregeld hebben.

Het belang van een samenlevingscontract

In een samenlevingscontract legt u verschillende afspraken vast die gelden tijdens de samenwoning, zoals afspraken over betaling van de kosten van de huishouding of een vergoedingsregeling als de ene partner geld investeert in bijvoorbeeld het woonhuis of de onderneming van de ander. Maar u kunt ook regelingen opnemen die gelden bij einde van de samenwoning, zoals afspraken over de verdeling van inboedelgoederen, een woonrecht als uw relatie eindigt of een verblijvingsbeding voor het geval een van u komt te overlijden. 
Daarnaast kunt u door het opstellen van een samenlevingscontract recht krijgen op de grote partnervrijstelling van erfbelasting, zodat u fiscaal gunstig van uw partner kunt erven. 

Goed geregeld voor de toekomst

Uiteraard kunnen er in een samenlevingscontract regelingen worden getroffen die langere tijd naar wens zijn. Maar mocht uw situatie veranderen, bijvoorbeeld door het oprichten van of toetreden tot een onderneming, de geboorte van kinderen, de aankoop van een (ander) (gezamenlijk) woonhuis of als een van beide partners minder gaat werken, dan is het van belang om de regelingen daarop af te stemmen.  Laat uw samenlevingsovereenkomst op tijd opnieuw beoordelen.

Trouwen of geregistreerd partnerschap

Het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap kan verstrekkende juridische gevolgen hebben, zeker voor ondernemers. De afspraken die u in uw samenlevingscontract hebt gemaakt, zijn niet automatisch van toepassing op uw huwelijk of geregistreerd partnerschap. Laat u daarom vooraf adviseren over de gevolgen van een huwelijk of geregistreerd partnerschap voor uw bedrijf door een jurist personen- en familierecht. Zo nodig kunt u huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden laten opstellen.

(Bron: ABAB)

Houdt u zich bezig met loonadministratie? Graag delen we met u de belangrijkste aanpassingen die van kracht zijn per 1 juli 2023. Deze wijzigingen hebben betrekking op het minimum(jeugd)loon, het dagloon en het jeugd-LIV.

Wijziging wettelijk minimumloon

In de rekenregels vanaf 1 juli 2023 wijzigt het bruto wettelijk minimumloon. De aanpassing heeft ook gevolgen voor uitkeringsbedragen en grondslagen op het minimumniveau. Met behulp van de rekenregels die we delen, krijgt u inzicht in deze veranderingen.

Flinke stijging brutominimumloon

Ten opzichte van januari 2023 is er een stijging van 3,13% in het brutominimumloon per maand. Het brutominimumloon per 1 juli 2023 is vastgesteld op: € 1.995,00 per maand, € 460,40 per week en € 92,08 per dag. Als gevolg van deze aanpassing worden de daglonen van de uitkeringen WAO/WIA, WW en ZW ook verhoogd met 3,13% vanaf 1 juli 2023. Het maximumdagloon is per 1 juli 2023 € 264,57.

Opbouw minimumloon

Vanaf 1 juli 2023 gelden de volgende bedragen (bruto per maand, per week en per dag, in euro’s, exclusief vakantietoeslag):

leeftijdper maandper weekper dag
vanaf 21 jaar€ 1995,-€ 460,40€ 92,08
20 jaar€ 1596,-€ 368,30€ 73,66
19 jaar€ 1197,-€ 276,25€ 55,25
18 jaar€ 997,50€ 230,20€ 46,04
17 jaar€ 788,05€ 181,85€ 36,37
16 jaar€ 688,30€ 158,85€ 31,77
15 jaar€ 598,50€ 138,10€ 27,62

Wijziging lage inkomensvoordeel (LIV)

Het jeugd-LIV is een compensatie voor werkgevers voor de verhoging van het minimumjeugdloon. De criteria voor het jeugd-LIV worden per juli 2023 aangepast op basis van het gemiddelde minimumloon van januari 2023 en juli 2023. 

Hieronder vindt u de resulterende uurlooncriteria voor het jeugd-LIV in 2023:

leeftijd op 31-12-2022ondergrensbovengrens
20 jaar€ 9,97€ 12,04
19 jaar€ 7,34€ 10,89
18 jaar€ 6,12€ 8,17

Maximumpremieloon blijft gelijk

Het maximumpremieloon voor werknemersverzekeringen blijft gedurende 2023 onveranderd op € 66.956 per jaar. Het maximumbijdrageloon voor de Zorgverzekeringswet blijft ook € 66.956 per jaar.

Het jaarbedrag wordt naar beneden afgerond op hele euro’s. Dat herleiden we als volgt naar andere tijdvakken:

Per maand€ 5579,66
Per 4 weken€ 5150,46
Per week€ 1287,61
Per dag € 257,52

(Bron: ABAB)