All posts in Nieuws

In 2023 mag u als werkgever uw werknemers nog een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal 21 eurocent per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer) geven. Dit bedrag wordt – als het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen – vanaf 2024 verhoogd naar 23 eurocent per kilometer. Hebt u in uw overeenkomsten het bedrag zelf opgenomen in plaats van een verwijzing naar het fiscale maximum en wilt u wel tot dat maximum onbelast vergoeden? Pas dan de overeenkomst aan en vermeld het nieuwe bedrag.  

Verhoog gewone reiskostenvergoeding ook in overeenkomsten

Tip: Bent u ondernemer of resultaatgenieter? En rijdt u voor uw werk in een privévervoermiddel? Dan mag u voor elke zakelijke kilometer die u met uw eigen auto, motor of fiets maakt 23 eurocent in aftrek brengen op uw resultaat. De verhoging van 21 naar 23 eurocent geldt namelijk ook voor de inkomstenbelasting.  

Onbelaste terbeschikkingstelling, vergoeding en verstrekking van ov-kaarten vanaf 2024

U kunt in 2023 al abonnementen voor openbaar vervoer (ov) of voordeelurenkaarten volledig belastingvrij aan uw werknemers ter beschikking stellen. Voorwaarde is dat de kaart mede dient voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer). Voor de vraag tot welk bedrag u dergelijke kaarten belastingvrij kunt vergoeden of verstrekken wordt gekeken naar de daadwerkelijke kosten van de zakelijke reizen. 

Als het huidige wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen mag u als werkgever vanaf 2024 ov-abonnementen of voordeelurenkaarten voortaan altijd belastingvrij aanbieden als het aannemelijk is dat uw werknemers deze mede gebruiken voor het woon-werkverkeer en/of andere zakelijke reizen. Om in aanmerking te komen voor deze vrijstelling, is een registratie van het privé- en zakelijk gebruik dan niet meer nodig.  

(Bron: Flynth)

Om te komen tot een gelijk minimumloon voor iedereen, gaat vanaf 1 januari 2024 de Wet invoering minimumuurloon in. Hierdoor verdwijnen vanaf 2024 de vaste minimum maand-, week- en daglonen en gaat voor elke werknemer hetzelfde minimumuurloon gelden. Voor werkgevers kan dit leiden tot hogere loonkosten.  

Minimumloon op basis van 36-urige werkweek 

Op dit moment is het minimumloon nog gekoppeld aan de fulltime werkweek in een bepaalde sector. In sommige sectoren is dit 36 uur, in andere 40 uur. Daardoor valt het minimumuurloon in bepaalde sectoren lager uit dan in andere. Vanaf 2024 wordt het minimumuurloon altijd gebaseerd op een 36-urige werkweek. 

Fikse loonsverhoging  

Het nieuwe minimumuurloon geldt voor elke werknemer met dezelfde leeftijd, ongeacht de branche of sector. Omdat het wordt vastgesteld op basis van een 36-urige werkweek kunnen werknemers die momenteel het minimumloon verdienen en meer dan 36 uur per week werken, een fikse loonsverhoging verwachten. 

Minimumloon per leeftijd in 2024 

In de tabel hieronder ziet u welk minimumuurloon in 2024 van toepassing is bij welke leeftijd. Voor werknemers van 18, 19 of 20 jaar oud die werken in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg (BBL), geldt een aangepast minimumuurloon.  

 Leeftijd  Minimumloon per uur 
 21 jaar en ouder  € 13,27 
 20 jaar  € 10,62 
 20 jaar (BBL)  € 8,16 
 19 jaar  € 7,96 
 19 jaar (BBL)  € 6,97 
 18 jaar  € 6,64 
 18 jaar (BBL)  € 6,04 
 17 jaar  € 5,24 
 16 jaar  € 4,58 
 15 jaar  € 3,98 

Let op: Door de invoering van het minimumuurloon moeten gemeenten hun loonkostensubsidies opnieuw vaststellen. Neem hierover tijdig contact op met uw gemeente. 

Let op: Het Lage-inkomensvoordeel gaat met ingang van de nieuwe wet ook uit van het minimumuurloon in 2024 op basis van de 36-urige werkweek. 

(Bron: Flynth)

Bent u van plan binnenkort een (bestel)auto aan te schaffen? Dan kunt u met de juiste timing heel wat besparen. Zo kunt u een gewone (niet-elektrische) auto het beste nog dit jaar aanschaffen. Voor een elektrische bestelauto lijkt het juist gunstig om deze pas volgend jaar te kopen.

Schaf de auto nog in 2023 aan

Bent u van plan binnenkort een gewone auto aan te schaffen waarbij u aanschafbelasting (bpm) betaalt? Dan raden wij u aan om te overwegen om die auto nog dit jaar te kopen. Want in 2024 gaan de CO2-uitstootgrenzen met betrekking tot de tariefschijven weer dalen. Hierdoor loopt u eerder tegen de hogere bpm-tarieven aan. Ook stijgen de bpm-tarieven in 2024 met 2,35 procent. Dit geldt ook voor dieselvoertuigen.

Wacht tot 2024 met aankoop elektrische bestelauto

Wilt u een elektrische bestelauto aanschaffen? Dan lijkt het juist slimmer om te wachten met de aanschaf tot na de jaarwisseling. In 2024 kunt u immers weer onder voorwaarden gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). De SEBA-subsidie is maximaal 5.000 euro per bedrijfsauto. Als middelgrote en grote ondernemer ontvangt u met deze regeling tien procent van de netto catalogusprijs bij een voertuigcategorie N1. Deze prijs is exclusief btw, inclusief bpm en opties die de fabrikant of importeur aanbracht voor het kenteken is afgegeven. Bij een voertuigcategorie N2 met een maximumgewicht van 4.250 kilo ontvangt u tien procent van de verkoopprijs zonder btw. Voor kleine ondernemingen en non-profitorganisaties is het subsidiepercentage twaalf procent.

Het SEBA-potje voor 2023 is sinds oktober leeg, maar vanaf dinsdag 9 januari 2024 kunt u een SEBA-aanvraag doen voor de regeling in 2024. Even wachten loont dus!

Let op: Er schuilt nog wel een addertje onder het gras. Bij het voorgaande gaan we er vanuit dat de elektrische bestelauto net als in 2023 ook in 2024 op de Milieulijst staat en ook in aanmerking komt voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). Op grond van de MIA kunt u in 2023 over een aankoopbedrag boven 11.000 euro een extra aftrek van 45 procent in uw aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting claimen. Of de MIA ook in 2024 geldt, moet nog blijken uit de Milieulijst 2024, die pas net voor de jaarwisseling wordt verwacht. Komt de elektrische bestelauto in 2024 niet meer in aanmerking voor de MIA, dan kunt u in 2024 weliswaar SEBA-subsidie aanvragen, maar mist u wel de MIA. Het nadeel van dat laatste kan hoger zijn dan het bedrag aan SEBA-subsidie waarvoor u in 2024 in aanmerking kunt komen.

Tip: Opel adverteert op dit moment (8 november 2023) dat u (alleen) bij dat merk nog wél in 2023 kunt profiteren van de SEBA bij aanschaf van een voorraadauto. U hebt dan dus naast SEBA-subsidie ook gegarandeerd recht op MIA, mits u voldoet aan de voorwaarden voor de MIA, waaronder het tijdig aanmelden van de investering bij RVO.

Tip: De staatssecretaris heeft inmiddels laten weten dat de SEBA per 2025 komt te vervallen. Wilt u nog gebruikmaken van deze regeling? Doe dat dan in 2024! Aanvragen kan vanaf dinsdag 9 januari 2024. 

(Bron: Flytnh)

Aanvullende bekostiging bij overgangsrecht vereenvoudiging bekostiging PO

Categories: Nieuws, Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Aanvullende bekostiging bij overgangsrecht vereenvoudiging bekostiging PO

Vanaf 2023 is de bekostiging vereenvoudigd. Om besturen te laten wennen aan de nieuwe budgetten, is er een overgangsregeling voor de jaren 2023 tot en met 2025. Voor besturen met grote leerlingenmutaties blijkt deze overgangsregeling echter een onbedoeld effect te hebben. Als dit onbedoelde effect forse negatieve gevolgen heeft voor een bestuur, ontvangt het hiervoor in 2024  aanvullende bekostiging.

Alleen besturen waarvoor de overgangsbekostiging in 2024 lager is dan in 2023, komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging. Daarbij gelden de volgende grenzen:

  • Het negatieve verschil moet meer dan 1% van de bekostiging bedragen waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd;
  • Het negatieve verschil in overgangsbekostiging moet groter zijn dan €25.000.

De hoogte van de aanvullende bekostiging is gelijk aan het verschil van de overgangsbekostiging in 2023 en in  2024 min 1% van de totale bekostiging waarop de overgangsbekostiging voor 2024 is gebaseerd. Besturen waarbij het negatieve verschil minder dan 1% bedraagt van de bekostiging waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd, ontvangen geen aanvullende bekostiging. Dit omdat we ervan uitgaan dat schoolbesturen een verschil dat kleiner is dan 1% van de bekostiging waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd, kunnen opvangen binnen hun bekostiging.

Aanvullende bekostiging voor 34 schoolbesturen

Er zijn 34 besturen die op basis van deze regeling aanvullende bekostiging ontvangen. Zij ontvangen deze aanvullende bekostiging vanaf januari 2024 in 12 maandelijkse termijnen. De aanvullende bekostiging is bedoeld voor kalenderjaar 2024. Voor kalenderjaar 2025 wordt nog bezien of een aanvullende bekostigingsregeling nodig is.

De effecten ontstaan op schoolniveau door grote leerlingenmutaties. De aanvullende bekostiging vindt echter plaats op bestuursniveau. We gaan  ervanuit dat de effecten op schoolniveau binnen een bestuur onderling kunnen worden opgelost. Onbedoelde positieve effecten in de overgangsbekostiging  worden niet gecorrigeerd.

(Bron: ministerie van OCW)

Het jaar 2023 biedt een unieke fiscale kans voor het aftrekken van lijfrentepremies. Medio dit jaar is de nieuwe pensioenwet ingevoerd. Deze maakt het mogelijk om, fiscaal gunstiger dan voorheen, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 aanvullend pensioen op te bouwen via lijfrentestortingen. Het blijft natuurlijk wel belangrijk om u af te vragen: past lijfrente bij de wensen en doelen die u hebt voor uw pensioen?  

Flinke verruiming aftrek lijfrentepremies

Op 1 juli 2023 is de nieuwe pensioenwet in werking getreden. Deze wet biedt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 meer ruimte om fiscaal gunstig aanvullend pensioen op te bouwen.  
Er mag vanaf 2023 tot dertig procent van de premiegrondslag worden afgetrokken aan lijfrentepremies, dit noemen we de jaarruimte. Voorheen was de jaarruimte 13,3 procent. Daarnaast is inleg toegestaan tot vijf jaar na het bereiken van de AOW-leeftijd.  
Ook het gebruik van de reserveringsruimte is verruimd. Tot 2022 kon u via de reserveringsruimte de niet-gebruikte jaarruimte over de achterliggende zeven jaar inhalen. Die periode is nu met terugwerkende kracht verlengd van zeven jaar naar tien jaar. De maximale reserveringsruimte is daarbij verruimd naar 38.000 euro. 

Tip: Hebt u te maken met een pensioengat? Dan kan het interessant zijn om een lijfrente af te sluiten om uw tekort aan te vullen. 

Tip: Een grote lijfrentestorting is aftrekbaar van uw belastbare inkomen in box 1 en de storting verlaagt ook uw eventuele belastbare inkomen van box 3. Mogelijk hebt u daardoor ook meer recht op zorg-, huur- en kinderopvangtoeslag. 

Tip: U hebt de keuze of u in het kalenderjaar eerst zoveel mogelijk de jaarruimte wilt benutten of juist de reserveringsruimte. Door eerst de reserveringsruimte te benutten en pas daarna de jaarruimte, kunt u voorkomen dat de niet-gebruikte jaarruimte in voorgaande jaren ‘verdampt’. In de aangifte over 2023 kunt u de nog niet eerder gebruikte jaarruimtes uit 2013 tot en met 2022 inhalen. In 2023 vervalt de eventuele niet-gebruikte jaarruimte uit 2013 definitief 

Tip: Hebt u in de afgelopen vijf jaar lijfrentepremies betaald zonder de premies op te geven in uw aangifte inkomstenbelasting en staat de aanslag al vast? Dan kunt u tot uiterlijk 31 december 2023 een verzoek tot vermindering indienen bij de inspecteur van de Belastingdienst.  

Lijfrente passend bij uw financiële doelen?

De verruimingen brengen een interessante fiscale kans met zich mee. Voordat u besluit om hier gebruik van te maken, raden we u aan om goed na te denken over wat uw doel is met het storten van lijfrente. Lijfrenteproducten hebben fiscale voorwaarden en zijn daardoor beperkt flexibel. Het kan gunstiger zijn om op een andere manier inkomen voor na uw pensioen op te bouwen.  

(Bron: Flyth)

Veel activiteiten die vroeger alleen fysiek op locatie plaatsvonden vinden tegenwoordig online plaats. Bijvoorbeeld onderwijs op afstand, maar ook concerten en bijvoorbeeld een museumbezoek. Worden die activiteiten fysiek op locatie verricht dan is btw verschuldigd in het land waar de afnemer fysiek naar toe moet om de dienst af te nemen. Hoe zit dat indien sprake is van online activiteiten? 

Type dienst van belang voor btw-aangifte

Van belang is wat voor soort dienst wordt verricht en of de afnemer een ondernemer of particulier is. Dit artikel gaat over het online verrichten van culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten

Elektronische diensten

Allereerst is van belang wat voor soort dienst wordt verricht. Indien geen sprake is van interactie en de dienst automatisch wordt verricht via het internet dan zal sprake zijn van een elektronische dienst. Deze dienst is belast daar waar de afnemer is gevestigd. Hierbij kan de dienstverrichter de btw verleggen naar de afnemer (waardoor die afnemer de btw is verschuldigd) indien de afnemer een ondernemer is en hij niet in het land van de afnemer is gevestigd. Is de afnemer een particulier dan is de dienstverrichter de btw verschuldigd. Is hij niet gevestigd in het land van de afnemer dan kan hij de btw in eigen land aangeven via de One Stop Shop. 

Culturele e.d. diensten

Is sprake van interactie dan is geen sprake van automatische dienstverlening en zal van een elektronische dienst waarschijnlijk geen sprake zijn. Culturele e.d. diensten zijn belast daar waar zij materieel worden verricht. Gaat het om een dienst aan een ondernemer dan is nog vereist dat sprake is van het verlenen van toegang tot een evenement. Deze diensten zijn belast daar waar de dienst materieel wordt verricht. 

Culturele e.d. diensten B2C 
In een situatie waarin online vermakelijkheidsdiensten worden verricht aan consumenten heeft het Hof van Justitie in 2019 in de zaak Geelen geoordeeld dat de plaats waar de dienst materieel wordt verricht de plaats is waar de organisator is gevestigd. Het Hof van Justitie deed dit in een casus waarin de afnemers zich ook in het land van de dienstverrichter bevonden. De vraag is daarom of tot dezelfde conclusie wordt gekomen indien de afnemers zich in andere land bevinden. Er hebben zich in de praktijk al situaties voorgedaan waarin de belastingdienst een ander standpunt inneemt dan in de rechtspraak. Ook het btw-comite heeft een ander standpunt ingenomen als het Hof van Justitie. 

Culturele e.d. evenementen B2B 
Over een situatie waarin de afnemer een ondernemer is, heeft het Hof van Justitie recent geoordeeld in de zaak Westside Unicat. Volgens het Hof van Justitie is alleen sprake van het toegang verlenen tot het evenement wanneer een ondernemer zowel de inhoud van het evenement organiseert als toegang verleend. Een ondernemer die dus alleen de inhoud ter beschikking stelt aan een andere ondernemer die vervolgens toegang verleent, valt dus niet onder de bijzondere regeling voor evenementen. Zijn diensten zijn belast in het land waar zijn afnemer is gevestigd indien dat een ondernemer is. Wordt wel toegang verleend en de inhoud verzorgd dan is de dienst belast daar waar de dienst materieel wordt verricht. Ook hier geldt dat er onduidelijkheid bestaat over waar die dienst dan is belast. 

(Bron: BDO)

Hoogste tarief in box 2 stijgt naar 33%.Reden voor dividenduitkeringof aandelenvervreemding?

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag
Reacties uitgeschakeld voor Hoogste tarief in box 2 stijgt naar 33%.Reden voor dividenduitkeringof aandelenvervreemding?

Vorig jaar besloot de Tweede kamer om vanaf 2024 twee tarieven in box 2 te introduceren. Daarnaast heeft de Tweede Kamer het Belastingplan 2024 aangenomen. Daarmee heeft het ingestemd met het voorstel om de hoogste van de twee tarieven in box 2 nog eens met 2%-punt extra te verhogen naar 33%. Is dit voor u een reden om na te denken over een dividenduitkering of mogelijk versnelde vervreemding van uw aandelen in 2023? In dit artikel zetten wij voor u als aanmerkelijkbelanghouder uiteen wat in uw geval verstandig is.

Wanneer betaalt u belasting in box 2?

Heeft u meer dan 5% van de aandelen, winstbewijzen of stemrecht in een vennootschap? Dan bent u aanmerkelijkbelanghouder. In box 2 betaalt u belasting over inkomsten uit aanmerkelijk belang. Denk bijvoorbeeld aan dividend dat u ontvangt van de bv of de winst die u haalt met de verkoop van uw aandelen. In geval van overlijden wordt u geacht de aandelen van de bv te hebben verkocht en treedt er dus ook heffing op.

Nieuwe belastingschijven: vanaf 2024 twee tarieven

Van 2001 tot en met 2019 gold in box 2 een algemeen tarief van 25% over het gehele bedrag. Een uitzondering hierop was de periode tussen 2007 en 2014: toen werd een tarief van 22% gehanteerd tot €250.000, en het bedrag daarboven werd belast tegen een tarief van 25%. In 2020 werd het tarief verhoogd naar 26,25% en in 2021 vond een verdere verhoging plaats naar 26,9%.

In 2022 is besloten om vanaf 2024 twee tarieven in box 2 in te voeren: voor het inkomen in box 2 tot en met € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000 gezamenlijk) een tarief van 24,5% en voor het inkomen daarboven een tarief van 31%.

Aangenomen motie box 2

De Tweede Kamer heeft onlangs een motie aangenomen met het voorstel om het tarief van 31% met ingang van 2024 nog verder te verhogen naar 33%. Inmiddels heeft de Tweede Kamer het Belastingplan 2024 aangenomen, en daarmee ingestemd met deze verhoging. Indien de Eerste Kamer er ook mee instemt, ziet het box 2-tarief er vanaf volgend jaar (2024) als volgt uit:

Inkomen in box 2Tarief
Tot en met € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000)24,5%
Boven € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000)33,0%

Let op! De nieuwe tarieven gaan ook gelden voor reserves die tot en met 2023 al zijn opgebouwd in de vennootschap!

Minder én meer belasting in box 2

U betaalt over dividend of de verkoopwinst van uw aandelen tot € 67.000 (of € 134.000) in 2024 bijna 9% minder belasting in box 2 dan in 2023. Dat komt door de verlaging van het eerste box 2-tarief van 26,9 naar 24,5%.

Over dividend of de verkoopwinst van uw aandelen boven € 67.000 (of € 134.000) in 2024 betaalt u echter bijna 23% meer belasting in box 2 dan in 2023. Dat komt door de verhoging van het tweede box 2-tarief van 26,9% naar 33%.

Let op! De introductie van twee tarieven in box 2 is al definitief aangenomen. Dat geldt niet voor de verhoging van het bovenste tarief van 31% naar 33%. Hier moet de Eerste Kamer nog mee instemmen.

Uitkeren dividend 2023 of 2024?

De vraag is of het nu raadzaam is om in 2023 al dividend uit te keren of te wachten tot 2024 en latere jaren? En is het ook gunstiger om de geplande vervreemding van aandelen in 2023 of in 2024 te laten plaatsvinden? Vuistregel lijkt in ieder geval dat voor bedragen rond € 67.000 (voor fiscale partners € 134.000) het raadzaam is te wachten tot 2024.
In 2024 maakt u namelijk wel gebruik van het lagere tarief van 24,5%. Gaat het om hogere bedragen? Dan is het mogelijk financieel aantrekkelijker om de transactie nog in 2023 te laten plaatsvinden.

Individuele beoordeling belastingzaken

Is het voor u gunstiger om dividend in 2023 of in 2024 uit te keren? Dat hangt niet allen van het box 2-tarief af, maar ook van andere individuele omstandigheden. Zo kan het bestedingsdoel van invloed zijn op de beslissing om in 2023 of op een later moment pas dividend uit te keren. Verder spelen andere zaken ook een rol. Denk bijvoorbeeld aan de hoogte van de nog uit te keren reserves, het moment waarop u dividend moet of wilt uitkeren of de al geplande datum van de verkoop van uw aandelen.

Daarnaast speelt ook de toekomstige winstverwachting een rol. Verwacht u de komende jaren een nettowinst in de bv te behalen waarmee u bij een dividenduitkering het laagste tarief al benut? Dan zal iedere verder uitkering belast zijn tegen het hogere tarief. Het lijkt dan aantrekkelijk om in 2023 belastingheffing actief op te zoeken. Uiteraard moeten er dan wel voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde dividend- en inkomstenbelasting te voldoen.

Tip! De beoordeling is niet eenvoudig en leidt helaas ook niet altijd tot een duidelijke uitkomst. Dividenduitkeringen hebben ook effect op de algemene heffingskorting (vanaf 2025), uw box 3 vermogen en excessief lenen. Onze adviseurs kunnen de diverse scenario’s van uw individuele situatie voor u beoordelen en met u bespreken. Zo kunt u weloverwogen een keuze maken om wel of niet in 2023 nog actie te ondernemen.

(Bron: Moore DRV)

Staatssecretaris Van Rij heeft voorstellen ingediend tot wijziging van de belasting- en invorderingsrente per 1 januari 2024. Het doel hiervan is om de onderlinge verschillen tussen de diverse rentepercentages die de Belastingdienst hanteert te verkleinen. Lees in dit artikel wat dit voor u als ondernemer betekent.

Wat is belastingrente en invorderingsrente?

Belastingrente is een vergoeding die u betaalt als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen (bijvoorbeeld omdat u te laat aangifte heeft gedaan) of omdat u belasting moet (bij)betalen. In de meeste gevallen ontvangt u geen rente als u recht heeft op een belastingteruggave.

U betaalt invorderingsrente als u na de uiterste betaaldatum nog een bedrag aan belasting moet betalen. Dit geldt ook als u uitstel van betaling hebt gekregen. De periode waarover u invorderingsrente moet betalen, begint op de dag na de uiterste betaaldatum en loopt tot de dag waarop het geld op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven.

U ontvangt invorderingsrente als de Belastingdienst u niet binnen de daarvoor gestelde termijnen de te veel betaalde belasting terugbetaalt.

Andere berekeningswijze per 1 januari 2024

Door een andere berekeningswijze zal de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage per 1 januari 2024 naar verwachting 10% gaan bedragen. Voor de overige belastingen is dit naar verwachting 7,5%. De invorderingsrente gaat naar verwachting voor alle belastingsoorten 4% bedragen.

Let op! De Europese Centrale Bank stelt op 31 oktober de ECB-rente opnieuw vast en dan worden de definitieve percentages pas bekend.

Voorkom betalen van belastingrente

Voorkom belastingrente over 2023 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag? Vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van uw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.

Tip! Wijkt de winst af van de verwachtingen? Vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag vennootschapsbelasting aan. Hiermee voorkomt u de belastingrente van waarschijnlijk 10% of u voorkomt  bij een teruggave dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

(Bron: Moore DRV)

Op Prinsjesdag heeft u kennis kunnen nemen van de plannen van het kabinet. Een van de opvallende zaken is de aanpassing van de afschrijvingen op bedrijfsgebouwen in de inkomstenbelastingsfeer (IB-sfeer). Het kabinet wil het afschrijvingspotentieel vanaf 2024 in de IB-sfeer verder inperken.

Hoe zit het ook al weer?

U mag bedrijfsmiddelen afschrijven tot de restwaarde. Omdat deze bedrijfsmiddelen nu eenmaal slijten. Een uitzondering hierop is grond. Na afloop van de afschrijvingstermijn is het bedrijfsmiddel normaal gesproken versleten. In de tussentijd kunt u voldoende geldmiddelen sparen om een vervangend bedrijfsmiddel aan te schaffen. Ook in het kader van het matchingprincipe is het heel begrijpelijk dat u de kosten in aftrek mag brengen op het moment dat deze bedrijfsmiddelen voor opbrengsten zorgen. Op basis van deze regel kunt u bedrijfsgebouwen, machines en werktuigen binnen een bepaalde termijn afschrijven en ten laste van het resultaat brengen. Hierdoor betaalt u minder belasting en heeft u meer financiële ruimte om te sparen of af te lossen.

Wetswijziging in 2007

In 2007 heeft de wetgever de grondslag voor de winstberekening verruimd. Het was de wetgever een doorn in het oog dat als gevolg van de inflatie bedrijfsgebouwen veel langzamer in waarde daalde dan de jaarlijkse afschrijving. Hierdoor ontstonden stille reserves. Binnen de wettelijk regels kan alleen bij verkoop of staking met realisatie van de stille reserves belastingheffing plaatsvinden. Deze vorming van latente reserves wilde de wetgever een halt toe roepen.

De wetgever beperkte destijds de afschrijving tot de zogenoemde bodemwaarde in plaats van door te laten lopen tot de restwaarde is bereikt. Aanvankelijk stelde zij de bodemwaarde voor bedrijfsgebouwen vast op 100% van de WOZ-waarde. De wetgever zwakte dit weer af na commentaar vanuit ondernemerszijde. De beperking tot 100% van de WOZ-waarde gold daardoor in eerste instantie voor bedrijfsgebouwen met ondergrond en aanhorigheden die als belegging werden aangehouden. Voor de bedrijfsgebouwen met ondergrond en aanhorigheden met gebruik in de eigen onderneming stelde zij de bodemwaarde op 50% van de WOZ-waarde vast.

Wetswijziging met ingang van 2019

In 2019 paste de wetgever de inperking van de afschrijving op bedrijfsgebouwen binnen de vennootschapsbelasting wederom aan. Vanaf toen was de bodemwaarde ook 100% van de WOZ-waarde. De verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting (vpb-tarief) maakte de gevolgen van deze inperking deels goed. Ondertussen heeft de wetgever deze in het vooruitzicht gestelde verlaging al weer ongedaan gemaakt.

Wetswijziging met ingang van 2024

Met ingang van 2024 scherpt de wetgever de inperking wederom verder aan. De bodemwaarde wordt dan ook 100% van de WOZ-waarde. Deze wijziging perkt het afschrijvingspotentieel voor de IB-ondernemer drastisch in. In de praktijk betekent dit dat er in de toekomst minder aftrekposten zijn. Met als gevolg dat u meer belasting moet betalen. Dit zal zijn weerslag hebben op onder andere de financiële ruimte die u heeft voor het voldoen aan uw jaarlijkse aflossingsverplichtingen of reservering voor vervangingsinvesteringen.

Beperken van de belastingheffing

Om de belastingheffing te beperken dient u jaarlijks bij ieder bedrijfsgebouw te controleren of de WOZ-waarde juist is vastgesteld. Is deze te hoog? Dan kunt u bezwaar aantekenen om de waarde te verlagen. Door de verlaging van de WOZ-waarde ontstaat er meer ruimte om af te schrijven.

Bij nieuwe investeringen in bedrijfsgebouwen kunt u de investeringen opdelen in het gebouw sec en de vrijgestelde onderdelen die onder werktuigenvrijstelling van de WOZ vallen. De investeringen die onder werktuigenvrijstelling vallen schrijft u immers af tot de restwaarde. Hierdoor behoudt u meer afschrijvingspotentieel.

Bij bepaalde investeringen in (nieuwe) bedrijfsgebouwen kunt u overwegen om aan de vereisten van de willekeurige afschrijving te voldoen. Want deze investeringen zijn een uitzondering op de inperking.

Bij hoge winsten kunt u overwegen uw onderneming in een bv in te brengen. Hier geldt weliswaar dezelfde afschrijvingsbeperking, maar het vpb-tarief is veel lager dan de heffing in de inkomstenbelasting. Houdt u er bij een bv wel rekening mee dat u in een later stadium nog een AB-heffing betaalt over de overwinsten. Maar dat is van latere zorg.

(Bron: ABAB)

AANPASSING GROOTTE­CRITERIA VAN JE ONDER­NEMING

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor AANPASSING GROOTTE­CRITERIA VAN JE ONDER­NEMING

De groottecriteria die bepalen of je onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast.

DREMPELBEDRAGEN

De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. Brussel verhoogt nu, conform eerdere voorstellen, de bedragen van de criteria balanstotaal en omzet met zo’n 25 procent.

De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden: 

 
Micro Huidig Balans

350 000 
Omzet

700 000 
 Bijgesteld 450 000 900 000 
 Toename 28,6% 28,6% 
    
Klein (onderkant) Huidig 4 000 000 8 000 000 
 Bijgesteld 5 000 000 10 000 000 
 Toename 25,0% 25,0% 
    
Klein (bovenkant) Huidig 6 000 000 12 000 000 
 Bijgesteld 7 500 000 15 000 000 
 Toename 25,0% 25,0% 
    
Middelgroot/groot Huidig 20 000 000 40 000 000 
 Bijgesteld 25 000 000 50 000 000 
 Toename 25,0% 25,0% 

Ben je controleplichtig?

De drempelbedragen bepalen onder andere of je onderneming controleplichtig is. Op dit moment krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij twee achtereenvolgende boekjaren voldoen aan twee van de drie criteria:

  • het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 6.000.000;
  • de omzet bedraagt minimaal € 12.000.000;
  • er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.

Door de verhoging van de eerste twee criteria zullen minder ondernemingen controleplichtig worden. Tevens hoeven minder ondernemingen te voldoen aan de vereisten op het gebied van duurzaamheidsrapportage (CSRD). Volgens de Europese Commissie wordt hierdoor een deel van de regeldruk bij mkb-ondernemingen weggenomen.

Ingangsdatum boekjaar 2024 of 2023?

Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid heeft de mogelijkheid om deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al te laten gaan. Het is nog niet duidelijk of de overheid hiervoor kiest.

(Bron: De Jong & Laan)