All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), pensioen, pensioen

Rechters zijn het (vooralsnog) niet eens of de verdeling van pensioenrechten wel of niet aan verjaring onderhevig zijn. De ene rechtbank zegt van wel, de andere van niet. De rechtbank in Middelburg vindt dat na 20 jaar nog steeds verdeling van pensioenrechten mogelijk is door de ex-echtgenote. De rechtbank in Leeuwarden vindt in een soorgelijke situatie dat de vordering op de verdeling verjaard is. Rechtbank Middelburg, 28 maart 2012, nr. 80131/ HA ZA 2011-364 X en Y zijn in 1965 in gemeenschap van goederen gehuwd. In 1990 scheiden ze en wordt de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld. X heeft gedurende het huwelijk pensioen opgebouwd. In 2008 bereikt X de pensioengerechtigde leeftijd. Y vordert op dat moment de verdeling van het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen van X. Gezien het jaar van echtscheiding valt de verdeling van pensioenrechten onder de regels van het Boon/Van Loon-arrest. Het voor en tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen valt in de huwelijksgemeenschap en moet bij echtscheiding verdeeld worden. X kan niet bewijzen dat het pensioen al verdeeld is. Het pensioen wordt daarom als ‘overgeslagen goed’ aangemerkt en dient verdeeld te worden. Het beroep van X op verjaring wordt door de rechter verworpen, omdat de vordering van Y te kwalificeren is als een vordering tot verdeling van een gemeenschapsgoed. Deze vordering kan niet verjaren. De rechter veroordeelt X tot betaling van de helft van het bedrag van de contante waarde van het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Daarnaast zal X de ontstane achterstand (vanaf pensioengerechtigde leeftijd) aan Y moeten vergoeden. Rechtbank Leeuwarden, 24 oktober 2012, nr. 118087 / HA ZA 12-51 X en Y zijn in 1964 in gemeenschap van goederen gehuwd. In 1984 wordt het huwelijk ontbonden. Bij de ontbinding is afgesproken om de pensioenaanspraken van X onverdeeld te laten. Vanaf 2006 geniet X een pensioenuitkering. In 2011 vordert Y de helft van de tot aan de echtscheiding opgebouwde pensioenrechten van X. Hierop geeft X aan dat de vordering tot verdeling van de pensioenrechten is verjaard. Y is het hier niet mee eens, omdat de pensioenrechten onverdeeld zijn gebleven en zij te allen tijde vrij is om verdeling te vorderen. De rechter oordeelt dat een vordering om het onverdeelde goed alsnog te verdelen mogelijk is, maar dat een dergelijk recht aan verjaring onderhevig is. De vordering van Y wordt wegens verjaring afgewezen. Belang voor de praktijk Het is opmerkelijk te noemen dat in twee soortgelijke uitspraken de rechters toch tot een andere uitspraak komen. In beide situaties is het Boon/Van Loon-arrest van toepassing. De echtgenoten waren in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben in beide gevallen nagelaten om de pensioenrechten te verdelen bij echtscheiding. Beide ex-echtgenoten vorderen op een later tijdstip de helft van de door de echtgenoot opgebouwde pensioenrechten. In beginsel kan verdeling van een ‘overgeslagen goed’ op elk moment worden gevorderd. De vraag is of een dergelijke vordering onderhevig is aan verjaring. De algemene verjaringstermijn is 20 jaar. In de uitspraak van Rechtbank Leeuwarden wordt voorbijgegaan aan het feit dat een ‘overgeslagen goed’ niet aan verjaring onderhevig is. De uitspraak van Rechtbank Middelburg is gebaseerd op het feit dat verdeling van een ‘overgeslagen goed’ te allen tijde gevorderd kan worden. Hieruit kan worden opgemaakt dat je niet aan verjaring toekomt. Voor echtscheidingssituaties die onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding vallen (Wet VPS, geldig vanaf 1 mei 1995), is verjaring niet aan de orde. In die gevallen heeft de ex-partner altijd een vereveningsaanspraak jegens de andere partner. [Bron: Fiscaal-Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden]

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden valt een stamrechtverplichting niet onder de limitatieve opsomming in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps). Wel kan uit andere afspraken, zoals een bepaling in de huwelijkse voorwaarden, blijken dat de stamrechtverplichting verrekend moet worden.

Van een echtpaar, dat op huwelijkse voorwaarden was gehuwd, wordt op 2 november 2011 de echtscheiding uitgesproken. De afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden en de verdeling van de gemeenschappelijk vermogensbestanddelen ligt op een aantal punten wat moeilijker en wordt voor de rechter uitgevochten. Eén van de pijnpunten betreft de stamrechtverplichting die op de balans van het bouwbedrijf van de man staat. Volgens Rechtbank Utrecht moet deze worden verevend conform de Wvps. De man is het hier niet mee eens en gaat in beroep. Volgens hem is het stamrecht geen verplichting die als pensioenvoorziening op grond van de Wvps moet worden verevend. Hij is het dan ook niet eens met de conclusie van de rechtbank dat verevening plaats moet vinden omdat hij voor zijn stakingswinst en zijn fiscale oudedagsreserve een stamrecht heeft bedongen. Het stamrecht heeft de man alleen gebruikt om belastingheffing voor zich uit te schuiven. Volgens het hof geeft de Wvps een limitatieve opsomming van de pensioenregeling en pensioenen die onder de werking van de wet vallen. Een stamrechtverplichting wordt daar niet in genoemd. Ook uit de wetsgeschiedenis valt niet af te leiden dat een stamrechtverplichting als te verevenen pensioen moet worden aangemerkt. In de Memorie van Toelichting staat vermeld dat pensioenvoorzieningen die niet in het kader van een arbeidsovereenkomst zijn opgebouwd (zoals lijfrenten) buiten de regeling vallen. De waarde van een stamrecht, mocht dit een ouderdomspensioenregeling zijn, kan wel op andere wijze tussen de ex-partners worden verdeeld, bijvoorbeeld op grond van een bepaling in de huwelijkse voorwaarden. Hiervan is in dit geval echter geen sprake en ook blijkt niet dat hierover op een andere manier afspraken zijn gemaakt. De wijze waarop de man de stamrechtverplichting in zijn vennootschap heeft geadministreerd, geeft onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat deze verplichting onder de werking van de Wvps valt en dus voor verevening in aanmerking komt. Nu de vrouw de stelling, dat de stamrechtverplichting verevend dient te worden, niet heeft onderbouwd wordt de man op dit punt in het gelijk gesteld.

(Bron: Belastingzaken)

Honderdduizenden Nederlanders hebben een woekerpolis gekoppeld aan hun hypotheek of lijfrenteproduct, maar zijn hier niet van op de hoogte,onderzocht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) eerder dit jaar. Om compensatie voor hoge kosten te kunnen regelen of van je polis af te komen is het belangrijk te ontdekken of je beleggingsverzekering een woekerpolis is. Hoe herkent u een woekerpolis?

Een woekerpolis is een beleggingsverzekering waarbij de ingelegde premie voor een groot deel op gaat aan bijkomende kosten, zodat het geplande eindkapitaal via beleggingsresultaten nauwelijks te halen is. Als bijkomende kosten niet duidelijk gecommuniceerd zijn is er sprake van een woekerpolis. Dit kan mensen in de problemen brengen omdat ze dit kapitaal nodig hebben om hun hypotheek af te lossen of om na pensionering van te kunnen leven.

“Veel mensen die een woekerpolis hebben, willen het waarschijnlijk liever niet weten,” zegt Pieter Lijesen, voorzitter van Vereniging Woekerpolis.nl. Ook mensen die vermoeden dat ze een woekerpolis hebben, maar denken er niets aan te hoeven doen zitten mis, zegt hij. Zo kunnen ze in aanmerking komen voor compensatie van hoge kosten of bijvoorbeeld besluiten hun polissen af te kopen of over te sluiten.

 

Maar de eerste stap is om te kijken of u in uw lijfrenteproduct of hypotheek een woekerpolis hebt zitten. Dat is lastig genoeg, geeft Lijesen aan. Maar er zijn volgens hem wel enkele duidelijke kenmerken die een bel doen rinkelen.

1. Hebt u een beleggingsverzekering bij uw hypotheek of pensioenproduct?

Bij een lijfrenteproduct is dit altijd het geval, zegt Lijesen. Om te checken of u een beleggingsverzekering hebt kunt u kijken op het polisblad of jaaroverzichten die u krijgt van de verzekeraar. Als er geen gegarandeerde uitkering is, hebt u een beleggingsverzekering. Twijfelt u nog of u een beleggingsverzekering hebt? Hier staat een lijst met beleggingsverzekeringen van tientallen verzekeraars. Hier kunt u kijken of uw polis er tussen staat. Lijesen: “Volgens verzekeraars zijn ongeveer 60 procent van de beleggingsverzekeringen woekerpolissen. Wij bij Vereniging Woekerpolis.nl denken meer aan 95 procent.

2. Wanneer hebt u deze verzekering afgesloten?

Beleggingsverzekeringen zijn sinds eind jaren tachtig op grote schaal verkocht. Na 2008 zijn kosten flink gedaald door een akkoord van consumentenorganisaties en verzekeraars. Sindsdien mogen bijkomende kosten over de hele looptijd 2,5 tot 3 procent van de opgebouwde waarde bedragen. Hebt u dus in die periode een beleggingsverzekering afgesloten, dan is er een grote kans dat u een woekerpolis hebt met hogere kosten dan dit maximum. Hierdoor hebt u waarschijnlijk recht op compensatie. Volgens Lijesen heeft 100 procent van de mensen die voor 1998 een beleggingsverzekering afsloot te maken met een woekerpolis. Tussen 1998 en 2008 is de kans erg groot dat u een woekerpolis hebt.

3. Betaalt u bijkomende kosten die niet gemeld zijn bij het afsluiten van de polis?

Dit is erg lastig te zeggen en vergt veel rekenwerk, stelt Lijesen. Want hoe weet u dat er verborgen bijkomende kosten in uw polis zitten als de kosten niet gemeld zijn? Lijesen stelt dat u aan de hand van jaaroverzichten van uw polis kunt uitrekenen of u het beleggingsrendement ook terugziet in het eindkapitaal van de beleggingsverzekering. Als er een verschil tussen het behaalde rendement en het eindkapitaal en dit door bijkomende kosten veroorzaakt wordt, hebt u niet per definitie een woekerpolis. Maar als er een groter verschil zit tussen deze bedragen en de genoemde kosten, zijn er dus ook verborgen kosten van het rendement betaald. Dit is erg lastig om te berekenen, beseft Lijesen. Zoek hier daarom hulp bij.

4. Vraag of u een woekerpolis hebt?

Als u naar uw verzekeraar stapt en vraagt of u een woekerpolis hebt, zal het antwoord ‘nee’ zijn. U kunt naar de bemiddelaar stappen die u bij het afsluiten van de verzekering heeft geholpen. Hij zou u hier geen geld voor mogen vragen, stelt de AFM. Lijesen van Vereniging Woekerpolis.nl adviseert om naar een andere adviseur te gaan. De adviseur die bemiddelde bij de verzekering verdient aan uw beleggingsverzekering en het kan zijn dat hij een deel van de schade moet vergoeden als u een woekerpolis hebt. Hierdoor zal hij niet snel stellen dat u een woekerpolis hebt, meent Lijesen.

Wat te doen?

Als u denkt dat u wellicht een woekerpolis hebt, ga dan met een financieel adviseur kijken of u de polis kunt oversluiten of afkopen. Volgens Lijesen kan vrijwel iedereen geld besparen door dure overlijdensrisicoverzekering uit de polis te halen. Verder is het volgens hem altijd verstandig om een zogenoemde stuitingsbrief te sturen aan de verzekeraar, om aan te geven dat u bijbehorende kosten van uw polis onredelijk hoog vindt. Doe dit ook als u niet zeker weet of u een woekerpolis hebt, adviseert Lijesen. Als er via de rechter een compensatie voor polishouders wordt afgesproken hebt u daar recht op. Stuurde u geen brief en trekt u binnen 5 jaar na de uitspraak van de rechter niet aan de bel, kan de zaak verjaren en verliest u recht op compensatie.

Door u aan te sluiten bij organisaties als Vereniging Woekerpolisclaim.nl of Stichting Woekerpolis Claim kunt u zich verenigen met mensen die vergelijkbare polissen hebben. Zo wordt u op de hoogte gehouden van rechtszaken over compensaties en staat u sterker als groep.

(Bron: Telegraaf)

Zijn bij echtscheiding de pensioenrechten niet verdeeld, dan is sprake van een vordering op een overslagen goed die niet voor verjaring vatbaar is.

Het hof ‘s-Hertogenbosch neemt hier hetzelfde standpunt als de rechtbank Middelburg, maar een heel ander standpunt in dan bijvoorbeeld de rechtbank Leeuwarden, waar de man zich op beroept.

Het gaat om casussen waarbij de echtscheiding is uitgesproken na het Boon-Van Loonarrest en vóór de Wet verevening pensioenrechten, waarbij tijdens de echtscheiding geen afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de pensioenrechten. Over de vraag of een vordering om alsnog tot verdeling over te gaan al dan niet kan verjaren zijn de rechters verdeeld.

In deze zaak beroept de man zich op verjaring. Het hof oordeelt dat de vordering om alsnog tot verdeling over te gaan niet kan verjaren en motiveert dat als volgt:

“Wat de vrouw in deze procedure vordert, is de verdeling van de pensioenrechten, een gemeenschapsgoed dat nog niet is verdeeld. Daarover is nog niet beslist, ook niet in het vonnis van 8 januari 1990, dat immers geen verdeling bevat maar alleen een veroordeling van de vrouw om daartoe over te gaan. Dat betekent dat sprake is een ‘overgeslagen goed’ in de zin van artikel 3:179 lid 2 BW, waarvan een nadere verdeling kan worden gevorderd.

Dat is de vordering die de vrouw in deze procedure heeft ingesteld en dat is een vordering die ingevolge artikel 3:178 BW niet voor verjaring vatbaar is. De man heeft in dit verband verwezen naar enkele rechterlijke uitspraken die volgens hem tot een ander oordeel kunnen leiden. Deze uitspraken kunnen hem evenwel niet baten aangezien deze, voor zover daarin inderdaad ligt besloten dat een vordering als deze onderhevig is aan de verjaring van artikel 3:306 BW, niet in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen en met de heersende rechtspraak over dit onderwerp.”

(Bron: findinet)

Stel: u heeft na jaren in loondienst de stap gezet om voor uzelf te beginnen. Als zelfstandig ondernemer moet u rekening houden met het feit dat u niet meer automatisch pensioen opbouwt. Wilt u er zeker van zijn dat u er ook na uw 65ste – en straks na uw 67ste – levensjaar warmpjes bij zit, dan is het zaak om nu al een regeling te treffen voor uw oude dag. Hieronder leest u hoe u dat kunt doen: 5 pensioenmogelijkheden voor ondernemers.

1. AOW

Iedereen in Nederland die de pensioengerechtigde leeftijd bereikt heeft recht op een AOW-uitkering. Of u nou uw werkende leven grotendeels heeft doorgebracht in loondienst of als zelfstandig ondernemer, maakt daarvoor niet uit. Na uw 65ste – en straks uw 67ste – levensjaar heeft u dus in ieder geval recht op een AOW-uitkering, maar dat bedrag is voor gepensioneerden vaak niet toereikend om langdurig zorgeloos te kunnen genieten van een oude dag.

Om die reden is het – ook voor startende ondernemers – raadzaam om serieus te kijken naar de verschillende mogelijkheden om zelf pensioen op te bouwen. Hieronder vindt u vier opties. Meer informatie over de AOW en de hoogte van de uitkering vindt u op deze website van de Rijksoverheid. Hier leest u ook meer over de gevolgen voor uw AOW wanneer u besluit na uw pensioen naar een ander land te emigreren.

2. Sparen voor uw oude dag

Sparen: zelf geld opzij zetten is een prima manier om een inkomen te reserveren voor na uw pensionering. Dit is voor veel ondernemers dan ook een voor de hand liggende manier om aanvullend pensioen op te bouwen, maar ook sparen kan tegenwoordig op diverse manieren. Zo kunt u uiteraard ervoor kiezen om ouderwets geld op te sparen in een oude sok, maandelijks een vast bedrag te storten op een spaarrekening en/of door het speculeren met aandelen.

3. Fiscale Oudedagreserve (FOR)

De Oudedagreserve, veelal afgekort tot FOR, is een fiscaal hulpmiddel waarmee u jaarlijks een deel van de winst mag reserveren voor uw oudedagvoorziening. U kunt alleen gebruikmaken van de FOR-regeling als u een eenmanszaak, vof of maatschap heeft. Let op: het vormen van een oudedagsreserve betekent niet dat u daadwerkelijk geld opzij zet. Deze regeling geeft u slechts uitstel van belastingheffing over dat specifieke deel van uw winst.

Op korte termijn levert u dat aanzienlijk veel voordeel op, maar vergeet niet dat wanneer u met pensioen gaat, u alsnog geld verschuldigd bent aan de fiscus. Dit bedrag valt echter wel lager uit, omdat het belastingtarief minder hoog is dan voor uw pensioengerechtigde leeftijd. Pensioen opbouwen doet u door van uw opgebouwde FOR bijvoorbeeld een lijfrente (zie verder bij punt 4) aan te kopen.

4. Lijfrenteverzekering

Een lijfrente is een pensioenregeling die u afsluit bij verzekeringsmaatschappij waarvoor u maandelijks (of jaarlijks) een bepaald bedrag stort. Mocht u eens over een groter bedrag beschikken wat u in één keer wilt storten – de zogenaamde koopsom -, dan is dat ook mogelijk. Het is vervolgens de verzekeraar die uw bijdragen voor u belegt, waarna op een overeengekomen moment het opgebouwde kapitaal aan u zal worden uitgekeerd.

5. BV en uw pensioen

Bent u grootaandeelhouder (dga) van een besloten vennootschap (BV)? Dan heeft u op het gebied van pensioenopbouw meer opties dan een gemiddelde ondernemer met – bijvoorbeeld – een eenmanszaak. In feite bent u als dga als werknemer in dienst van de besloten vennootschap. U kunt ervoor kiezen een pensioen op te bouwen in eigen beheer of – net als uw medewerkers – een premie aan een pensioensverzekeraar te betalen.

(Bron: Ikgastarten)

Een heel grote opsteker. Dat was een bericht dat Ed Engelen, notaris te Smilde, en zijn medewerkers kregen toen eindelijk een punt gezet kon worden achter een heel vervelende situatie.

Voordat het einde in deze procedure in zicht kwam, is er echter veel werk verzet en tot het laatste moment was de uitkomst onzeker. Daarom wil ik iedereen die samenwoont langs deze weg waarschuwen.

Het notariskantoor van Ed Engelen heeft lang en hard moeten vechten tegen een besluit van het Pensioenfonds van de Metalelektro (PME). Dit fonds had namelijk besloten dat de vrouw met wie één van hun pensioendeelnemers samenwoonde geen langstlevende pensioen zou krijgen.

Samenlevingscontract

Het stel was al ruim twintig jaar bij elkaar, toen de man in 2010 overleed. Een paar jaar nadat zij waren gaan samenwonen, namelijk in 1992, was het pensioenreglement gewijzigd. Daarin is toen vastgelegd dat na het overlijden van de pensioendeelnemer zijn of haar langstlevende partner alleen een pensioen zou krijgen als: de langstlevende met de deelnemer getrouwd was of als zij een samenlevingscontract bij een notaris hadden getekend. (Later is daar nog bijgekomen de mogelijkheid dat een koppel een geregistreerd partnerschap bij de gemeente was aangegaan).

Zoals aangegeven was die eis van een bij de notaris getekend samenlevingscontract nog niet opgenomen in het reglement toen de man en de vrouw in 1989 gingen samenwonen. Daarna hebben zij nog samen een huis gekocht, zijn zij samen de hypothecaire lening daarvoor aangegaan en hebben ze een zogeheten kruislingse overlijdensrisicoverzekering op elkaars leven afgesloten. Maar een samenlevingscontract hadden ze nooit opgesteld.

Het pensioenfonds oordeelde snel na het overlijden van de man in 2010 dat geen ‘weduwepensioen’ betaald zou worden aan de vrouw. Vanaf 1992 gold nou eenmaal de eis van het bij de notaris getekende samenlevingscontract. Ook in de bezwaarprocedure, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar notaris, veranderde het pensioenfonds niet van mening.

Pas nadat (nogmaals) bij de klachtencommissie van het fonds aan de bel werd getrokken, kwam het verlossende woord: alleen voor deze ene keer en zonder een precedent te willen scheppen, werd besloten dat de weduwe een uitkering zou ontvangen van het pensioenfonds.

Conclusie

Mijn conclusie is de volgende: Pas twee jaar na het overlijden van de man heeft de vrouw ‘weduwepensioen’ gekregen. Al die tijd miste ze dus zijn inkomen. Pas nu is die inkomstenval gedicht. Hadden zij en de man een samenlevingscontract op laten stellen door de notaris, dan was de vrouw beter uit geweest.

Maar ook blijkt dat een pensioenfonds de regels kan veranderen voor samenwoners. Doe elkaar dus een plezier en controleer één keer per jaar de site van het pensioenfonds. Kijk dan of je nog steeds voldoet aan de eisen zodat je partner wel pensioen ontvangt als jij overlijdt. Dat is toch het minste dat je voor elkaar kunt doen.

(Bron: Telegraaf)

Vanaf 1 juli 2012 komt er een tijdelijke ontheffing van de plicht van werkgevers om mee te werken aan waardeoverdracht van pensioen. Als werkgever hoeft u onder voorwaarden niet aan waardeoverdracht mee te werken als u wordt geconfronteerd met hoge bijbetalingslasten bij waardeoverdracht.

Als werknemers van baan wisselen en daarbij gebruik willen maken van het recht op waardeoverdracht van pensioen, kunnen vooral kleine werkgevers met hoge kosten worden geconfronteerd. Om kleine werkgevers tijdelijk te ontzien, heeft minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een ontwerpbesluit wijziging Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (pdf) naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin stelt hij voor om een kleine werkgever tijdelijk te ontheffen van de plicht om mee te werken aan waardeoverdracht als een aanvullende bijdrage van de oude of nieuwe werkgever noodzakelijk is van meer dan € 15.000 en meer dan 10% van de overdrachtswaarde.

Aan bijbetalingsplicht ontkomt u niet snel

Een kleine werkgever is in dit verband een werkgever met een premieplichtig loon van € 755.000 (in 2012). Of u als kleine werkgever kwalificeert, kunt u terugvinden in de premienota voor de sociale verzekeringen die u van UWV krijgt. In alle andere situaties bent u wel verplicht om mee te werken aan waardeoverdracht. Minister Kamp verwacht niet dat de tijdelijke inperking veel werknemers in hun rechten raakt, omdat het in ruim 90% van de gevallen van waardeoverdracht gaat om een aanvullende bijdrage die lager is dan € 15.000. Aan uw bijbetalingsplicht zult u dus niet heel snel ontkomen.

Structurele oplossing voor problemen bij waardeoverdracht

Voldoet u als kleine werkgever aan de gestelde voorwaarden en wilt u niet opdraaien voor de bijbetalingskosten, dan moet u dit binnen één maand en door middel van bewijsstukken laten weten aan de ontvangende pensioenuitvoerder. Het gaat overigens om een tijdelijke maatregel, die naar verwachting per 1 juli 2012 ingaat en per 1 januari 2014 vervalt. Minister Kamp zoekt namelijk naar structurele oplossingen voor de problemen rondom waardeoverdracht. Daarover wordt hij binnenkort geadviseerd door de Stichting van de Arbeid.

(Bron: HR Rendement)

Als Zelfstandige Zonder Personeel maakt u op latere leeftijd alleen aanspraak op AOW en u bent voor het opbouwen van aanvullend pensioen zelf verantwoordelijk, dat weet iedere ZZP’er. Maar welke mogelijkheden zijn er eigenlijk op dit gebied voor ondernemers? Lees de checklist: 7 goede pensioenmogelijkheden voor ZZP’ers.

1. Voortzetten van de oude pensioenregeling

In bepaalde gevallen is het mogelijk om de pensioenregeling die u bij uw laatste werkgever had voort te zetten. Een groot voordeel hiervan is dat het risico van overlijden en arbeidsongeschiktheid (mits aanwezig in de pensioenregeling) gewoon gedekt blijft. Houd er echter wel rekening mee dat dit direct moet aansluiten op het aflopen van uw huidige dienstverband. Het is dus zaak om deze mogelijkheid al uitvoerig te onderzoeken voordat u met uw onderneming van start gaat. Indien u alles op tijd geregeld heeft, mag u deze oude pensioenregeling maximaal tien jaar voorzetten. Overleg met uw accountant over fiscale aftrekbaarheid van premies.

2. Een verplichte pensioenregeling

In principe regelt u als ondernemer uw pensioen zelf, maar er zijn bepaalde sectoren en beroepen waar ondernemers verplicht meedoen aan een zogenaamd beroepspensioenfonds. Dit heeft te maken met de Wet Verplichte Beroepspensioenregeling en is onder meer van toepassing op huis- en dierenartsen, notarissen, fysiotherapeuten, schilders en stukadoors. Aanmelden gaat niet vanzelf, u moet hiervoor dus zelf het initiatief nemen. Doe dit bovendien ruim op tijd, omdat u anders het risico loopt om in één keer alsnog het hele bedrag te moeten betalen.

3. Sparen voor lijfrente

Als u kiest voor de optie lijfrente, spaart u door de jaren heen voor een kapitaal dat, nadat u eenmaal bent gestopt met werken, in termijnen aan u zal worden betaald. Sparen voor een lijfrente kan tegenwoordig via een bank of verzekeraar. De premie die u betaalt is tot een zekere hoogte fiscaal aftrekbaar.

4. Zelf geld opzij zetten

U kunt uiteraard ook voor de ouderwetse manier gaan en iedere maand zelf een bepaald bedrag opzij zetten. Voor zelfstandig sparen is echter wel de nodige discipline nodig; een vaste maandelijkse automatische afschrijving kan voorkomen dat u het geld voor uw pensioen toch niet aan andere zaken gaat besteden. Voor spaarrekeningen geldt overigens vaak: hoe langer u het geld kan laten staan, des te hoger de rente. Behalve een gewone spaarrekening zou u ook belastingvrij kunnen sparen met een pensioenspaarrekening bij de bank (deze is echter wel geblokkeerd tot uw pensioenleeftijd) Vanaf 2013 kunt u bijvoorbeeld vitaliteitssparen overwegen.

5. Opbouwen van oudedagreserve voor natuurlijke personen

Op voorwaarde dat u winst maakt, mag u in de onderneming op de balans geld reserveren voor uw pensioen. Dit is per jaar maximaal twaalf procent van de winst, met een maximum van 11.822 euro in 2011. Houd er echter rekening mee dat u over de reserves die u nu opbouwt straks ook belasting betaalt. Voor deze regeling moet u bovendien aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo mag de totale oudedagsreserve niet hoger zijn dan uw bedrijfsvermogen en moet u jaarlijks op de balans van uw onderneming verplicht de actuele stand van de opgebouwde reserve vermelden.

6. Stakingswinst omzetten in lijfrente

Als startende ondernemer bent u het vast nog niet van plan, maar als u ooit besluit om uw bedrijf stop te zetten, zou u ervoor kunnen kiezen om de stakingswinst om te zetten naar een lijfrente. Ook hiervoor gelden een aantal voorwaarden. Een kleine kanttekening is dat u op dit moment natuurlijk geen zekerheid hebt over of u bij het eventuele staken van uw onderneming nog steeds winst kunt realiseren. Bedenk van tevoren dus goed of u bereid bent om dit risico te nemen.

7. Als DGA pensioen opbouwen

Indien u een eigen BV heeft en hiervan directeur groot aandeelhouder (DGA) bent, is het mogelijk om uzelf een pensioenregeling toe te zeggen. Deze regeling kan zowel in uw eigen BV als bij een verzekeraar worden ondergebracht. Voordat u een beslissing neemt, is het in ieder geval verstandig om eerst deskundig advies in te winnen bij bijvoorbeeld uw accountant of een onafhankelijke pensioenadviseur, zodat u uiteindelijk een weloverwogen beslissing kunt maken.

(Bron: Ik ga starten)

Pensioen voor ondernemers

Zoals u ziet, zijn er voor ondernemers de nodige mogelijkheden om pensioen op te bouwen. Bent u er nog niet helemaal uit? De Rabobank helpt u graag met het geven van persoonlijk en deskundig advies. Klik hier voor meer informatie.

19 september 2011

Het FNV heeft ingestemd met het pensioenakkoord. De AOW-leeftijd gaat in twee stappen omhoog naar 67 jaar, in 2025.

FNV-voorzitter Jongerius vond dat de FNV moest instemmen met het akkoord, nadat Kamp een “eindbod” op tafel had gelegd.
Het niet accepteren van het akkoord zou betekenen dat Kamp zou terugvallen op het regeerakkoord.

De belangrijkste aanpassingen:
* De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd zal in twee stappen plaatsvinden. De eerste stap in 2020, gaat de pensioenleeftijd naar 66 jaar en in 2025 gaat de pensioenleeftijd naar 67 jaar.
* Vanaf 2020 zelf kiezen op welke leeftijd u met pensioen wilt gaan. Voorwaarde is wel, dat voor elk jaar dat u eerder met pensioen gaat, 6,5% minder AOW zult ontvangen.
16 september 2011
De PvdA is vanacht akkord gegaan met de Inhoud van het Pensioenakkoord na toezeggingen van Minister Kamp. De laagste inkomens die tóch met 65 met pensioen willen, krijgen extra geld. Voor mensen in de WW waarvoor Bijstand dreigt wordt een regeling getroffen. Maandag 19 september is er opnieuw overleg met het FNV.

13 september 2011
FNV Bondgenoten en Abvakabo wijzen het akkoord weer af. Abvakabo en FNV Bondgenoten blijven zich samen tegen het akkoord verzetten. “We gaan autonoom druk zetten op de minister en op de werkgevers”, aldus Henk van der Kolk. Jongerius gaat later vandaag naar Minister Henk Kamp.

15 augustus 2011
Leden van FNV Bondgenoten hebben tegen de inhoud van het pensioenakkoord gestemd. In een referendum stemde 96% van de leden van deze vakbond tegen het pensioenakkoord.
Lees verder op: http://nieuwsuit.com/2011/FNV-stemt-over-pensioenakkoord/

28 juni 2011
Tweede Kamerlid Roos Vermeij van PvdA: “akkoord is een basis, maar het moet echt beter” Tweede Kamerlid Paul Ulenbelt van de SP: “het akkoord is op sterven na dood” Tweede Kamerlid Fatma Koser Kaya van D66: ” het akkoord is een wurgcontract voor 55-minners” Tweede Kamerlid Jesse Klaver van Groen Links: ”een vaag compromis” Tweede Kamerlid Carola Schouten van Christen Unie: ”een soort piramidespel” Tweede Kamerlid Ineke Dezentjé van VVD: ”een belangrijke en moedige stap voorwaarts’ Het debat over hervorming van de AOW en aanvullende pensioenen in de Tweede Kamer werd even verstoord door protesterende jongeren. De jongeren moesten de tribune verlaten.

juni 2011
Henk Kamp past het systeem aan dat mensen die vanaf 2020 met pensioen gaan niet in koopkracht achteruit gaan. In het begin krijgen ze iets meer AOW en in de jaren erna wat minder. De verhoging compenseert de te betalen AOW-premie.

juni 2011
Het CPB laat, na bestudering van de inhoud van het huidige pensioenakkoord, weten dat zij in het dit pensioenakkoord grote risico’s menen te zien voor metname jongere werknemers. De jongere generatie loopt met dit pensioenakkoord het risico een lager pensioen te zullen krijgen. Mensen die voor hun 65e stoppen met werken gaan er 6 tot 7% op achteruit, aldus het CPB.

juni 2011
Ook de Abvakabo is tegen het pensioenakkoord en wil dat er opnieuw onderhandeld wordt. Het bestuur vindt dat de risico’s te eenzijdig bij de werknemers terecht komen. Dat noemt het ook onacceptabel dat mensen met lage inkomens en zware beroepen erop achteruitgaan.

juni 2011
De groep werknemers die eind dit jaar 57 jaar of ouder is en officieel op zijn 65ste met AOW en met pensioen kan gaan, moeten een halve tot maximaal 4,5 maand langer werken om een volledig pensioen op te kunnen bouwen. Dit schrijft Minister Kamp aan de Tweede Kamer. Hij wil hiermee extra druk zetten op de bonden.

juni 2011
Uit berekeningen van het FNV blijkt dat het voor mensen met een laag inkomen vanaf 2020 niet meer mogelijk wordt om op of voor hun 65e te stoppen met werken, zodra het huidige pensioenakkoord zal worden ingevoerd.

juni 2011
FNV Bondgenoten, de grootste vakbond binnen de FNV centrale is vandaag met een alternatief plan gekomen voor het pensioenakkoord dat afgelopen vrijdag werd getekend. Inp plaats van een garantie van 97,5% van de hoogte van het pensioen stelt FNV Bondgenoten dat de dekkingsgraad van 105% gewoon kan blijven. Daarnaast stellen ze voor om een reservepot van 20% aan te leggen die tegenvallers op de beurs moet kunnen gaan opvangen.

FNV Bondgenoten had al voor de ondertekening van het pensioenakkoord door de sociale partners laten weten niet akkoord te gaan met de inhoud van het pensioenakkoord. In het huidige pensioenakkoord ligt de rekening te veel bij de werknemer en zijn uitkeringen variabel (en dus onzeker) gemaakt, aldus FNV Bondgenoten.

juni 2011
Het pensioenaakkoord 2011 is getekend. Zojuist is de persconferentie begonnen waarin dit bevestigd wordt.

De volgende maatregelen zijn daarin opgenomen:
* De pensioenleeftijd stijgt in 2020 van 65 naar 66 jaar
* De pensioenleeftijd stijgt in 2025 naar 67 jaar
* De AOW-uitkering wordt gekoppeld aan de loonontwikkeling. Dit betekent een stijging vanaf 2013 van 0,6 % tot 2028
* Als werknemers besluiten om op hun 65e te stoppen met werken, worden ze gekort met 6,5% op hun aow
* Er komt een inkomensafhankelijke ouderenkorting
* 97,5% van het opgebouwde pensioen wordt gegarandeerd.

FNV-Bondgenoten zal hun achterban adviseren niet akkoord te gaan met dit besluit. Groot bezwaar van Bondgenoten is, dat de pensioenuitkeringen niet meer gegarandeerd zullen zijn doordat deze afhankelijk zijn van de opbrengst van beleggingen. Er volgt nog een referendum voor alle FNV-leden. Over ongeveer vijf weken moet duidelijk worden of de leden van vakcentrale FNV het pensioenakkoord steunen.

Ook in de Tweede Kamer is er een kleine minderheid niet vóór. Er zullen nog wetten aangepast moeten worden maar naar alle waarschijnlijkheid kan het pensioenakkoord 2011 zoals het er nu ligt, doorgang vinden.
juni 2011
De inhoud van het pensioenakkoord zorgt voor grote onenigheid binnen de FNV.
Daar waar Agnes Jongerius, van de vakcentrale FNV, bereid zou zijn om in te stemmen met het pensioenakkoord zijn het metname de vakbonden FNV Bondgenoten, Abvakabo en FNV Bouw die grote moeite hebben met de inhoud van het pensioenakkoord. Zij dreigen dan ook om hun leden een negatief advies te geven bij de stemming over de goedkeuring van het pensioenakkoord.

Met name het feit dat werknemers te weinig zekerheid krijgen over de hoogte van hun pensioenuitkering schiet bij de bonden in het verkeerde keelgat. Zij zijn van mening dat werkgevers zouden moeten bijspringen als pensioenfondsen, door bijv. tegenvallende beleggingen, in de problemen komen. De extra AOW-stijging van 0,6 procent wordt door genoemde bonden afgedaan als een sigaar uit eigen doos.

Origineel bericht pensioenakkoord 2010
Volgens ingewijden zal nog voor het einde van deze week duidelijk worden wat de inhoud is van het pensioenakkoord dat werkgevers en het kabinet op het punt staan af te sluiten.
Het nieuwe pensioenakkoord is hard nodig, aldus het kabinet, om zodoende o.a. de kosten van toenemende vergrijzing in Nederland op te kunnen vangen.

Op dit moment zijn er aanwijzingen dat in het pensioenakkoord o.a. de volgende maatregelen zullen worden opgenomen:
* De pensioenleeftijd stijgt in 2020 van 65 naar 66 jaar
* De pensioenleeftijd stijgt in 2025 naar 67 jaar
* De AOW-uitkering wordt gekoppeld aan de loonontwikkeling. Mogelijk betekent dat een stijging van 0,6 % tot 2028
* Als werknemers besluiten om op hun 65e te stoppen met werken, worden ze gekort met 6,5% op hun aow

Zodra de inhoud van het pensioenakkoord definitief bekend is zal daar, op deze pagina van NieuwsUit.com, melding van worden gemaakt.
(Bron: Nieuwsuit 26-9-2011, bewerkt)