Archive for september, 2012

Voorkom een hoge boete met de registratiecheck

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), personeelszaken, aansprakelijkheid
Reacties uitgeschakeld voor Voorkom een hoge boete met de registratiecheck

Sinds 1 juli geldt er een registratieplicht voor uitzend-, detacherings- en payrollbureaus. Leent u personeel in via zo’n intermediair, controleer dan met de tool van de Kamer van Koophandel of het bureau is geregistreerd. Zo voorkomt u een hoge boete.

In het bericht ‘Vrijwaring inlenersaansprakelijkheid mogelijk’ kon u al lezen dat de registratieplicht voor uitzend-, detacherings- en payrollbureaus sinds 1 juli van kracht is. Deze verplichting geldt voor alle werkgevers die tegen een vergoeding personeel ter beschikking stellen aan een andere werkgever om daar onder zijn toezicht werk te verrichten.

Met de WAADI-check kunt u de registratie controleren

Ook voor uw onderneming heeft de registratieplicht consequenties. Werkt u samen met een bureau dat niet is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel (KvK), dan riskeert u namelijk een hoge boete van de Inspectie SZW of de Belastingdienst.
Onlangs heeft de KvK een tool ontwikkeld waarmee u kunt checken of het bureau waarvan u personeel inleent met de correcte beschrijving is geregistreerd in het Handelsregister. Hiervoor heeft u het KvK-nummer nodig van het bureau. Dit voert u in de WAADI-check in, waarna u meteen te zien krijgt of dit bureau geregistreerd is als een intermediair die personeel ter beschikking stelt.

Zonder winstoogmerk is registreren niet verplicht

De registratieplicht geldt niet voor alle werkgevers die personeel uitlenen. In de volgende situaties hoeft de uitlener zich niet te registreren:

  • De onderneming stelt zonder winstoogmerk personeel ter beschikking aan een andere werkgever. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij re-integratie via detachering bij een andere werkgever.
  • De werkgever stelt binnen de eigen onderneming (bij bijvoorbeeld een andere vestiging) personeel ter beschikking.
  • De werkgeverstelt personeel ter beschikking op basis van een overeenkomst van opdracht.

(Bron: Salarisrendement)

Hebt u een inkomensverklaring nodig? Bijvoorbeeld omdat uw woningbouwvereniging erom vraagt? Dan kunt u deze telefonisch bij ons aanvragen.

U vraagt de inkomensverklaring (ook wel een IB 60-verklaring) aan via de BelastingTelefoon. Houd uw burgerservicenummer (BSN) bij de hand. De belastingdienst stuurt u de inkomensverklaring binnen 5 werkdagen toe.

Voor welke jaren aanvragen?

U kunt een inkomensverklaring aanvragen voor de jaren 2011, 2010, 2009, 2008 en 2007.

Let op!

In plaats van een inkomensverklaring kunt u ook een aanslag inkomstenbelasting sturen van het betreffende jaar die door de belastingdienst aan u is opgegelegd.

Wat staat er op een inkomensverklaring?

Een inkomensverklaring is een officiële verklaring van ons met uw inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar. Hebt u geen aangifte gedaan over een jaar waarvoor u een inkomensverklaring aanvraagt? Dan gaan wij uit van de gegevens die wij krijgen van uw werkgever of uitkeringsinstantie. Kloppen deze gegevens volgens u niet? Neem dan contact op met uw werkgever of uitkeringsinstantie.

Op uw inkomensverklaring staan de volgende gegevens:

  • uw inkomensgegevens
  • het jaar waarover wij de inkomensverklaring afgeven
  • uw naam en adres
  • naam- en adresgegevens van de Belastingdienst

Wanneer hebt u een inkomensverklaring nodig?

U kunt een inkomensverklaring nodig hebben om te bepalen of u in aanmerking komt voor een huurwoning. Een woningcorporatie kan u dan vragen een inkomensverklaring te overleggen. Ook als u een hypotheek wilt aanvragen kan het zijn dat u een inkomensverklaring nodig hebt.

(Bron: Overheid)

Ontvangt u de nieuwe VAR (Verklaring arbeidsrelatie) niet automatisch? Dan moet u hem zelf aanvragen. Dat kan elk jaar vanaf 1 september.

Geldigheidsduur
Een VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) is maximaal 1 kalenderjaar geldig. Tenzij u voldoet aan de voorwaarden om een VAR automatisch te ontvangen (zie onder), moet u hem steeds opnieuw aanvragen.

Zo’n aanvraag kan elk jaar vanaf 1 september. Dat betekent dat u sinds kort de aanvraag voor een VAR voor 2013 kunt doen.

U ontvangt een nieuwe VAR meestal binnen 5 werkdagen, maar uiterlijk binnen 8 weken.

Zie ook: Checklist voor een VAR-aanvraag »

Voorwaarden automatisch ontvangen VAR
U ontvangt een VAR wel automatisch als:

– U de afgelopen 3 jaar een VAR hebt aangevraagd;
– U telkens een VAR voor hetzelfde soort werk hebt aangevraagd;
– U het werk onder vergelijkbare omstandigheden hebt uitgevoerd;
– U telkens eenzelfde VAR van de Belastingdienst hebt gekregen;
– De Belastingdienst de VAR’s in de tussentijd niet heeft herzien.

(Bron: De Zaak)

Ondernemers aan wie een bedrijf wordt nagelaten uit een erfenis, worden sterk bevoordeeld ten opzichte van erfgenamen die alleen privé vermogen erven. Volgens de rechtbank in Breda wordt er een onaanvaardbaar groot onderscheid tussen privé- en ondernemingsvermogen gemaakt. Heeft u onlangs een privé-erfenis ontvangen? Dien dan tijdig bezwaar in tegen de belastingaanslag die u heeft ontvangen.

Het verschil in behandeling van ondernemings- en privévermogen in nalatenschappen is in de loop der jaren toegenomen. Voor bedrijfsopvolgers geldt de bedrijfsopvolgingsregeling, waarin is vastgelegd dat zij minder of helemaal geen erfbelasting hoeven te betalen over het verkregen ondernemingsvermogen. Is het nagelaten ondernemingsvermogen € 1.000.000 of minder, dan is geen erfbelasting verschuldigd, daarboven geldt een tarief van 17%.

Het is vrijwel zeker dat de Staat in beroep zal gaan tegen deze uitspraak. Ook zal er mogelijk op korte termijn reparatiewetgeving in werking treden. Het is dan ook allerminst zeker of het uit de Bredase uitspraak voortvloeiende voordeel stand houdt. Vooralsnog lijkt het indienen van een bezwaarschrift zinvol. Het overwegen waard is ook om voor het ingaan van eventuele reparatiewetgeving gebruik te maken van de schenkingsfaciliteiten bij overdracht van een onderneming. De rechter oordeelde weliswaar over de erfbelasting, ook voor de schenkbelasting is de uitspraak belangrijk.

(Bron: Hoffspoor notarissen)

De plannen lagen al een tijd klaar, maar op 1 oktober 2012 is het dan eindelijk zover: vanaf die dag is het nieuwe BV-recht van kracht. In het kort betekent dit dat het oprichten van een besloten vennootschap (BV) vanaf die dag een stuk makkelijker is. In dit artikel leest u alles over het nieuwe BV-recht en wat deze wijziging voor u als starter kan betekenen: 6 vragen en antwoorden over het nieuwe BV-recht.

1. Wat is het doel van het nieuwe BV-recht en wat gaat er veranderen?

De overheid wil de plannen om de wetgeving rondom de besloten vennootschap (BV) versoepelen, zodat het voor (startende) ondernemers gemakkelijker wordt voor de BV als rechtsvorm te kiezen. Dit wil de overheid bereiken door de huidige regels voor het oprichten van een BV per 1 oktober 2012 aanzienlijk te versoepelen. Hieronder vindt u de belangrijkste veranderingen op een rij:

  • Er gelden minder eisen voor de oprichting. Onder andere het minimumkapitaal van achttienduizend euro, de bankverklaring en accountantsverklaring bij inbreng in natura worden afgeschaft
  • Er komt meer vrijheid van inrichting, zoals de mogelijkheid van variabele stemrechtverdeling en stemrechtloze aandelen en winstrechtloze aandelen. Iedere aandeelhouder kan een eigen bestuurder en commissaris benoemen. Buiten de algemene vergadering komen er meer mogelijkheden voor besluitvorming
  • Er komen nieuwe regels voor uitkeringen aan aandeelhouders. Bestuurders moeten op straffe van aansprakelijkheid toetsen of de vennootschap na de uitkering kan blijven voldoen aan de lopende verplichtingen
  • Verschillende wettelijke regelingen worden duidelijker, waaronder de regeling voor certificaathouders met vergaderrecht en de regeling voor statutaire verplichtingen van aandeelhouders.
  • Procedures voor geschillen tussen aandeelhouders (geschillenregeling en prijsbepaling bij uittreding) worden verbeterd [bron: Antwoordvoorbedrijven.nl]

2. Spreken we hier dan eigenlijk niet over een nieuwe rechtsvorm?

Nee, dat is geenszins het geval. Met deze aanstaande wetswijziging wordt er in ieder geval geen nieuwe rechtsvorm aan de bestaande lijst toegevoegd. De BV blijft ook onder het nieuwe recht dus gewoon een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Dat houdt in dat er sprake moet zijn van een in aandelen verdeeld kapitaal en dat de aandelen op naam moeten staan. Daarnaast bent u als BV-ondernemer beperkt aansprakelijk en heeft u te maken met een bestuur en een terugkerende aandeelhoudersvergadering.

3. Is ten tijde van de oprichting een bezoek aan de notaris nog steeds nodig?

Ja. U zult – als u een BV wilt oprichten of bijvoorbeeld wijzingen wilt aanbrengen in de statuten van een bestaande BV – voorlopig nog steeds een afspraak moeten maken bij de notaris. Als het aan demissionair minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) ligt, zal ook deze eis voor startende ondernemers vervallen, maar hiervoor zal nog een aparte wetswijziging moeten worden ingediend. Omdat na de Tweede Kamer-verkiezingen van 12 september aanstaande eerst een coalitie zal moeten worden gevormd, bestaat er momenteel nog geen duidelijkheid over wanneer dit voorstel kan worden ingediend. Let op: de notariële akte, die momenteel bij de oprichting van een BV nog verplicht moeten worden opgesteld door de notaris, vervalt per 1 oktober aanstaande al wel.

4. De term ‘Flex-BV’ wordt vaak genoemd. Is dit een afwijkende BV-vorm?

Nee. De term Flex-BV heeft te maken op de aanstaande wijzigingen van de wettelijke bepalingen over de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV). Zoals u hierboven heeft kunnen lezen, wordt de wettelijke regels per oktober 2012 versoepeld, zodat het makkelijker wordt een BV op te richten. De besloten vennootschap op zich verandert dus niet. De Flex-BV hangt samen met het nieuwe BV-recht, niet zozeer met het bedrijf zelf.

5. Hoe zit het met de ‘Verklaring van geen bezwaar’?

Die verklaring heeft u al sinds 2011 niet meer nodig voor het oprichten van een BV. Voor die tijd moest u inderdaad eerst zo’n verklaring, die werd afgegeven door het toenmalige ministerie van Justitie, kunnen overleggen voordat het oprichten van een BV tot de mogelijkheden behoorde. Momenteel heeft u voor de oprichting van zo’n onderneming een notariële akte van oprichting – hierin moeten onder andere de statuten van de BV worden vermeld -, minimaal één bestuurder en één aandeelhouder, een oprichter en een startkapitaal van één eurocent nodig. Uiteraard moet u – zoals bij iedere rechtsvorm het geval is – uw onderneming ook inschrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).

6. Ik ben een oriënterende starter en overweeg een BV op te richten. Kan ik daarmee nu niet beter wachten tot oktober?

Dat kunt u doen, maar het is in principe niet nodig. De BV’s van voor 1 oktober zijn dezelfde BV’s als die pas na 1 oktober van kracht zijn. Oftewel: het is niet de aard van uw bedrijf dat verandert, maar de wet, die ondernemers straks meer vrijheid biedt om bijvoorbeeld de statuten naar eigen inzicht op te stellen. Mocht u een BV hebben opgericht vóór 1 oktober aanstaande, kunt u die na die datum (laten) aanpassen aan de flexibelere mogelijkheden van het nieuwe BV-recht. Zo kunt u straks ook besluiten de minimaal achttienduizend euro aan startkapitaal, die u momenteel nog nodig heeft om een BV te kunnen oprichten, weer aan het bedrijf te onttrekken.

(Bron: Ikgastarten)

 

Belangrijkste wijzigingen richtlijnen voor de jaarverslaggeving grote en middelgrote rechtspersonen

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor Belangrijkste wijzigingen richtlijnen voor de jaarverslaggeving grote en middelgrote rechtspersonen

A. Verwerking RJ-Uitingen in deze bundel
RJ-Uitingen zijn wijzigingen in de Richtlijnen, welke na publicatie in de eerstvolgende jaareditie van de Richtlijnen zijn opgenomen. De RJ-Uitingen worden gepubliceerd op de RJ-website. Na opname in de bundel hebben de RJ-Uitingen geen zelfstandige betekenismeer.

Het uitbrengen van een RJ-Uiting is bedoeld ter verduidelijking of interpretatie van bestaande Richtlijnen dan wel voor wijzigingen daarvan. De RJ beoogt hiermee adequaat te kunnen reageren op vragen vanuit het maatschappelijk verkeer. In deze bundel zijn vier RJ-Uitingen verwerkt, met inachtneming van eventueel binnengekomen commentaar. Dit Ten geleide geeft een korte uitleg van de inhoud van de betreffende RJ-Uiting en de wijze van verwerking in deze jaareditie.

B. Ontwerp-Richtlijnen die zijn omgezet in Richtlijnen
Een wijziging of nieuw onderwerp in een Richtlijn kan eerst als ontwerp-Richtlijn worden gepubliceerd. In principe worden deze ontwerp-Richtlijnen in de eerstvolgende bundel omgezet in Richtlijnen. Daarbij wordt eventueel binnengekomen commentaar meegenomen bij de verwerking.
Er is in dit Ten geleide een overzicht opgenomen van de in Richtlijnen omgezette ontwerprichtlijnen. Daarbij is toegelicht of de ontwerp-Richtlijn gewijzigd dan wel ongewijzigd definitief is geworden. Indien de ontwerp-Richtlijn gewijzigd definitief is geworden, is toegelichtwat de eventuele wijziging ten opzichte van de gepubliceerde ontwerp-Richtlijn betreft. De in deze jaareditie in Richtlijnen omgezette ontwerp-Richtlijnen zijn van toepassing voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2013.

C. Overige aanpassingen
In dit Ten geleide zijn de overige aanpassingen, welke een overwegend redactioneel karakter hebben, kort toegelicht.

D. Nieuwe ontwerp-Richtlijnen
Naast de ontwerp-Richtlijnen die zijn omgezet in definitieve Richtlijnen, zoals eerder toegelicht bij punt B, zijn er in deze editie tevens nieuwe ontwerp-Richtlijnen opgenomen. In dit Ten geleide worden deze nieuwe ontwerp-Richtlijnen kort toegelicht.

A. Verwerking RJ-Uitingen in deze bundel
RJ Uiting 2012-1: ‘Handreiking voor de toepassing van IAS19R in de Nederlandse praktijk’ In 2011 is door de IASB de gewijzigde IAS 19 ‘Employee Benefits’ (IAS 19R) uitgebracht. Begin 2012 is door middel van RJ-Uiting 2012-1 een Handreiking uitgebracht welke beoogt de Nederlandse praktijk steun te bieden voor de toepassing van de in IAS 19R opgenomen bepalingen over classificatie van pensioenregelingen enwaardering van pensioenverplichtingen. De handreiking is geen interpretatie van IFRS en bevat ook geen stellige uitspraken of aanbevelingen. De Handreiking is opgenomen in hoofdstuk 921.
RJ-Uiting 2012-2: ‘Ontwerp-Richtlijn 605 verzekeringsmaatschappijen’ Door middel van RJUiting 2012-2 is de tekst van hoofdstuk 605 vervangen waarbij in de nieuwe tekst een verwijzing is opgenomen naar de Code verzekeraars die met ingang van het boekjaar 2011 van kracht is geworden. In hoofdstuk 400 Jaarverslag is een nieuwe paragraaf 4 toegevoegd waarin wordt vermeld dat de Code verzekeraars relevant is voor de inhoud van het jaarverslag van verzekeraars. De Code verzekeraars zelf komt aan de orde in paragraaf 9 van hoofdstuk 605 Verzekeringsmaatschappijen. Ten opzicht van de Uiting is alinea 605.902 aangepast, tevens is alinea 600.402 aangaande de Code Banken overeenkomstig aangepast. In hoofdstuk 910 Modellen en besluiten is het besluit van 23 augustus 2011 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van verzekeraars opgenomen.
RJ-Uiting 2012-3: ‘Ontwerp-Richtlijn 655 Zorginstellingen (herzien 2012)’ Begin 2012 heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving via RJ-Uiting 2012-3 de ontwerprichtlijn 655 Zorginstellingen gepubliceerd. Deze is met inachtneming van de ontvangen commentaren definitief gemaakt. Daarbij zijn ten opzichte van de Uiting wijzigingen doorgevoerd in de alinea’s 204, 208, 307, 314, 315, 401, 405, 406, 409 en in Bijlage 1. De meeste aanpassingen ten opzichte van hoofdstuk 655 (aangepast 2010) zijn een gevolg van wijzigingen per 1 januari 2012 in wetgeving en regelgeving van de Nederlandse Zorgautoriteit.De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van hoofdstuk 655 (aangepast 2010) zijn de
volgende:
– In alinea 208 is opgenomen dat de zorginstelling in de Care-sector bij het vaststellen van de opbrengsten over jaar t-1 rekening moet houden met de definitieve indexering van de diverse componenten van het wettelijk budget voor jaar t mits aan de voorwaarden van hoofdstuk 270 De winst-en-verliesrekening is voldaan. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn dat het bedrag vaststaat dat via het percentage van de indexering in jaar t met de instelling zal worden afgerekend, en is bepaald aan de hand van het afgesproken aantal transacties in jaar t.
– In alinea 304 is opgenomen dat zorginstellingen vorderingen en schulden uit hoofde van financieringstekorten en financieringsoverschotten niet langer mogen salderen omdat dit in strijd is met alinea 305 van hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens. Voor zover de zorginstelling deze verwerkingswijze nog niet toepast, is sprake van een stelselwijziging die moet worden verwerkt in overeenstemming met hoofdstuk 140 Stelselwijzigingen. De overige wijzigingen ten opzichte van hoofdstuk 655 (aangepast 2010) hebben betrekking op zorginstellingen in de Cure-sector:
– In alinea 302 en 303 is verduidelijkt dat de toelichting onderhanden projecten uit hoofde van DBC’s en DBC-zorgproducten in totaal en niet per zorgverzekeraar in de toelichting hoeft te worden vermeld.
– Alinea 206 introduceert vorderingen en schulden uit hoofde van de transitieregeling;
– Alinea 207 introduceert het opnemen van een voorziening respectievelijk schuld uit hoofde van het macrobeheersingsinstrument;
– In alinea 315 is de verwerking van een schuld uit hoofde van het honorariumplafond opgenomen.
Tot slot zijn in bijlage 1 en 2 aangepaste modellen opgenomen waarin bovengenoemde wijzigingen zijn verwerkt. Het is toegestaan deze wijzigingen reeds in de jaarrekening over 2012 toe te passen.
RJ-Uiting 2012-4:
‘Flexibilisering BV-recht’ Per 1 oktober 2012 zal de Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht in werking treden. In verband met deze flex-BV wetgeving is RJ Uiting 2012-4 gepubliceerd. De in deze Uiting opgenomen ontwerp-Richtlijnen met inhoudelijke en technische wijzigingen als gevolg van deze flex-BV wetgeving, zijn doorgevoerd in deze bundel. Als gevolg daarvan zijn wijzigingen doorgevoerd in: hoofdstuk 100 alinea’s 107 en 108; hoofdstuk 190 alinea’s 106 en 107; hoofdstuk 214 alinea’s 207, 207a, 317a, 326 en 326a; hoofdstuk 240 alinea’s 202, 205, 229, 229a, 231, 237 en 403, hoofdstuk 275 alinea 103; hoofdstuk 305 alinea’s 202, 203 en 206; hoofdstuk 315 bijlage 1; hoofdstuk 330 alinea 102; hoofdstuk 410 alinea 102; hoofdstuk 615 alinea’s 707, 708 en 712 alsmede in hoofdstuk 940.
B. Ontwerp-Richtlijnen die zijn omgezet in Richtlijnen
Richtlijn 100 Inleiding, Richtlijn 214 Financiële vaste activa en Richtlijn 240 Eigen vermogen (toepassing van ‘combinatie 3’) In hoofdstuk 100 Inleiding is alinea 107 definitief geworden, met inachtneming van ontvangen commentaar. Tevens is alinea 102 definitief geworden.
In hoofdstuk 214 Financiële vaste activa zijn alinea’s 312 en 312a ongewijzigd definitief geworden, terwijl in alinea 312b een redactionele verduidelijking is aangebracht.

In hoofdstuk 240 Eigen vermogen is alinea 227c ongewijzigd definitief geworden.
Richtlijn 121 Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa In hoofdstuk 121 zijn de alinea’s 515, 516 en 519 ongewijzigd definitief geworden.
Richtlijn 226 Effecten In hoofdstuk 226 is alinea 210 ongewijzigd definitief geworden.
C. Overige aanpassingen
Richtlijn 214 Financiële vaste activa en Richtlijn 190 Overige algemene uiteenzettingen In hoofdstuk 214 is in alinea 402 verduidelijkt dat tot financiële vaste activa behorende vorderingen na de eerste waardering in beginsel worden opgenomen tegen de geamortiseerde kostprijs. Indien er geen sprake is van agio of disagio en transactiekosten is de geamortiseerde kostprijs gelijk aan de aflossingswaarde van de vorderingen. Hierbij is tevens alinea 190.407 komen te vervallen.

Richtlijn 271 Personeelsbeloningen Bij de toepassing van hoofdstuk 271 was in de praktijk niet duidelijk hoe actuariële resultaten moeten of kunnen worden verwerkt bij buitenlandse pensioenregelingen die niet vergelijkbaar zijn met de wijzewaarop het Nederlandse pensioenstelsel is ingericht en functioneert. In alinea 321 is verduidelijkt dat het mogelijk is dat de onder US GAAP, IFRS of IFRS zoals aanvaard door de Europese Unie van toepassing zijnde standaarden inzake pensioenen en andere ‘post retirement benefits’ wordt toegepast op dergelijke regelingen. Bij toepassing van die optie vinden zowel de verwerking, waardering, presentatie en toelichting plaats conform die standaarden. Afhankelijk van het gekozen stelsel worden dan bijvoorbeeld actuariële resultaten niet verwerkt via de winst-en-verliesrekening maar via het totaalresultaat (conform hoofdstuk 265). Tevens kan dan, zolang dit nog is toegestaan onder die standaarden, de corridorbenadering worden toegepast.
Richtlijn 290 Financiële instrumenten Alinea 916 van hoofdstuk 290 is een stellige uitspraak geworden, waarmee beoogd wordt meer nadruk te leggen op de toelichting van financiële activa en financiële verplichtingen die gewaardeerd worden tegen reële waarde. Aangegeven dient te worden of de boekwaarden zijn afgeleid van genoteerde marktprijzen, onafhankelijke taxaties, netto-contante-waardeberekeningen of dat een andere geschikte methode is gehanteerd. Bovendien moeten belangrijke veronderstellingen die gebruikt zijn bij de bepaling van de waarde worden toegelicht.
Richtlijn 340 Winst per aandeel In alinea 101 van hoofdstuk 340 is verduidelijkt dat dit hoofdstuk van toepassing is op rechtspersonen die de winst per aandeel in de jaarrekening vermelden.
Richtlijn 394 Tussentijdse berichten Onder andere naar aanleiding van aanpassingen van de internationale standaard rondom verslaggeving van tussentijdse berichten is in hoofdstuk 394 in alinea 304 aanvullend een aantal voorbeelden van toelichtingen op het gebied van financiële instrumenten opgenomen.
Redactionele aanpassingen
In diverse hoofdstukken zijn definities verplaatst naar hoofdstuk 940 Begrippen. Dit heeft geleid tot aanpassingen in: hoofdstuk 110 alinea 101 en 101a; hoofdstuk 216 alinea 602; hoofdstuk 226 alinea 102 en 104; hoofdstuk 271 alinea 502; hoofdstuk 290 alinea’s 401, 408, 410, 411, 412, 414 en 416; hoofdstuk 345 alinea 101a en 201; hoofdstuk 394 alinea 101, 102, 103, 104 en 202 en hoofdstuk 615 alinea’s 104, 303 en 311. Daarnaast is in hoofdstuk 121 Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa en in hoofdstuk 290 Financiële instrumenten de nummering van de bijlagen aangepast.
D. Nieuwe ontwerp-Richtlijnen
Richtlijn 270 De winst-en-verliesrekening In ontwerp-alinea’s 105a tot en met 105d is verduidelijkt dat bedragen die de rechtspersoon voor eigen rekening ontvangt als opbrengsten dienen te worden verwerkt. Bedragen die de rechtspersoon voor derden ontvangt worden niet als opbrengsten verwerkt. Tevens zijn indicatoren toegevoegd aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of bedragen voor derden of voor eigen rekening worden ontvangen.De betreffende alinea’s zijn eveneens van toepassing op belastingen anders dan belastingen naar de winst. Voorbeelden van dergelijke belastingen zijn omzetbelasting, accijnzen, BPM, toeristenbelasting. Naar aanleiding van de ontwerp-alinea is de definitie van opbrengsten in hoofdstuk 940 aangepast. Als gevolg van deze nieuwe ontwerp-Richtlijnen zijn bepalingen voor specifieke belastingen, zoals voor BPM, op zichzelf niet langer noodzakelijk. Omdat met de nieuwe ontwerprichtlijnen geen wijziging wordt beoogd in de presentatie van BPM en omdat de BPM regeling naar verwachting op een termijn van enkele jaren komt te vervallen, is alinea 201a niet gewijzigd.
Richtlijn 390 Overige in de toelichting op te nemen informatie Vanwege onduidelijkheden in de praktijk bij de toepassing van artikel 2:382a BW is in hoofdstuk 390 een voorstel voor een nieuwe paragraaf 3 Vermelding accountantshonoraria toegevoegd. In deze ontwerprichtlijn is rekening gehouden met de wijzigingen van de wettelijke bepalingen per 1 oktober 2012 vanwege de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht.
Richtlijn 610 Pensioenfondsen In hoofdstuk 610 Pensioenfondsen hebben enkele aanpassingen plaatsgevonden die samenhangen met de gewenste transparantie in verslaggeving omtrent kosten:
– In alinea 314 is aangegeven dat de (uitvoerings)kosten van vermogensbeheer (kosten van beheer van beleggingen) separaat zichtbaar moetenworden gemaakt.Daarnaast is aangegeven dat het de voorkeur verdient om transactiekosten separaat toe te lichten.
– In alinea 503 is aangeven dat in het jaarverslag (bestuursverslag) inzicht wordt gegeven in de uitvoerings- en transactiekosten van vermogensbeheer en kosten van pensioenbeheer in overeenstemming met de normen die daaromtrent in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.
Commentaar
De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) nodigt uit tot het inzenden van reacties en commentaren op de ontwerp-Richtlijnen. Deze reacties en commentaren ziet de RJ graag uiterlijk 1 december 2012 – bij voorkeur per e-mail via rj@rjnet.nl – tegemoet. Voor overige reacties en commentaren geldt geen uiterste inzendtermijn. Reacties en commentaren zullen in aanmerking worden genomen bij het vaststellen respectievelijk wijzigen van definitieve Richtlijnen. Ze worden door de RJ als openbare
informatie behandeld en op de RJ-website gepubliceerd, tenzij door de respondent is aangegeven dat het commentaar geheel of gedeeltelijk moet worden aangemerkt als vertrouwelijk.
Contactgegevens secretariaat:
Antonio Vivaldistraat 2-8
1083 HP Amsterdam
telefoon: +31(0)20-3010391
e-mail: rj@rjnet.nl
website: www.rjnet.nl

(Bron: RJ)

Belangrijkste wijzigingen in de jaarverslaggeving kleine rechtspersonen

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor Belangrijkste wijzigingen in de jaarverslaggeving kleine rechtspersonen

Kleine Rechtspersonen:

A. Verwerking RJ-Uiting in deze bundel

RJ-Uiting 2012-4: ‘Flexibilisering BV-recht’
Per 1 oktober 2012 zal de Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht in werking
treden. In verband met deze flex-BV wetgeving is RJ Uiting 2012-4 gepubliceerd. De in deze
Uiting opgenomen inhoudelijke en tekstuele wijzigingen als gevolg van deze flex-BV
wetgeving, zijn doorgevoerd in deze bundel. Als gevolg hiervan zijn wijzigingen aange-
bracht in de alinea’s A1.311, A7.101, B3.116, B8.105, B8.113 en B8.115. Tevens is de nieuwe
alinea B8.113a toegevoegd.
B. Overige wijzigingen

A4 Gebeurtenissen na balansdatum
In alinea A4.106 is de tekst aangepast teneinde de praktijk steun en richting te geven in
situaties van ernstige onzekerheid en discontinuïteit in geval van gebeurtenissen na
balansdatum. Deze tekst is in lijn gebracht met de RJ-bundel.

B3 Financiële vaste activa en consolidatie
In alinea B3.122 is de waardering van langlopende vorderingen in lijn gebracht met de
waardering van Verplichtingen/Schulden zoals verwoord onder B9 Verplichtingen/Schul-
den en B16 Rente. Tevens is alinea B3.123 aangepast.

B5 Vorderingen en overlopende activa
In alinea B5.103 is de waardering van langlopende vorderingen in lijn gebracht met de
waardering van Verplichtingen/Schulden zoals verwoord onder B9 Verplichtingen/Schul-
den en B16 Rente.

B13 Winst-en-verliesrekening
In ontwerp-alinea B13.110 is verduidelijkt dat bedragen die de rechtspersoon voor derden
ontvangt geen weergave zijn van hetgeen de rechtspersoon voor eigen rekening en risico
presteert. Bedragen die voor rekening van derden worden ontvangen en worden doorbe-
taald (waar onder bepaalde, over de omzet geheven belastingen) vormen daarom geen
opbrengsten. Als gevolg van deze nieuwe ontwerp-Richtlijn zijn bepalingen voor specifieke belas-
tingen, zoals voor BPM, op zichzelf niet langer noodzakelijk. Omdat met de nieuwe
ontwerp-Richtlijnen geen wijziging wordt beoogd in de presentatie van BPM en omdat
de BPM-regeling naar verwachting op een termijn van enkele jaren komt te vervallen, is de
in alinea B13.110 opgenomen aanbeveling voor de presentatie van de BPM niet gewijzigd.

Commentaar
De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) nodigt uit tot het inzenden van reacties en com-
mentaren op deze editie Richtlijnen voor kleine rechtspersonen. Deze reacties en commen-
taren ziet de RJ graag uiterlijk 1 december 2012 – bij voorkeur per e-mail via rj@rjnet.nl –
tegemoet. Voor overige reacties en commentaren geldt geen uiterste inzendtermijn.
Reacties en commentaren zullen in aanmerking worden genomen bij het vaststellen
respectievelijk wijzigen van definitieve Richtlijnen. Ze worden door de RJ als openbare
informatie behandeld en op de RJ-website gepubliceerd, tenzij door respondenten is
aangegeven dat het commentaar geheel of gedeeltelijk moet worden aangemerkt als
vertrouwelijk.

(Bron: Raad voor de jaarverslaggeving)

Europese subsidies

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), subsidies, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Europese subsidies

Hier vindt u een overzicht van Europese subsidies en regelingen. Midden- en kleinbedrijven, grote bedrijven, onderzoekers en kennisinstellingen die in internationaal verband werken aan onderzoek en technologische innovatie, kunnen in aanmerking komen voor een Europese subsidie. Er zijn subsidies voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieprojecten. De looptijd van de projecten is enkele jaren.

Welke programma’s zijn er?

Het grootste programma met het meeste budget is het Zevende Kaderprogramma (KP7). Daarnaast zijn er nog verschillende andere programma’s op het gebied van bijvoorbeeld media en interregionale samenwerking.

Ga direct naar de programma’s:

Onderaan deze pagina kunt u ook rechtstreeks naar de individuele subsidies uit deze programma’s.

Wanneer kunt u meedoen?

Voor projecten uit het Zevende Kaderprogramma (KP7) zijn er meestal minimaal 3 partners uit verschillende EU-lidstaten of geassocieerde landen nodig om aan een project deel te kunnen nemen. Zo’n samenwerkingsverband heet een consortium. Alleen als u rechtspersoonlijkheid bezit, kunt u deelnemen aan een consortium.

Waar kunt u terecht voor hulp bij uw aanvraag?

Voor informatie en advies over de meeste Europese subsidies kunt u terecht bij Agentschap NL. De regels voor deelname zijn niet eenvoudig. Daarom kunt u het beste in een vroeg stadium contact opnemen. MEDIA Desk Nederland biedt advies en begeleiding bij subsidieaanvragen voor regelingen van het MEDIA Programma van de EU. Dit programma ondersteunt de audiovisuele sector in Europa, inclusief de gamesector.

Hoe dient u een voorstel in?

U kunt projectvoorstellen indienen wanneer er een uitnodiging (call for proposal, of call) openstaat. Een overzicht van alle calls per thema vindt u op de website van Agentschap NL. Op de Research Participant Portal van de Europese Commissie vindt u ook een database van alle openstaande calls. Voor veel Europese subsidies loopt de aanvraag via Agentschap NL.

  • Subsidies (28)
  1. Eco-innovation (CIP)Het Eco-innovation programma is een Europees subsidieprogramma. Het is onderdeel van het Competitiveness and …
  2. Erasmus for Young EntrepreneursAls jonge ondernemer kom je mogelijk in aanmerking voor het programma Erasmus for Young Entrepreneurs. Dit programma …
  3. Europees Globaliseringsfonds (EGF)Moet uw bedrijf door de economische crisis massaal mensen ontslaan? Dan kunt u in aanmerking komen voor steun uit …
  4. EurostarsBent u mkb-ondernemer in de ‘high tech’ onderzoeks- en ontwikkelingssector? Dan kunt u subsidie aanvragen voor een …
  5. Onderzoeksprogramma Energy (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Energy is onderdeel van het KP7-programma Cooperation. De onderwerpen binnen het …
  6. Onderzoeksprogramma Environment (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Environment (including Climate Change) is onderdeel van het KP7-programma …
  7. Onderzoeksprogramma Food (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Food, Agriculture and Fisheries and Biotechnology (FAFB) is onderdeel van het …
  8. Onderzoeksprogramma Health (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Health is onderdeel van het KP7-programma Cooperation. Het budget is ruim € 6 …
  9. Onderzoeksprogramma ICT (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Information and Communication Technologies is onderdeel van het KP7-programma …
  10. Onderzoeksprogramma NMP (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Nanosciences, Nanotechnologies, Materials and New Production (NMP) is onderdeel van …
  11. Onderzoeksprogramma Security (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Security is onderdeel van het KP7-programma Cooperation. Het programma richt zich …
  12. Onderzoeksprogramma Socio-economic sciences (SSH) (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Socio-economic sciences and humanities (SSH) is onderdeel van het KP7-programma …
  13. Onderzoeksprogramma Space (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Space is onderdeel van het KP7-programma Cooperation. De onderwerpen binnen het …
  14. Onderzoeksprogramma Transport (KP7)Het Europese onderzoeksprogramma Transport is onderdeel van het KP7-programma Cooperation. De onderwerpen binnen het …
  15. Subsidie Information communication technologies policy support programme (ICT PSP) (CIP)Het Information Communication Technologies Policy Support Programme (ICT PSP) is een Europees subsidieprogramma. Het …
  16. Subsidie Zevende Kaderprogramma (KP7)Het Zevende Kaderprogramma (KP7) is het grootste subsidieprogramma van de EU. Het wil de internationale samenwerking …
  17. Subsidieprogramma Capacities (KP7)Het Europese subsidieprogramma Capacities is onderdeel van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Capacities bestaat uit …
  18. Subsidieprogramma Cooperation (KP7)Het Europese subsidieprogramma Cooperation is een onderdeel van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Het is een …
  19. Subsidieprogramma EU Gateway ProgrammeWilt u als mkb-ondernemer exporteren naar Japan en Korea? Dan kunt u deelnemen aan het EU Gateway Programme. Het EU …
  20. Subsidieprogramma Health ProgrammeHet Health Programme is een subsidieprogramma van de EU. Het Health Programme richt zich op beleidsondersteunende …
  21. Subsidieprogramma Ideas (KP7)Ideas is een Europees subsidieprogramma binnen het Zevende Kaderprogramma (KP7). Ideas stimuleert de meest …
  22. Subsidieprogramma Intelligent energy – Europe (IEE-II) (CIP)Het Intelligent Energy – Europe programma (IEE-II) is een Europees subsidieprogramma. Het is onderdeel van het …
  23. Subsidieprogramma INTERREGINTERREG is een Europese subsidieregeling voor samenwerkingsprojecten op het gebied van ruimtelijke en regionale …
  24. Subsidieprogramma LIFE+LIFE+ is het Europese subsidieprogramma voor de ontwikkeling en uitvoering van het Europese natuur- en milieubeleid. …
  25. Subsidieprogramma Marco Polo IIHet Europese subsidieprogramma Marco Polo II wil andere vormen van goederenvervoer stimuleren. Deze moeten het …
  26. Subsidieprogramma MEDIAHet Europese subsidieprogramma MEDIA ondersteunt onafhankelijke Europese producenten, distributeurs en organisatoren …
  27. Subsidieprogramma People (KP7)Het Europees subsidieprogramma People is onderdeel van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Met een Marie Curiebeurs …
  28. Subsidieprogramma Research for the benefit of SMEs (KP7)Research for the benefit of SMEs is een Europees onderzoeksprogramma voor midden- en kleinbedrijf zonder eigen …

(Bron: Overheid)

In veel huurovereenkomsten voor bedrijfsruimten staat dat de huurprijs jaarlijks wordt geïndexeerd. Het gebeurt in de praktijk echter vaak dat de verhuurder vergeet deze indexering door te voeren. Kan een verhuurder – die daar niet eerder om heeft gevraagd – achteraf alsnog aanspraak maken op betaling van de achterstallige indexeringsbedragen en op een doorgeïndexeerde huurprijs?

Het Hof Amsterdam boog zich onlang over deze vragen ( Gerechtshof teAmsterdam, 10 april 2012, LJN BW7821).

In deze zaak gaat het om een kindermodezaak, die sinds 14 november 1989 een winkelruimte is gaan huren, voor een huurprijs van f 1706,25 per maand. In de huurovereenkomst is opgenomen dat de huurprijs jaarlijks wordt geïndexeerd volgens een bepaalde formule, voor het eerst per 14 november 1990. De verhuurder bericht op 30 juni 1993 eenmaal dat de huur per 14 november 1993 zal worden verhoogd zoals overeengekomen. Daarna wordt de huurprijs niet meer verhoogd en wordt hierover tussen partijen ook niet gecorrespondeerd.

Op 19 november 2009 – dus ruim 16 jaar later – laat de verhuurder aan de huurder weten dat zij erachter is gekomen dat de overeengekomen indexatie van de huurprijs abusievelijk nooit is doorgevoerd. De verhuurder houdt wel rekening met de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar. De verhuurder vordert daarom ‘slechts’ de achterstallige huurprijsindexeringen over de jaren 2004 tot en met 2009, oftewel een bedrag van EUR 18.627,86, dat de huurder ineens en binnen 21 dagen aan de verhuurder zou moeten voldoen. Verder deelt de verhuurder mee dat de huurprijs alsnog wordt aangepast alsof al die jaren steeds was geïndexeerd, wat feitelijk een huurprijsverhoging van 40% betekent.

De huurder wijst de vorderingen van de verhuurder af, en stelt dat de verhuurder door stil te zitten haar rechten heeft verwerkt. Zij geeft aan dat zij in haar bedrijfsvoering geen rekening heeft gehouden en hoeven houden met de indexering, omdat verhuurder daarop gedurende 17 jaar geen aanspraak meer heeft gemaakt. Bovendien zou de kindermodezaak van de huurder op een faillissement afstevenen.

De kantonrechter was – kort samengevat – van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat de verhuurder in dit geval aanspraak maakte op de achterstallige indexering over de afgelopen 5 jaar.De kantonrechter wees alleen de indexering per 14 november 2009 toe.

De verhuurder gaat in hoger beroep, en het Hof Amsterdam komt tot een ander oordeel dan de kantonrechter. Het Hof stelt vast dat de huurovereenkomst ongeclausuleerd voorziet in automatische indexering van de huurprijs. Door deze bepaling te aanvaarden heeft de huurder de verschuldigdheid van de jaarlijkse indexering geaccepteerd, aldus het Hof. Daarvoor is volgens het Hof geen nadere (wils)uiting van de verhuurder nodig. Daarom heeft er bij de huurder ook geen gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontstaan dat de verhuurder definitief zou afzien van de eventueel te weinig betaalde bedragen en van een correct geïndexeerde huurprijs. Het Hof gaat zelfs nog verder door te oordelen dat op de huurder een eigen verantwoordelijkheid rust om ervoor te zorgen dat de betaalde huurprijs overeenstemt met wat is overeengekomen. Ten overvloede merkt het Hof nog op dat de huurder overigens al in haar belangen wordt beschermd door de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar.

Tip:

Verhuurders en huurders dienen erop bedacht te zijn dat achterstallige indexeringsbedragen (tot maximaal 5 jaar terug) en een doorgeïndexeerde huurprijs alsnog gevorderd kunnen worden. Het enkel stilzitten van de verhuurder zorgt er niet voor dat de huurder erop mag vertrouwen dat de verhuurder heeft afgezien van deze vorderingen.
(Bron: Dijkstra Voermans)