All posts in Nieuws voor de Zelfstandige Zonder Personeel

In 2023 mag u als werkgever uw werknemers nog een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal 21 eurocent per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer) geven. Dit bedrag wordt – als het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen – vanaf 2024 verhoogd naar 23 eurocent per kilometer. Hebt u in uw overeenkomsten het bedrag zelf opgenomen in plaats van een verwijzing naar het fiscale maximum en wilt u wel tot dat maximum onbelast vergoeden? Pas dan de overeenkomst aan en vermeld het nieuwe bedrag.  

Verhoog gewone reiskostenvergoeding ook in overeenkomsten

Tip: Bent u ondernemer of resultaatgenieter? En rijdt u voor uw werk in een privévervoermiddel? Dan mag u voor elke zakelijke kilometer die u met uw eigen auto, motor of fiets maakt 23 eurocent in aftrek brengen op uw resultaat. De verhoging van 21 naar 23 eurocent geldt namelijk ook voor de inkomstenbelasting.  

Onbelaste terbeschikkingstelling, vergoeding en verstrekking van ov-kaarten vanaf 2024

U kunt in 2023 al abonnementen voor openbaar vervoer (ov) of voordeelurenkaarten volledig belastingvrij aan uw werknemers ter beschikking stellen. Voorwaarde is dat de kaart mede dient voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer). Voor de vraag tot welk bedrag u dergelijke kaarten belastingvrij kunt vergoeden of verstrekken wordt gekeken naar de daadwerkelijke kosten van de zakelijke reizen. 

Als het huidige wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen mag u als werkgever vanaf 2024 ov-abonnementen of voordeelurenkaarten voortaan altijd belastingvrij aanbieden als het aannemelijk is dat uw werknemers deze mede gebruiken voor het woon-werkverkeer en/of andere zakelijke reizen. Om in aanmerking te komen voor deze vrijstelling, is een registratie van het privé- en zakelijk gebruik dan niet meer nodig.  

(Bron: Flynth)

Bent u van plan binnenkort een (bestel)auto aan te schaffen? Dan kunt u met de juiste timing heel wat besparen. Zo kunt u een gewone (niet-elektrische) auto het beste nog dit jaar aanschaffen. Voor een elektrische bestelauto lijkt het juist gunstig om deze pas volgend jaar te kopen.

Schaf de auto nog in 2023 aan

Bent u van plan binnenkort een gewone auto aan te schaffen waarbij u aanschafbelasting (bpm) betaalt? Dan raden wij u aan om te overwegen om die auto nog dit jaar te kopen. Want in 2024 gaan de CO2-uitstootgrenzen met betrekking tot de tariefschijven weer dalen. Hierdoor loopt u eerder tegen de hogere bpm-tarieven aan. Ook stijgen de bpm-tarieven in 2024 met 2,35 procent. Dit geldt ook voor dieselvoertuigen.

Wacht tot 2024 met aankoop elektrische bestelauto

Wilt u een elektrische bestelauto aanschaffen? Dan lijkt het juist slimmer om te wachten met de aanschaf tot na de jaarwisseling. In 2024 kunt u immers weer onder voorwaarden gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). De SEBA-subsidie is maximaal 5.000 euro per bedrijfsauto. Als middelgrote en grote ondernemer ontvangt u met deze regeling tien procent van de netto catalogusprijs bij een voertuigcategorie N1. Deze prijs is exclusief btw, inclusief bpm en opties die de fabrikant of importeur aanbracht voor het kenteken is afgegeven. Bij een voertuigcategorie N2 met een maximumgewicht van 4.250 kilo ontvangt u tien procent van de verkoopprijs zonder btw. Voor kleine ondernemingen en non-profitorganisaties is het subsidiepercentage twaalf procent.

Het SEBA-potje voor 2023 is sinds oktober leeg, maar vanaf dinsdag 9 januari 2024 kunt u een SEBA-aanvraag doen voor de regeling in 2024. Even wachten loont dus!

Let op: Er schuilt nog wel een addertje onder het gras. Bij het voorgaande gaan we er vanuit dat de elektrische bestelauto net als in 2023 ook in 2024 op de Milieulijst staat en ook in aanmerking komt voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). Op grond van de MIA kunt u in 2023 over een aankoopbedrag boven 11.000 euro een extra aftrek van 45 procent in uw aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting claimen. Of de MIA ook in 2024 geldt, moet nog blijken uit de Milieulijst 2024, die pas net voor de jaarwisseling wordt verwacht. Komt de elektrische bestelauto in 2024 niet meer in aanmerking voor de MIA, dan kunt u in 2024 weliswaar SEBA-subsidie aanvragen, maar mist u wel de MIA. Het nadeel van dat laatste kan hoger zijn dan het bedrag aan SEBA-subsidie waarvoor u in 2024 in aanmerking kunt komen.

Tip: Opel adverteert op dit moment (8 november 2023) dat u (alleen) bij dat merk nog wél in 2023 kunt profiteren van de SEBA bij aanschaf van een voorraadauto. U hebt dan dus naast SEBA-subsidie ook gegarandeerd recht op MIA, mits u voldoet aan de voorwaarden voor de MIA, waaronder het tijdig aanmelden van de investering bij RVO.

Tip: De staatssecretaris heeft inmiddels laten weten dat de SEBA per 2025 komt te vervallen. Wilt u nog gebruikmaken van deze regeling? Doe dat dan in 2024! Aanvragen kan vanaf dinsdag 9 januari 2024. 

(Bron: Flytnh)

Het jaar 2023 biedt een unieke fiscale kans voor het aftrekken van lijfrentepremies. Medio dit jaar is de nieuwe pensioenwet ingevoerd. Deze maakt het mogelijk om, fiscaal gunstiger dan voorheen, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 aanvullend pensioen op te bouwen via lijfrentestortingen. Het blijft natuurlijk wel belangrijk om u af te vragen: past lijfrente bij de wensen en doelen die u hebt voor uw pensioen?  

Flinke verruiming aftrek lijfrentepremies

Op 1 juli 2023 is de nieuwe pensioenwet in werking getreden. Deze wet biedt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 meer ruimte om fiscaal gunstig aanvullend pensioen op te bouwen.  
Er mag vanaf 2023 tot dertig procent van de premiegrondslag worden afgetrokken aan lijfrentepremies, dit noemen we de jaarruimte. Voorheen was de jaarruimte 13,3 procent. Daarnaast is inleg toegestaan tot vijf jaar na het bereiken van de AOW-leeftijd.  
Ook het gebruik van de reserveringsruimte is verruimd. Tot 2022 kon u via de reserveringsruimte de niet-gebruikte jaarruimte over de achterliggende zeven jaar inhalen. Die periode is nu met terugwerkende kracht verlengd van zeven jaar naar tien jaar. De maximale reserveringsruimte is daarbij verruimd naar 38.000 euro. 

Tip: Hebt u te maken met een pensioengat? Dan kan het interessant zijn om een lijfrente af te sluiten om uw tekort aan te vullen. 

Tip: Een grote lijfrentestorting is aftrekbaar van uw belastbare inkomen in box 1 en de storting verlaagt ook uw eventuele belastbare inkomen van box 3. Mogelijk hebt u daardoor ook meer recht op zorg-, huur- en kinderopvangtoeslag. 

Tip: U hebt de keuze of u in het kalenderjaar eerst zoveel mogelijk de jaarruimte wilt benutten of juist de reserveringsruimte. Door eerst de reserveringsruimte te benutten en pas daarna de jaarruimte, kunt u voorkomen dat de niet-gebruikte jaarruimte in voorgaande jaren ‘verdampt’. In de aangifte over 2023 kunt u de nog niet eerder gebruikte jaarruimtes uit 2013 tot en met 2022 inhalen. In 2023 vervalt de eventuele niet-gebruikte jaarruimte uit 2013 definitief 

Tip: Hebt u in de afgelopen vijf jaar lijfrentepremies betaald zonder de premies op te geven in uw aangifte inkomstenbelasting en staat de aanslag al vast? Dan kunt u tot uiterlijk 31 december 2023 een verzoek tot vermindering indienen bij de inspecteur van de Belastingdienst.  

Lijfrente passend bij uw financiële doelen?

De verruimingen brengen een interessante fiscale kans met zich mee. Voordat u besluit om hier gebruik van te maken, raden we u aan om goed na te denken over wat uw doel is met het storten van lijfrente. Lijfrenteproducten hebben fiscale voorwaarden en zijn daardoor beperkt flexibel. Het kan gunstiger zijn om op een andere manier inkomen voor na uw pensioen op te bouwen.  

(Bron: Flyth)

Veel activiteiten die vroeger alleen fysiek op locatie plaatsvonden vinden tegenwoordig online plaats. Bijvoorbeeld onderwijs op afstand, maar ook concerten en bijvoorbeeld een museumbezoek. Worden die activiteiten fysiek op locatie verricht dan is btw verschuldigd in het land waar de afnemer fysiek naar toe moet om de dienst af te nemen. Hoe zit dat indien sprake is van online activiteiten? 

Type dienst van belang voor btw-aangifte

Van belang is wat voor soort dienst wordt verricht en of de afnemer een ondernemer of particulier is. Dit artikel gaat over het online verrichten van culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten

Elektronische diensten

Allereerst is van belang wat voor soort dienst wordt verricht. Indien geen sprake is van interactie en de dienst automatisch wordt verricht via het internet dan zal sprake zijn van een elektronische dienst. Deze dienst is belast daar waar de afnemer is gevestigd. Hierbij kan de dienstverrichter de btw verleggen naar de afnemer (waardoor die afnemer de btw is verschuldigd) indien de afnemer een ondernemer is en hij niet in het land van de afnemer is gevestigd. Is de afnemer een particulier dan is de dienstverrichter de btw verschuldigd. Is hij niet gevestigd in het land van de afnemer dan kan hij de btw in eigen land aangeven via de One Stop Shop. 

Culturele e.d. diensten

Is sprake van interactie dan is geen sprake van automatische dienstverlening en zal van een elektronische dienst waarschijnlijk geen sprake zijn. Culturele e.d. diensten zijn belast daar waar zij materieel worden verricht. Gaat het om een dienst aan een ondernemer dan is nog vereist dat sprake is van het verlenen van toegang tot een evenement. Deze diensten zijn belast daar waar de dienst materieel wordt verricht. 

Culturele e.d. diensten B2C 
In een situatie waarin online vermakelijkheidsdiensten worden verricht aan consumenten heeft het Hof van Justitie in 2019 in de zaak Geelen geoordeeld dat de plaats waar de dienst materieel wordt verricht de plaats is waar de organisator is gevestigd. Het Hof van Justitie deed dit in een casus waarin de afnemers zich ook in het land van de dienstverrichter bevonden. De vraag is daarom of tot dezelfde conclusie wordt gekomen indien de afnemers zich in andere land bevinden. Er hebben zich in de praktijk al situaties voorgedaan waarin de belastingdienst een ander standpunt inneemt dan in de rechtspraak. Ook het btw-comite heeft een ander standpunt ingenomen als het Hof van Justitie. 

Culturele e.d. evenementen B2B 
Over een situatie waarin de afnemer een ondernemer is, heeft het Hof van Justitie recent geoordeeld in de zaak Westside Unicat. Volgens het Hof van Justitie is alleen sprake van het toegang verlenen tot het evenement wanneer een ondernemer zowel de inhoud van het evenement organiseert als toegang verleend. Een ondernemer die dus alleen de inhoud ter beschikking stelt aan een andere ondernemer die vervolgens toegang verleent, valt dus niet onder de bijzondere regeling voor evenementen. Zijn diensten zijn belast in het land waar zijn afnemer is gevestigd indien dat een ondernemer is. Wordt wel toegang verleend en de inhoud verzorgd dan is de dienst belast daar waar de dienst materieel wordt verricht. Ook hier geldt dat er onduidelijkheid bestaat over waar die dienst dan is belast. 

(Bron: BDO)

Staatssecretaris Van Rij heeft voorstellen ingediend tot wijziging van de belasting- en invorderingsrente per 1 januari 2024. Het doel hiervan is om de onderlinge verschillen tussen de diverse rentepercentages die de Belastingdienst hanteert te verkleinen. Lees in dit artikel wat dit voor u als ondernemer betekent.

Wat is belastingrente en invorderingsrente?

Belastingrente is een vergoeding die u betaalt als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen (bijvoorbeeld omdat u te laat aangifte heeft gedaan) of omdat u belasting moet (bij)betalen. In de meeste gevallen ontvangt u geen rente als u recht heeft op een belastingteruggave.

U betaalt invorderingsrente als u na de uiterste betaaldatum nog een bedrag aan belasting moet betalen. Dit geldt ook als u uitstel van betaling hebt gekregen. De periode waarover u invorderingsrente moet betalen, begint op de dag na de uiterste betaaldatum en loopt tot de dag waarop het geld op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven.

U ontvangt invorderingsrente als de Belastingdienst u niet binnen de daarvoor gestelde termijnen de te veel betaalde belasting terugbetaalt.

Andere berekeningswijze per 1 januari 2024

Door een andere berekeningswijze zal de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage per 1 januari 2024 naar verwachting 10% gaan bedragen. Voor de overige belastingen is dit naar verwachting 7,5%. De invorderingsrente gaat naar verwachting voor alle belastingsoorten 4% bedragen.

Let op! De Europese Centrale Bank stelt op 31 oktober de ECB-rente opnieuw vast en dan worden de definitieve percentages pas bekend.

Voorkom betalen van belastingrente

Voorkom belastingrente over 2023 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag? Vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van uw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.

Tip! Wijkt de winst af van de verwachtingen? Vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag vennootschapsbelasting aan. Hiermee voorkomt u de belastingrente van waarschijnlijk 10% of u voorkomt  bij een teruggave dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

(Bron: Moore DRV)

Op Prinsjesdag heeft u kennis kunnen nemen van de plannen van het kabinet. Een van de opvallende zaken is de aanpassing van de afschrijvingen op bedrijfsgebouwen in de inkomstenbelastingsfeer (IB-sfeer). Het kabinet wil het afschrijvingspotentieel vanaf 2024 in de IB-sfeer verder inperken.

Hoe zit het ook al weer?

U mag bedrijfsmiddelen afschrijven tot de restwaarde. Omdat deze bedrijfsmiddelen nu eenmaal slijten. Een uitzondering hierop is grond. Na afloop van de afschrijvingstermijn is het bedrijfsmiddel normaal gesproken versleten. In de tussentijd kunt u voldoende geldmiddelen sparen om een vervangend bedrijfsmiddel aan te schaffen. Ook in het kader van het matchingprincipe is het heel begrijpelijk dat u de kosten in aftrek mag brengen op het moment dat deze bedrijfsmiddelen voor opbrengsten zorgen. Op basis van deze regel kunt u bedrijfsgebouwen, machines en werktuigen binnen een bepaalde termijn afschrijven en ten laste van het resultaat brengen. Hierdoor betaalt u minder belasting en heeft u meer financiële ruimte om te sparen of af te lossen.

Wetswijziging in 2007

In 2007 heeft de wetgever de grondslag voor de winstberekening verruimd. Het was de wetgever een doorn in het oog dat als gevolg van de inflatie bedrijfsgebouwen veel langzamer in waarde daalde dan de jaarlijkse afschrijving. Hierdoor ontstonden stille reserves. Binnen de wettelijk regels kan alleen bij verkoop of staking met realisatie van de stille reserves belastingheffing plaatsvinden. Deze vorming van latente reserves wilde de wetgever een halt toe roepen.

De wetgever beperkte destijds de afschrijving tot de zogenoemde bodemwaarde in plaats van door te laten lopen tot de restwaarde is bereikt. Aanvankelijk stelde zij de bodemwaarde voor bedrijfsgebouwen vast op 100% van de WOZ-waarde. De wetgever zwakte dit weer af na commentaar vanuit ondernemerszijde. De beperking tot 100% van de WOZ-waarde gold daardoor in eerste instantie voor bedrijfsgebouwen met ondergrond en aanhorigheden die als belegging werden aangehouden. Voor de bedrijfsgebouwen met ondergrond en aanhorigheden met gebruik in de eigen onderneming stelde zij de bodemwaarde op 50% van de WOZ-waarde vast.

Wetswijziging met ingang van 2019

In 2019 paste de wetgever de inperking van de afschrijving op bedrijfsgebouwen binnen de vennootschapsbelasting wederom aan. Vanaf toen was de bodemwaarde ook 100% van de WOZ-waarde. De verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting (vpb-tarief) maakte de gevolgen van deze inperking deels goed. Ondertussen heeft de wetgever deze in het vooruitzicht gestelde verlaging al weer ongedaan gemaakt.

Wetswijziging met ingang van 2024

Met ingang van 2024 scherpt de wetgever de inperking wederom verder aan. De bodemwaarde wordt dan ook 100% van de WOZ-waarde. Deze wijziging perkt het afschrijvingspotentieel voor de IB-ondernemer drastisch in. In de praktijk betekent dit dat er in de toekomst minder aftrekposten zijn. Met als gevolg dat u meer belasting moet betalen. Dit zal zijn weerslag hebben op onder andere de financiële ruimte die u heeft voor het voldoen aan uw jaarlijkse aflossingsverplichtingen of reservering voor vervangingsinvesteringen.

Beperken van de belastingheffing

Om de belastingheffing te beperken dient u jaarlijks bij ieder bedrijfsgebouw te controleren of de WOZ-waarde juist is vastgesteld. Is deze te hoog? Dan kunt u bezwaar aantekenen om de waarde te verlagen. Door de verlaging van de WOZ-waarde ontstaat er meer ruimte om af te schrijven.

Bij nieuwe investeringen in bedrijfsgebouwen kunt u de investeringen opdelen in het gebouw sec en de vrijgestelde onderdelen die onder werktuigenvrijstelling van de WOZ vallen. De investeringen die onder werktuigenvrijstelling vallen schrijft u immers af tot de restwaarde. Hierdoor behoudt u meer afschrijvingspotentieel.

Bij bepaalde investeringen in (nieuwe) bedrijfsgebouwen kunt u overwegen om aan de vereisten van de willekeurige afschrijving te voldoen. Want deze investeringen zijn een uitzondering op de inperking.

Bij hoge winsten kunt u overwegen uw onderneming in een bv in te brengen. Hier geldt weliswaar dezelfde afschrijvingsbeperking, maar het vpb-tarief is veel lager dan de heffing in de inkomstenbelasting. Houdt u er bij een bv wel rekening mee dat u in een later stadium nog een AB-heffing betaalt over de overwinsten. Maar dat is van latere zorg.

(Bron: ABAB)

Een nieuw stelsel voor box 3 wordt pas verwacht in 2027, zo blijkt ook uit het Belastingplan 2024. Afhankelijk van de samenstelling van uw vermogen in box 3 kan het nieuwe stelsel grote invloed hebben. Maar tegelijkertijd weten we dat de huidige plannen nog sterk kunnen veranderen met de komst van het nieuwe kabinet en de nieuwe samenstelling van het parlement. Welke box 3-maatregelen komen er wel aan bod in het Belastingplan en hoe kunt u daar goed op anticiperen? We hebben de belangrijkste plannen voor u op een rij gezet. 

Tarief box 3 omhoog naar 34 procent

Het kabinet wil het box 3-tarief twee procentpunten verhogen: dit wordt 34 procent. In 2025 blijft het box 3-tarief dan hetzelfde. Bovendien komt er, als het aan het kabinet ligt, per 1 januari 2024 geen indexering voor het heffingsvrij vermogen in box 3. Daardoor is het heffingsvrij vermogen ook in 2024 57.000 euro per persoon en 114.000 euro voor fiscale partners.

Vereniging van eigenaren-aandeel en derdenrekening-gelden

Sinds 1 januari 2023 is er een tijdelijke regeling voor de box 3-heffing van kracht. Met deze regeling moeten de forfaitaire rendementen beter aansluiten op de werkelijke rendementen. Bezittingen vallen in de categorie banktegoeden (forfaitair rendement in 2023 voorlopig 0,36 procent) of overige bezittingen (forfaitair rendement in 2023 6,17 procent). Voorstel van het kabinet is om lidmaatschapsrechten voor een vereniging van eigenaren (VvE) en gelden op een derdenrekening, in de (lager belaste) categorie banktegoeden onder te brengen. Dit gebeurt dan met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023.

Vorderingen en schulden onderling

Sinds 1 januari 2023 is het forfaitair rendement voor vorderingen (6,17 procent) hoger dan voor schulden (voorlopig in 2023 2,46 procent). Hierdoor valt het inkomen in box 3 hoger uit dan voorheen bij onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen. Het kabinet wil dit voorkomen. Daarom is het plan om deze vorderingen en schulden te defiscaliseren en dus niet mee te rekenen voor box 3 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van onderlinge vorderingen en schulden wanneer een verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden is opgenomen.

Rechtsherstel

Eerder besloot de Hoge Raad dat bij de vermogensrendementsheffing in box 3 moet worden aangesloten bij het werkelijke rendement en dus niet bij het wettelijke forfaitaire rendement. Daarna ontstond een discussie over het rechtsherstel en die discussie is nog steeds gaande. Ondanks de aanpassingen in het Belastingplan 2024, verwachten we dat er nog lang onrust zal blijven rondom dit onderwerp. Vooral ook omdat over diverse zaken nog wordt geprocedeerd.   
Tot het nieuwe stelsel wordt ingevoerd, vanaf 2027, geldt de tijdelijk regeling voor rechtsherstel. Voor de jaren tot 2022 is dat neergelegd in de Wet rechtsherstel box 3. Voor 2023 en verder is dat neergelegd in de zogenaamde Overbruggingswet box 3. Het is afwachten hoe de plannen van het demissionaire kabinet worden ontvangen door het nieuwe kabinet en het nieuwe parlement. Wel is duidelijk dat over het nu geboden rechtsherstel ook al volop wordt geprocedeerd. In veel gevallen doet u er daarom goed aan om tijdig bezwaar te maken om zo uw rechten veilig te stellen. Is uw werkelijk rendement in box 3 lager dan het forfaitaire wettelijke rendement, maak dan binnen zes weken na dagtekening van de aanslag inkomstenbelasting bezwaar. Wilt u overleggen over een mogelijk bezwaar? Neem contact op met uw adviseur, zodra u een aanslag ontvangt.

Tijdig anticiperen 

Afhankelijk van de samenstelling van uw vermogen in box 3 kan het nieuwe stelsel (vanaf 2027) grote invloed hebben op uw situatie. Wij volgen uiteraard alle ontwikkelingen rondom box 3 en houden u op de hoogte, zodat u tijdig kunt anticiperen op de mogelijke gevolgen voor u.

(Bron: Flynth)

Naast grote thema’s zoals duurzaamheid, box 3 en de regeling bedrijfsopvolging, staan in het belastingpakket voor 2024 ook kleinere aanpassingen die veel ondernemers aangaan. Het betreffen veranderingen rondom mobiliteit, het einde van de betalingskorting IB en aanpassingen in de werkkostenregeling. Hieronder een aantal van die aanpassingen uit het belastingpakket voor 2024 en andere wijzigingen per 2024.

Mobiliteit

Onbelaste reiskostenvergoeding omhoog

In 2023 is de onbelaste reiskostenvergoeding die een werkgever aan een werknemer mag geven, maximaal 0,21 euro per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer). Per 1 januari 2024 gaat deze omhoog naar 0,23 euro per kilometer. Deze verhoging geldt overigens ook voor diverse regelingen in de inkomstenbelasting. Ondernemers en resultaatgenieters mogen dan 0,23 euro per kilometer van hun resultaat aftrekken voor elke zakelijke kilometer die zij met hun privévervoermiddel rijden, dus auto, motor of fiets. Overigens mag u woonwerkkilometers meetellen als zakelijke kilometers. Ook mag u dit hogere bedrag gebruiken bij de aftrek van zorgkosten. 

OV-abonnementen en voordeelurenkaarten

Het voorstel wordt gedaan om het privégebruik van OV-abonnementen of voordeelurenkaarten die vergoed of verstrekt worden, gericht vrij te stellen. Dit heeft dan tot gevolg dat werkgevers deze altijd belastingvrij kunnen aanbieden, zolang maar aannemelijk is dat ze (ook) gebruikt zullen worden voor zakelijke reizen, zoals woon-werkverkeer. 
Het grote voordeel voor werkgevers is dat zij geen registratie meer hoeven bij te houden van het privé en zakelijk gebruik om in aanmerking te komen voor de vrijstelling. Dat betekent een (aanzienlijke) administratieve lastenverlichting voor werkgevers.

Grijskentekenregeling bpm voor ondernemers stopt

Bestelauto kopen? Ook ondernemers moeten vanaf 2025 belasting (bpm) daarover betalen. De bpm wordt dan ook gebaseerd op de CO2-uitstoot van de bestelauto. Deze maatregel was al in het Belastingplan van vorig jaar aangenomen en is dus op zich niet nieuw. Het is uiteraard wel goed om met deze komende afschaffing rekening te houden.

Einde betalingskorting IB 

Hebt u de hele aanslag inkomstenbelasting (IB) minus de betalingskorting uiterlijk op de eerste vervaldag betaald? Nu is het nog zo dat u dan bij bepaalde voorlopige IB-aanslagen een betalingskorting ontvangt van de Belastingdienst. Aan deze regeling komt een einde. Een voorlopige aanslag IB in één keer betalen blijft mogelijk, alleen levert dat vanaf 2024 geen betalingskorting meer op.

Verandering in de Werkkostenregeling

Via de Werkkostenregeling kunnen werkgevers onbelaste vergoedingen geven aan hun werknemers. Het gaat dan om zaken als verstrekkingen en terbeschikkingstellingen. Gaat het om een vergoeding die niet gericht is vrijgesteld? Dan kan een werkgever de vrije ruimte gebruiken om de vergoeding onbelast te laten. 

In 2023 ging de vrije ruimte in de Werkkostenregeling tijdelijk omhoog. Deze is per werkgever 3 procent van de totale fiscale loonsom van alle werknemers samen. De loonsom mag dan niet hoger zijn dan 400.000 euro. Is de fiscale loonsom hoger dan 400.000 euro? Over het deel dat hoger is, geldt een vrije ruimte van 1,18 procent. 

Vanaf 2024 gaat de vrije ruimte omlaag van 3 procent naar 1,92 procent over een fiscale loonsom tot 400.000 euro. Het percentage voor het deel boven de 400.000 euro wijzigt niet. Zorg ervoor dat u dit jaar nog optimaal gebruikmaakt van de vrije ruimte binnen de Werkkostenregeling. U kunt daarbij overwegen om bepaalde vergoedingen of verstrekkingen nog in 2023 te doen om de extra ruimte te benutten.

(Bron: Flynth)

Nieuwe regels moeten het Nederlandse pensioenstelsel verbeteren. Het nieuwe pensioenstelsel, dat is uitgewerkt in de Wet toekomst pensioenen, is persoonlijker en transparanter. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het nieuwe pensioenstelsel?

De Wet toekomst pensioenen zet de meeste pensioenregelingen behoorlijk op zijn kop. De wet is per 1 juli 2023 van kracht geworden, maar alle veranderingen voor het nieuwe pensioenstelsel zullen pas in 2028 doorgevoerd zijn. Er komt een complex transitieplan aan te pas. Dit zijn een aantal kenmerken van het nieuwe pensioenstelsel:

  • De pensioenuitvoerder biedt alleen nog premieregelingen aan; de premie staat vast, de toekomstige uitkering níét.
  • De hoogte van de pensioenpremie (die de werkgever en werknemer samen betalen) is het uitgangspunt.
  • De premie wordt belegd, zodat er pensioenkapitaal wordt opgebouwd.

Hoogte pensioenuitkering pas op pensioendatum bekend

De uitvoerder doet geen enkele belofte meer over de hoogte van het pensioen van een werknemer. Pensioenen kunnen eerder omhoog als het economisch beter gaat en eerder omlaag als het economisch slechter gaat. Die bewegingen in het pensioen worden kleiner als iemand dichtbij de pensioenleeftijd zit. Pas op de pensioendatum wordt het kapitaal omgezet in een pensioenuitkering en is bekend wat de werknemer na zijn pensioen daadwerkelijk te besteden heeft.

Gelijk percentage pensioenpremie voor alle leeftijden

De pensioenuitvoerder hanteert voor de pensioenpremie bij alle leeftijden een gelijk percentage van het pensioengevend loon. In het oude stelsel kon de premie stijgen naarmate iemand ouder werd. In het nieuwe stelsel daalt de pensioenopbouw naarmate iemand ouder wordt. Bij jongeren kan de inleg namelijk langer renderen dan bij ouderen. De pensioenuitvoerder kan de wijze van beleggen afstemmen op typen werknemers; voor jongeren kan meer beleggingsrisico worden genomen, omdat zij ver van hun pensioen zitten. Een pensioenfonds kan desnoods tegenvallers in de beleggingen dempen met geld uit een ‘solidariteitsreserve’.

Reservering persoonlijk pensioenvermogen

Het pensioenfonds belegt de premie en houdt voor iedere werknemer een persoonlijk deel van het gezamenlijk pensioenvermogen bij. Zo kan de werknemer zien hoeveel vermogen er voor zijn pensioen gereserveerd is. In het oude stelsel was er één grote gezamenlijke pot.

(Bron: Rendement)

De belastingrente voor onder meer inkomstenbelasting is op 1 juli 2023 gestegen. Ons advies: vraag tijdig een voorlopige aanslag aan en beperk zo de rente die u moet betalen. 

U betaalt belastingrente als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Bijvoorbeeld als u de aangifte inkomstenbelasting na 1 mei indient. Of de aangifte vennootschapsbelasting meer dan 5 maanden na het einde van het boekjaar. 

Stijging voor vrijwel alle belastingen

Op 1 juli 2023 is deze belastingrente voor vrijwel alle belastingen gestegen van 4% naar 6%. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inkomstenbelasting, erfbelasting, loonbelasting en overdrachtsbelasting. Alleen de vennootschapsbelasting en de zogenaamde bronbelasting hebben een afwijkende belastingrente. Deze stijgt nu niet, maar staat momenteel al op 8%. Ook hier is het dus de moeite waard om de rente zoveel mogelijk te beperken.  

Vraag tijdig voorlopige aanslag aan

Is het u niet gelukt om uw belastingaangifte op tijd in te dienen? Dan adviseren wij u om alsnog zo snel mogelijk een (aangepaste) voorlopige aanslag aan te vragen. Zo beperkt u de termijn waarover u rente moet betalen. Wel is het belangrijk dat deze voorlopige aanslag zo goed mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid. Als de definitieve aanslag hoger uitvalt dan de voorlopige aanslag, moet u over het verschil namelijk alsnog belastingrente betalen.  

Beperk invorderingsrente, los coronaschulden af

Naast belastingrente kunt u te maken krijgen met invorderingsrente. U betaalt invorderingsrente als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. Deze invorderingsrente is op 1 juli 2023 gestegen van 2% naar 3% en zal op 1 januari 2024 verder worden verhoogd naar 4%. De invorderingsrente geldt ook voor coronabelastingschulden. Wij raden dan ook aan deze coronaschulden indien mogelijk versneld af te lossen. 

(Bron: Flynth)