All posts in Nieuws voor de Zelfstandige Zonder Personeel

Gebruikt uw onderneming veel energie? Dan hakken de hoge energieprijzen van de laatste tijd er flink in. Gelukkig kunt u tot en met 2 oktober nog de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aanvragen. Hiermee krijgt u – met terugkerende kracht – maximaal 160.000 euro van uw energiekosten vergoed.

Schat in of de regeling voor u geldt

De belangrijkste voorwaarde voor de TEK is dat uw energiekosten van gas en elektra meer dan 7 procent van uw omzet bedragen. Met behulp van rekenvoorbeelden op de RVO-website kunt u alvast inschatten of uw onderneming hieraan voldoet. RVO gebruikt bij de berekening een schatting van uw jaarverbruik. Uw netbeheerder levert hiervoor de cijfers. RVO rekent met modelprijzen voor 2022: 2,41 euro per m3 gas en 0,59 euro per kWh elektriciteit. Deze prijzen zijn inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie.

Voorwaarden TEK

Om voor de TEK in aanmerking te komen, moet uw onderneming ook aan de volgende voorwaarden voldoen. Als u aan alle voorwaarden voldoet, dan kunt u tot en met 2 oktober 2023 de TEK aanvragen. De tegemoetkoming is beschikbaar voor de periode 1 november 2022 tot 31 december 2023.

  • De onderneming voldoet aan de Europese definitie van MKB.
  • De onderneming is in Nederland gevestigd, staat met de handelsnaam ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en is uiterlijk op 31 december 2022 ingeschreven.
  • De onderneming is te typeren als een energie-intensieve onderneming, waarvan de energiekosten van gas en elektra minimaal 7 procent van de omzet bedragen.
  • Het betreft een onderneming met een zakelijk energiecontract.
  • Het energiecontract is afgesloten voor 1 november 2022 en heeft betrekking op de levering van energie in de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. Daarbij is de prijs lager dan € 1,19 inclusief Energie Belasting (EB) en Opslag Duurzame Energie (ODE) per m³ gas en 0,35 euro inclusief EB en ODE per kWh elektra wordt in mindering gebracht op het subsidiabele bedrag.
  • Als er elektriciteit wordt geleverd aan het net, wordt dit van het energieverbruik afgehaald. De volumes worden gesaldeerd.
  • Als er een eerdere tegemoetkoming is ontvangen via het prijsplafond, wordt dit in mindering gebracht.

De TEK kent drie stappen:

  • Energie-intensiteitseis;
  • Berekening van het voorschot;
  • Definitieve vaststelling (vanaf januari 2024 voor 31 mei 2024).
     
  1. Energie intensiteitseis
    Een onderneming kan subsidie aanvragen als ze voldoet aan de eis dat de energiekosten (van gas en elektra) minimaal 7 procent bedragen van de totale omzet. De omzet wordt bepaald op basis omzetgegevens over het jaar 2022 uit de aangiften omzetbelasting.
    RVO ontvangt een schatting van het jaarverbruik van de netbeheerder.
    Voor het bepalen of een onderneming voldoet aan de intensiteitseis rekent RVOmet een gemiddelde prijs van energie. De modelprijs (rekenprijs) is vastgesteld op 2,41 euro per m3 gas en 0,59 euro per kWh voor elektriciteit. Deze prijzen zijn inclusief Energie Belasting (EB) en Opslag Duurzame Energie (ODE).
     
  2. Berekening voorschot
    De totale tegemoetkoming bedraagt 50% van de energiekosten van het standaard energieverbruik. Het voorschot wordt berekend aan de hand van het standaard jaarverbruik voor gas in m³ x 2 euro x 50 procent en het standaard jaarverbruik voor elektra in kWh x0,60 euro x 50 procent. Het voorschot is 50 procent van dit bedrag. Daarbij geldt de voorwaarde dat de tegemoetkoming van de TEK-regeling maximaal 160.000 euro per onderneming (groep) bedraagt.
     
  3. Definitieve vaststelling
    De definitieve vaststelling vindt op basis van de modelprijs 2023 plaats. Deze wordt in februari 2024 door het CBS vastgesteld. Boven de 125.000,00 euro subsidie dient een accountantsverklaring overlegd te worden.

Actie gevraagd omtrent eHerkenning

Zorg dat u uw eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ of hoger op orde heeft. Om in te loggen heeft u eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ (of hoger) nodig.

Uitwerking aanvraag

  • Om uw aanvraag nauwkeurig uit te werken heeft u in ieder geval de volgende zaken nodig:
  • Om in te loggen heeft u eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ (of hoger) nodig.
  • De gegevens van de subsidieaanvrager, het KVK-nummer, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer waarop het voorschot kan worden overgemaakt.
  • De gegevens van de contactpersoon, naam, telefoonnummer en e-mailadres.
  • De EAN-nummers van uw gas en elektriciteitsaansluiting(en)
  • De omzet over 2022.
  • De uitzonderingen kunt u op de website van RVO.nl TEK aanvraag voorbereiden vinden.

(Bron: Flynth)

Zoals eerder bericht is op 30 mei de Wet toekomst pensioenen aangenomen. In dit Perspectief lichten we een deel van deze wetswijziging uit: het arbeidsvormneutraal pensioenkader.

Tweede en derde pijler

Voor de invoering van de Wet toekomst pensioenen waren de verschillen tussen de tweede pijler (arbeidspensioen) en de derde pijler (privépensioen of lijfrente) aanzienlijk en moeilijk uit te leggen. Maar volgens de nieuwe wetgeving worden de fiscale voordelen voor het opbouwen van een toekomstvoorziening in beide pijlers bijna volledig gelijkgetrokken.

Ruimere mogelijkheden voor lijfrenten

Door de gewijzigde wetgeving kunnen zelfstandigen maar ook andere belastingplichtigen haast dezelfde fiscale ruimte gebruiken als werknemers in een pensioenregeling. En dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

Jaarruimte

De maximale premieruimte voor lijfrenten wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 verhoogd naar 30% (nu 13,3%) van de premiegrondslag. Dit betekent dat de fiscale mogelijkheden meer dan verdubbeld worden.

Reserveringsruimte

Daarnaast biedt de wetgeving nu aanzienlijk meer ruimte om tekorten uit het verleden in te halen. De zogenaamde reserveringsruimte wordt verhoogd naar maximaal € 38.000, daar waar dit nu ruim € 7.000 is. Deze reserveringsruimte stelt belastingplichtigen in staat om ongebruikte jaarruimte uit het verleden alsnog in te vullen. Onder de huidige wetgeving kon dit alleen voor de laatste 7 jaar, maar dat is nu uitgebreid naar de laatste 10 jaar. Dit biedt dus meer mogelijkheden aan die zijde.

(Bron: BDO)

U bent ondernemer en wilt gaan samenwonen. Dan is het verstandig een samenlevingscontract te laten opstellen. U wilt immers de zaken goed geregeld hebben.

Het belang van een samenlevingscontract

In een samenlevingscontract legt u verschillende afspraken vast die gelden tijdens de samenwoning, zoals afspraken over betaling van de kosten van de huishouding of een vergoedingsregeling als de ene partner geld investeert in bijvoorbeeld het woonhuis of de onderneming van de ander. Maar u kunt ook regelingen opnemen die gelden bij einde van de samenwoning, zoals afspraken over de verdeling van inboedelgoederen, een woonrecht als uw relatie eindigt of een verblijvingsbeding voor het geval een van u komt te overlijden. 
Daarnaast kunt u door het opstellen van een samenlevingscontract recht krijgen op de grote partnervrijstelling van erfbelasting, zodat u fiscaal gunstig van uw partner kunt erven. 

Goed geregeld voor de toekomst

Uiteraard kunnen er in een samenlevingscontract regelingen worden getroffen die langere tijd naar wens zijn. Maar mocht uw situatie veranderen, bijvoorbeeld door het oprichten van of toetreden tot een onderneming, de geboorte van kinderen, de aankoop van een (ander) (gezamenlijk) woonhuis of als een van beide partners minder gaat werken, dan is het van belang om de regelingen daarop af te stemmen.  Laat uw samenlevingsovereenkomst op tijd opnieuw beoordelen.

Trouwen of geregistreerd partnerschap

Het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap kan verstrekkende juridische gevolgen hebben, zeker voor ondernemers. De afspraken die u in uw samenlevingscontract hebt gemaakt, zijn niet automatisch van toepassing op uw huwelijk of geregistreerd partnerschap. Laat u daarom vooraf adviseren over de gevolgen van een huwelijk of geregistreerd partnerschap voor uw bedrijf door een jurist personen- en familierecht. Zo nodig kunt u huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden laten opstellen.

(Bron: ABAB)

Is de arbeidsrelatie van de zzp’er een overeenkomst van opdracht of toch een arbeidsovereenkomst? Het vraagstuk houdt de gemoederen van werkgevers en zelfstandigen al jaren bezig. Een recente uitspraak van de Hoge Raad maakt nu duidelijk welke beoordelingscriteria het zwaarst wegen. 

Wet DBA 

Wanneer is er sprake van een arbeidsovereenkomst en wanneer werkt een zzp’er op basis van een overeenkomst van opdracht? De wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelaties) moest vanaf 1 mei 2016 eindelijk een duidelijk antwoord op deze vaak terugkerende vraag geven. Ze was bedoeld om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Bij schijnzelfstandigheid werkt de zzp’er eigenlijk in loondienst. Maar de Belastingdienst handhaaft al jaren niet en volgens minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dit nog zeker tot 1 januari 2025 het geval. Alleen bij overduidelijke excessen grijpt de Belastingdienst in. Overigens kijkt de Belastingdienst alleen naar de aspecten van loonbelasting en sociale verzekeringspremies. Zij bemoeit zich niet met de vraag of tussen opdrachtgever en zzp’er een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is ontstaan.   

Deliveroo op de vingers getikt 

Dat laatste doet werknemersorganisatie FNV wel. Zij heeft maaltijdbezorgdienst Deliveroo op dit punt aangepakt. Het online platform is inmiddels niet meer in Nederland actief, maar werkte van 2017 tot vorig jaar met bezorgers op basis van een overeenkomst van opdracht. Volgens FNV was hier sprake van schijnzelfstandigheid en waren de bezorgers feitelijk in loondienst. De vakbond spande daarom een rechtszaak aan. 

Op vrijdag 24 maart 2023 deed de Hoge Raad uitspraak. Alle Deliveroo-bezorgers hebben volgens de rechter inderdaad een arbeidsovereenkomst met de bezorgdienst. Dat betekent dat de bezorgers arbeidsrechtelijke claims tegenover Deliveroo hebben. Ze hebben bijvoorbeeld recht op loon, vakantiebijslag, vakantiedagen en pensioen. 

Beoordelingscriteria voor arbeidsrelatie 

Eén van de uitgangspunten van de rechter is dat het aangaan van een arbeidsovereenkomst geen keuzemogelijkheid is. De partijbedoeling is niet van belang en de afspraak dat partijen geen arbeidsovereenkomst willen aangaan heeft weinig waarde. De rechter beoordeelt enkel of de arbeidsrelatie voldoet aan deze criteria: arbeid (gedurende zekere tijd), loon en gezagsverhouding. Als van deze drie elementen sprake is, hebben de partijen een arbeidsovereenkomst. 
Daarnaast is de praktijk belangrijker dan wat partijen op papier hebben gezet. Zo doet de afspraak dat de arbeidskracht zich kan laten vervangen er bijvoorbeeld niet toe als dat in de praktijk niet of nauwelijks is gebeurd. 

Ondernemerschap arbeidskracht 

Het ondernemerschap van de arbeidskracht is een belangrijke aanwijzing voor de vorm van de arbeidsrelatie. Het ontbreken van serieus ondernemersrisico bij deze partij wijst op een arbeidsovereenkomst. Naast ondernemersrisico beoordeelt een rechter ook aspecten als meerdere opdrachtgevers, het doen van investeringen en het gebruiken van eigen werkmaterialen en middelen.  Ten slotte is van belang op welke wijze de werkzaamheden van de arbeidskracht zijn ingebed in de organisatie van de opdrachtgever. Zo maakt het in een bakkerij verschil of iemand brood bakt (een kernactiviteit) of ramen lapt. Werkzaamheden die de kernactiviteit van een onderneming raken leiden eerder tot een arbeidsovereenkomst. 

Toekomstige wetgeving 

Inmiddels is duidelijk dat de uitspraak van de Hoge Raad vooruitloopt op toekomstige wetgeving. Het is de verwachting dat elementen als materieel gezag tussen partijen, inbedding van de arbeidskracht in de organisatie en zelfstandig ondernemerschap van de arbeidskracht, wettelijk worden vastgelegd.  
Voor de liefhebber: de hele uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Deliveroo kunt u lezen op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2023:443. De uitspraak bewijst eens te meer hoe belangrijk het juist opzetten van een constructie met zzp’ers is. Hiermee voorkomt u dat u ongewild wordt geconfronteerd met een arbeidsovereenkomst. 

(Bron: Flynt)

Het belastingrentepercentage voor alle belastingen behalve vennootschaps- en bronbelasting stijgt per 1 juli 2023 van 4 naar 6 procent. Eerder dit jaar werd ook een verhoging van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting en bronbelasting aangekondigd (van 8 naar 10,5 procent), maar die werd teruggedraaid omdat het kabinet de gehele belastingrenteregeling opnieuw gaat bekijken. Vooralsnog zijn er geen berichten bekend dat de verhoging voor de andere belastingen nu ook niet doorgaat.

Wat is belastingrente?

Belastingrente is een vergoeding aan of van de overheid voor gemiste rente. Als sprake is van een te betalen bedrag, kan rente verschuldigd zijn. Krijgt u een belastingteruggaaf, dan ontvangt u meestal geen rentevergoeding. Alleen in uitzonderingsgevallen kunt u een rentevergoeding ontvangen.

Hoe kunt u het in rekening brengen van belastingrente zo veel mogelijk beperken?

Voor de inkomstenbelasting kunt u ervoor zorgen dat uw (voorlopige) aanslagen zo realistisch mogelijk worden vastgesteld. Dat voorkomt of beperkt bijbetalingen met rente. Zijn uw (voorlopige) aanslagen over 2022 of eerder mogelijk te laag vastgesteld? Neem dan contact op met uw belastingadviseur om de gevolgen voor de belastingrente in kaart te brengen.

Voor de erfbelasting geldt het volgende. Indien erfgenamen binnen 8 maanden na het overlijden aangifte doen of verzoeken om een voorlopige aanslag en deze aangifte of dit verzoek wordt door de inspecteur gevolgd, wordt geen belastingrente in rekening gebracht. U kunt de belastingrente beperken door tijdig een zo realistisch mogelijke voorlopige aanslag erfbelasting aan te vragen. Wij raden u daarom aan om zo spoedig mogelijk na een overlijden contact op te nemen met uw belastingadviseur. Voor de erfbelasting geldt dat nooit belastingrente wordt vergoed. Belastingrente is niet van toepassing op aanslagen schenkbelasting.

(Bron: BDO)

Zoals eerder bericht is op 30 mei de Wet toekomst pensioenen aangenomen. In dit Perspectief lichten we een deel van deze wetswijziging uit: het arbeidsvormneutraal pensioenkader.

Tweede en derde pijler

Voor de invoering van de Wet toekomst pensioenen waren de verschillen tussen de tweede pijler (arbeidspensioen) en de derde pijler (privépensioen of lijfrente) aanzienlijk en moeilijk uit te leggen. Maar volgens de nieuwe wetgeving worden de fiscale voordelen voor het opbouwen van een toekomstvoorziening in beide pijlers bijna volledig gelijkgetrokken.

Ruimere mogelijkheden voor lijfrenten

Door de gewijzigde wetgeving kunnen zelfstandigen maar ook andere belastingplichtigen haast dezelfde fiscale ruimte gebruiken als werknemers in een pensioenregeling. En dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

Jaarruimte

De maximale premieruimte voor lijfrenten wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 verhoogd naar 30% (nu 13,3%) van de premiegrondslag. Dit betekent dat de fiscale mogelijkheden meer dan verdubbeld worden.

Reserveringsruimte

Daarnaast biedt de wetgeving nu aanzienlijk meer ruimte om tekorten uit het verleden in te halen. De zogenaamde reserveringsruimte wordt verhoogd naar maximaal € 38.000, daar waar dit nu ruim € 7.000 is. Deze reserveringsruimte stelt belastingplichtigen in staat om ongebruikte jaarruimte uit het verleden alsnog in te vullen. Onder de huidige wetgeving kon dit alleen voor de laatste 7 jaar, maar dat is nu uitgebreid naar de laatste 10 jaar. Dit biedt dus meer mogelijkheden aan die zijde.

(Bron: BDO)

Om ondernemers in 2023 extra te stimuleren om te investeren heeft de overheid voor het jaar 2023 een stimuleringsmaatregel in het leven geroepen waardoor willekeurige afschrijving op nieuwe bedrijfsmiddelen mogelijk is. Deze regeling geldt zowel voor ondernemers in de inkomstenbelasting als voor ondernemers in de vennootschapsbelasting.

Hoe werkt willekeurig afschrijven?

Indien wordt voldaan aan de voorwaarden van de stimuleringsmaatregel is het mogelijk om tot maximaal 50% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten ineens af te schrijven. De resterende 50% dient vervolgens te worden afgeschreven op basis van de normale afschrijvingstermijnen.

Voorwaarden van de regeling

De regeling geldt voor bepaalde nieuwe bedrijfsmiddelen die in 2023 zijn aangeschaft of waarvan in 2023 de voortbrengingskosten zijn gemaakt. De regeling is enkel van toepassing op bedrijfsmiddelen die niet eerder in gebruik zijn genomen. Tweedehands bedrijfsmiddelen zijn uitgesloten. Tevens dient het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2026 in gebruik te zijn genomen. De regeling geldt niet voor bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd om verhuurd te worden (dus ook niet bij groepsmaatschappijen die niet tezamen een fiscale eenheid VPB vormen).

Daarnaast geldt de regeling niet voor onder andere: gebouwen, bromfietsen, personenauto’s (auto’s zonder CO2 uitstoot komen wel in aanmerking), dieren en immateriële vaste activa.

Voorbeeld

Stel u schaft in 2023 een machine aan voor € 150.000. Deze machine heeft een restwaarde van € 15.000 en een levensduur van vijf jaar. Zonder de toepassing van willekeurige afschrijving wordt op deze machine in totaal € 135.000 (€ 27.000 per jaar) afgeschreven.

Door de toepassing van deze nieuwe regeling dient de investering te worden opgesplitst in twee delen. Op het eerste deel vindt de gebruikelijke afschrijving plaats, namelijk € 67.500 in vijf jaar (€ 13.500 per jaar). Het tweede deel mag u vervolgens in 2023 volledig afschrijven. Dit resulteert in een extra afschrijving van € 67.500 in 2023. In totaal kan daarom in 2023 € 81.000 worden afschreven over deze machine.

Voordeel

Door extra af te schrijven kan de winst van het betreffende jaar worden verminderd. Dit leidt tot een lagere belastingheffing. Hierdoor kan een rente- en/of liquiditeitsvoordeel worden behaald. Daarnaast kan de toepassing van willekeurige afschrijving ervoor zorgen dat er een tariefsvoordeel wordt behaald. Tevens kan er bij een verliesjaar voor worden gekozen om niet of minder af te schrijven. Hierdoor kunnen de afschrijvingskosten worden uitgesteld naar latere jaren waarin hogere resultaten worden behaald.

Om ondernemers in 2023 extra te stimuleren om te investeren heeft de overheid voor het jaar 2023 een stimuleringsmaatregel in het leven geroepen waardoor willekeurige afschrijving op nieuwe bedrijfsmiddelen mogelijk is. Deze regeling geldt zowel voor ondernemers in de inkomstenbelasting als voor ondernemers in de vennootschapsbelasting.

(Bron: Koenen en Co)

In beginsel ben je als werkgever de lage WW-premie verschuldigd als sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met jouw werknemer. Maakt deze werknemer in een kalenderjaar echter meer dan 30% extra uren dan de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren, dan ben je met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd (herziening).

Let op! De hoge WW-premie bedraagt in 2023 7,64% en de lage WW-premie 2,64%. Als je met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd bent, kost dat dus 5% extra.

Steven AkseHR adviseur

Tip! Als in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gemiddeld 35 uren of meer per week zijn opgenomen, hoef je niet te herzien als de werknemer meer dan 30% extra uren maakt.

Berekening per werkgever

De berekening van de meer dan 30% extra uren gebeurt aan de hand van het aantal verloonde uren en de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren over het gehele kalenderjaar. Deze berekening vindt echter plaats per werkgever.

Bij omzetting van jouw eenmanszaak in een bv, is sprake van twee werkgevers. De bv wordt dan namelijk gezien als een nieuwe werkgever. Dit betekent dat de berekening van de meer dan 30% extra uren over twee perioden moet plaatsvinden. Een keer voor de periode vóór oprichting van de bv en een keer voor de periode ná oprichting van de bv. Dat dit niet altijd gunstig uitvalt, blijkt uit het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

Je hebt een werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 20 uur in de week. In de maanden mei, juni, juli, augustus en september werkt deze werknemer gedurende 21 weken 33 uur per week (overwerk). Over het gehele jaar verloon je voor deze werknemer dus 1.313 uren (31 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 1.040 uren (52 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. Deze werknemer werkt over het gehele jaar 26,25% meer dan contractueel overeengekomen. Je hoeft daarom niet met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie te betalen.

Als je echter in dit kalenderjaar jouw onderneming inbrengt in een bv en de bv bij de notaris opricht op bijvoorbeeld 2 oktober 2023 is dat anders. Tot 2 oktober 2023 verloon je in jouw eenmanszaak voor deze werknemer dan 1.053 uren (18 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 780 uren (39 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. De werknemer werkt over deze periode 35% meer dan contractueel overeengekomen. Dat betekent dat je in jouw eenmanszaak met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 alsnog de hoge WW-premie moet betalen tot en met september.

Tip! Je kunt de hoge WW-premie uit het voorbeeld voorkomen door met jouw werknemer overeen te komen dat de contracturen in de periode mei tot en met september worden uitgebreid van 20 naar 33 uren. In dat geval blijf je de lage WW-premie betalen, onder de voorwaarden dat tijdens de extra 13 uren hetzelfde werk wordt verricht onder dezelfde arbeidsvoorwaarden. Dit geldt in ieder geval in de jaren 2020 tot en met 2023. Vanaf 2024 is dit waarschijnlijk anders.

(Bron: De Jong en Laan)

Het urencriterium houdt in dat je als ondernemer minstens 1.225 uur in het jaar in jouw bedrijf werkzaam bent. Ook moet je minstens de helft van jouw werkzame tijd aan jouw onderneming besteden. Deze laatste eis geldt overigens niet voor starters.

Jacqueline Rijsbergen

Jacqueline RijsbergenSenior belastingadviseur

Neem contact op

Bewijslast ligt bij jou

Desgevraagd moet je aannemelijk kunnen maken dat je aan het urencriterium voldoet. De bewijslast ligt bij jou. Je zult dus via een urenverantwoording moeten aantonen waaraan je jouw tijd hebt besteed en hoeveel uren hiermee gemoeid waren.

Let op! Geef dit zo mogelijk per dag aan, in uren per activiteit.

Specificatie vereist

In een zaak die onlangs speelde voor het gerechtshof Amsterdam werd duidelijk dat je hiermee niet te lichtvaardig moet omgaan. In deze zaak had een ondernemer achteraf een urenspecificatie aangeleverd. Die bestond per dag bovendien uit slechts één activiteit en was dus niet erg specifiek. Zo vermeldde de man als bezigheden in het kader van zijn onderneming bijvoorbeeld schoonmaken, opruimen, verven, werken in de zaak en finance. Volgens de inspecteur en het gerechtshof was dit te algemeen en was daarmee niet aannemelijk gemaakt dat aan het urencriterium werd voldaan.

Wanneer twijfel?

In de praktijk blijkt de fiscus met name meer informatie te vragen als er bij een geringe omzet relatief veel tijd in het bedrijf wordt gestoken. Of als er, net als in deze zaak, naast werkzaamheden in het eigen bedrijf nog veel gewerkt wordt bij derden.

Tip! Houd in jouw (digitale) agenda dagelijks je werkzaamheden bij en vermeld duidelijk wat je doet of gedaan hebt en hoeveel tijd je hier uiteindelijk aan hebt besteed. Dit voorkomt veel gedoe achteraf.

(Bron: De Jong en Laan)

Lange tijd is uitgekeken naar dit arrest omdat de arbeidsmarkt steeds meer en andere varianten van arbeid kent. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bezorgers van Deliveroo in Nederland werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst en dus niet op basis van zelfstandigheid. Dit oordeel zorgt ervoor dat de bezorgers werknemersbescherming krijgen. Denk aan het recht op ontslagbescherming, loondoorbetaling bij ziekte, vakantiegeld en vakantiedagen. De gevolgen voor de praktijk zijn groot. In dit artikel leest u wat dit voor u kan betekenen.

Drie eisen van de arbeidsovereenkomst

De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan in de zaak van de bezorgers van het inmiddels uit Nederland vertrokken platform Deliveroo. Er is namelijk voldaan aan de drie eisen die de wet aan een arbeidsovereenkomst verbindt:

  • Persoonlijke arbeidsverrichting door de werknemer.
  • Loonbetaling door de werkgever.
  • Het werken onder gezag van de werkgever.

Dat de bezorgers de vrijheid hadden om wel of niet in te loggen op de app en het feit dat zij de vrijheid hadden zich te laten vervangen, zijn geen reden om niet van een arbeidsovereenkomst te spreken. Volgens de Hoge Raad moeten deze argumenten worden bezien in de context van alle omstandigheden. In deze situatie wegen de aspecten die wél op een dienstbetrekking wijzen zwaarder dan de vrijheden die minder op een dienstbetrekking wijzen. Er is dus sprake van een dienstbetrekking; wezen gaat voor schijn.

Welke omstandigheden noemt de Hoge Raad?

Om het onderlinge verband van alle genoemde omstandigheden te bepalen gaat de Hoge Raad uit van een zogenaamde holistische benadering, waarbij gekeken moet worden naar diverse gezichtspunten. Van belang kunnen onder meer zijn:

  • De aard en duur van de werkzaamheden.
  • De wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald.
  • De inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht.
  • Het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren.
  • De wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen.
  • De wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd.
  • De hoogte van deze beloningen.
  • De vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt.

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het verwerven van een reputatie, acquisitie, fiscale behandeling,  voor wie hij werkt of heeft gewerkt (-gelet op het aantal opdrachtgevers) en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Wetgever aan zet

Het is nu aan de wetgever om een en ander tot uitdrukking te brengen in nieuwe wetgeving. Met name de nadere invulling van het begrip ‘organisatorische inbedding’ is van belang voor bedrijven die werken met zzp’ers die werkzaamheden verrichten die tot de normale bedrijfsvoering behoren.

Wat betekent dit voor u?

Het arrest van de Hoge Raad heeft mogelijk ook gevolgen voor uw organisatie. Er zal in de regel eerder sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Op basis van alle omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Inbedding van het werk in de organisatie van de opdrachtgever is slechts één van deze omstandigheden maar neemt geen bijzondere positie in.

Nieuw is dat in deze toets meer aandacht besteed lijkt te gaan worden aan de vraag of de werker zich in het maatschappelijk verkeer gedraagt of kan gedragen als ondernemer. Daarnaast zal meer nadruk komen te liggen op hoe partijen in de praktijk werken zoals de aard en duur van de werkzaamheden, beloning en de werkwijze. Aan contractuele bepalingen, die enkel tot doel hebben het bestaan van een arbeidsovereenkomst uit te sluiten wordt dus ook weinig waarde aan gehecht. Daarmee roept dit arrest de vraag op wat dit betekent voor de Wet DBA. De toekomst zal dit uitwijzen.

(Bron: Moore DRV)