Archive for november, 2018

Sinds 1 januari 2018 zijn de regels omtrent het meer- en overwerk van werknemers aangepast: wanneer een werknemer in een uitbetaalperiode meer uren werkt dan de overeengekomen arbeidsduur, dan moet het totaal van deze uren (dus contracturen plus meeruren) in elk geval tegen het naar evenredigheid vermeerderde wettelijk minimumloon uitbetaald worden. Het onderscheid in overwerk en meerwerk, wat nog regelmatig aan de orde was, is sinds 1 januari van dit jaar niet meer van belang. Zowel meeruren als overuren vallen onder de noemer ‘meerwerk’ waarvoor de nieuwe regels gelden.

Meerwerk valt onder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Dit betekent dus dat werknemers sinds begin dit jaar over alle uren die zij werken, dus over zowel de reguliere uren als de extra uren, gemiddeld minstens het wettelijk minimumloon ontvangen plus vakantietoeslag. Uiteraard dient er altijd in uw eventuele cao gekeken te worden wat de cao aangeeft over eventuele toeslagen bij meer- en overuren. De cao is hierin bepalend.

Tot nu toe kan men kiezen om de meer- en overuren in geld uit te betalen of om deze uren te compenseren in tijd. Tot op heden is het nog voldoende om deze tijd-voor-tijd regeling schriftelijk met de werknemer te maken. De compensatie in betaalde vrije tijd is slechts toegestaan als er afspraken zijn gemaakt vóórdat de werknemer meer- of overuren maakt.

Wat verandert er per 1 januari 2019?

Per 1 januari 2019 is het echter niet meer zomaar toegestaan om de tijd-voor-tijd regeling schriftelijk met de werknemer te maken. De afspraak over de tijd-voor-tijd regeling moet vanaf dan in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) zijn opgenomen. Voor uitzendkrachten is dat de cao van de inlener. Wanneer de meer- en overuren volgens de cao in vrije tijd mogen worden gecompenseerd, dan moet deze vrije tijd uiterlijk vóór 1 juli van het jaar daaropvolgend zijn opgenomen. De uren die niet tijdig zijn opgenomen moeten alsnog uitbetaald worden. Wanneer er in de cao niets is opgenomen over de compensatie van meer- en overuren in tijd, dan moeten de extra uren altijd aan de werknemers worden uitbetaald indien het niet of gedeeltelijk uitbetalen van die meeruren tot gevolg zou hebben dat het loon over contracturen plus meeruren onder het naar evenredigheid vermeerderde wettelijk minimumloon zou uitkomen.

Is er bij een organisatie geen cao van toepassing? Dan is het vanaf 1 januari 2019, bij werknemers met een minimum loon, niet mogelijk om overwerk met vrije tijd te compenseren. Bij medewerkers met een loon hoger dan het minimum loon is deze restrictie dus niet aan de orde en mag u deze tijd-voor-tijd regeling handhaven dan wel invoeren. Dit laatste ook weer onder de voorwaarde dat minimaal het naar evenredigheid vermeerderde wettelijk minimumloon wordt uitbetaald, dat moge duidelijk zijn. Wij raden u aan deze wijzigingen in het eventuele bedrijfsreglement vast te leggen.

Eigenwoningschuld uitgezonderd van heffing op hoge bv-schuld

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, lenen aan of van de BV
Reacties uitgeschakeld voor Eigenwoningschuld uitgezonderd van heffing op hoge bv-schuld

Het kabinet komt criticasters van de extra heffing op ‘excessieve schulden’ bij de bv enigszins tegemoet. Schulden die zijn aangegaan voor de aankoop van een huis gaan tellen niet mee voor de heffing.

De extra heffing op hoge schulden bij de bv viel veel directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) tijdens Prinsjesdag nogal rauw op hun dak. Het idee was dat schulden boven de € 500.000 belast zouden worden als inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2 van de inkomstenbelasting).

Uitzondering ook voor nieuwe gevallen

Nu er geld vrijkomt doordat het schrappen van de dividendbelasting niet doorgaat, ziet het kabinet ruimte om de maatregel enigszins te verzachten. Die komt erop neer dat schulden die zijn gebruikt voor de aankoop van een woning uitgezonderd zijn van de heffing. Dat geldt niet alleen voor bestaande eigenwoningschulden, maar ook voor nieuwe gevallen, zo schrijft staatssecretaris Snel van Financiën in een brief (pdf) aan de Tweede Kamer.
De drempel van € 500.000 blijft wel bestaan, voor andere schulden dan een eigenwoningschuld. Wel staat in de brief dat het gaat om schulden van de dga én de partner gezamenlijk. Die partner kwam in de eerdere uitleg van de maatregel nog niet voor.

(Bron: Rendement)

Nieuw belastingpakket bedrijven: vennootschapsbelasting nog verder omlaag

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Nieuw belastingpakket bedrijven: vennootschapsbelasting nog verder omlaag

Voor alle bedrijven, van klein tot groot, gaat de vennootschapsbelasting de komende jaren verder omlaag dan het kabinet eerder al had aangekondigd. Daar is ruimte voor nu de afschaffing van de dividendbelasting definitief niet doorgaat.

Het kabinet was al van plan de vennootschapsbelasting voor grote ondernemingen stapsgewijs te verlagen van 25 naar 22,25 procent, en die voor het midden- en kleinbedrijf van 20 naar 16 procent. In de nieuwe plannen die staatssecretaris Menno Snel (Financiën) heeft ontvouwd, komen de tarieven in 2021 uit op respectievelijk 20,5 en 15 procent.

Grote bedrijven moeten wel wat langer wachten op verlaging van de winstbelasting. De in het Regeerakkoord voorziene verlaging van het hoge Vpb-tarief in 2019 wordt uitgesteld; het tarief blijft in 2019 25%. Maar in de twee jaar daarna daalt de belasting op bedrijfswinsten boven de 200.000 euro dus wel een stuk sneller dan voorzien.

Expatregeling

De inperking van de gunstige belastingregeling voor buitenlandse werknemers gaat door, maar er komt een overgangsregeling voor expats die daar al in 2019 of 2020 door zouden worden getroffen. Expats mogen dankzij deze overgangsregeling dus iets langer van de regeling gebruikmaken.

Daarnaast wordt vanaf 2021 structureel 200 miljoen euro uitgetrokken om de werkgeverslasten op arbeid te verlagen. Die maatregel is nog niet geconcretiseerd.

Rekening-courantmaatregel

Het kabinet verzacht daarnaast de pijn voor directeuren-grootaandeelhouders, die voortaan belasting moeten gaan betalen op hoge leningen die zij afsluiten bij hun eigen onderneming. Deze verzachting bestaat uit twee onderdelen:

  • in plaats van een overgangsregeling voor bestaande eigenwoningschulden worden ook nieuwe eigenwoningschulden van de dga uitgezonderd;
  • bovenop deze eigenwoningschuld zal een aanvullende drempel van € 500.000 voor de dga en zijn partner gezamenlijk gelden.

Beperking fbi-regime gaat niet door

Het verbod op beleggingen in Nederlands vastgoed voor fiscale beleggingsinstellingen, dat was gekoppeld aan de intrekking van de dividendbelasting, vervalt.

Beperking afschrijving gebouwen in eigen gebruik

Het oorspronkeijke voorstel bepaalt dat op alle gebouwen voor de VPB-winstbepaling tot maximaal de WOZ-waarde mag worden afgeschreven. Als verzachtende maatregel stelt het kabinet nu voor dat de belastingplichtige alsnog 3 jaar volgens het oude regime mag blijven afschrijven als het gebouw vóór 1 januari 2019 door de belastingplichtige in gebruik is genomen en op dat gebouw nog geen 3 jaar is afgeschreven.

Spoedreparatie fiscale eenheid

In het wetsvoorstel spoedreparatie fiscale eenheid was voorzien dat de spoedreparatiemaatregelen in de vennootschapsbelasting en dividendbelasting zouden terugwerken tot en met 25 oktober 2017, 11.00 uur. Als verzachtende maatregel zal het kabinet deze terugwerkende kracht beperken tot en met 1 januari 2018.

S&O-afdrachtvermindering

Ook wordt het innovatieve bedrijven met een extra belastingkorting makkelijker gemaakt te investeren in onderzoek en ontwikkeling. . Het kabinet geeft de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) een impuls door het percentage van de tweede schijf van de S&O-afdrachtvermindering in 2020 te verhogen met 2%-punt van 14% naar 16%. Innovatieve ondernemers krijgen hierdoor een hogere vermindering van de af te dragen loonbelasting, als zij kosten maken en uitgaven doen voor speur- en ontwikkelingswerk.

Alle maatregelen bij elkaar zijn goed voor een bedrag van circa 1,9 miljard euro structureel vanaf 2020. Dat is ook het bedrag dat gemoeid was met de afschaffing van de dividendbelasting. Minister-president Mark Rutte had eerder op de dag al aangekondigd dat de extra financiële ruimte door het schrappen van die maatregel geheel ten goede zou komen aan het bedrijfsleven. Bovenstaande concretiseringen staan in een brief die staatssecretaris Snel maandagavond naar de Tweede Kamer stuurde.

(Bron: Taxlive)

Als u als ondernemer verhuist, kunt u onder voorwaarden de kosten ervan ten laste van de winst brengen. Soortgelijke voorwaarden gelden ook als u uw personeel een belastingvrije vergoeding wilt geven vanwege een verhuizing. Wanneer zijn de verhuiskosten zakelijk?

Zakelijkheid voorop

Uitgangspunt is dat verhuiskosten voor een ondernemer aftrekbaar zijn. U kunt verhuiskosten belastingvrij aan uw personeel vergoeden als het een zakelijke verhuizing betreft. Voor beide situaties geldt een vast bedrag van € 7.750. Dit bedrag is exclusief de kosten van het overbrengen van de inboedel, die u ook mag aftrekken.

Zakelijke verhuizing

Een verhuizing is in ieder geval zakelijk als u als ondernemer binnen twee jaar, na de start of verplaatsing van uw bedrijf, verhuist. Voor uw werknemer geldt de eis dat zij binnen twee jaar na aanvaarding van een andere baan of overplaatsing verhuizen. Bovendien moet voor zowel u als uw werknemers de afstand woning-werk vóór verhuizing minstens 25 km bedragen en moet na verhuizing die afstand met minstens 60% zijn afgenomen.

Voorbeeld: U woont in Utrecht en start een onderneming in Apeldoorn. U besluit daarom binnen twee jaar na de start te verhuizen naar Deventer.
Uitwerking: De afstand Utrecht-Apeldoorn bedraagt 67 km. De afstand Deventer-Apeldoorn bedraagt 18 km. De afstand vóór verhuizing bedroeg dus meer dan 25 km. De afstand na verhuizing is met 49 km bekort, ofwel met 73%. U voldoet dus aan beide voorwaarden en kunt een bedrag van € 7.750 plus de kosten van het overbrengen van de inboedel ten laste van de winst brengen.

Zakelijkheid aantonen

Een verhuizing is ook zakelijk als niet aan de voorwaarden voldaan wordt maar de zakelijkheid aangetoond kan worden. Een werknemer verhuist bijvoorbeeld pas na twee jaar omdat hij een andere functie krijgt en daarom voortaan bij een inbraakalarm binnen 15 minuten ter plekke moet zijn. De zakelijkheid moet u in dergelijke situaties aannemelijk kunnen maken.

Tip: Bij een niet zakelijke verhuizing kunt u belastingheffing bij uw werknemers voorkomen door de vergoeding onder te brengen in (de vrije ruimte van) de werkkostenregeling.

(Bron: SRA)

De discounted cash flow (DCF) methode is de meeste zuivere methode om de waarde van een onderneming te bepalen. Een belangrijke parameter bij het uitvoeren van een waardering gebaseerd op een DCF-methode is de vermogenskostenvoet.

Belang van vermogenskostenvoet en tijdvoorkeur

De vermogenskostenvoet is belangrijk om de toekomstige vrije geldstromen terug te rekenen naar het waarderingsmoment (het zogenaamde disconteren). Een bedrag van €100.000 dat over één jaar vrijkomt of datzelfde bedrag dat over vijf jaar vrijkomt; de contante waarde zal in het eerste geval veel hoger zijn. Tijd heeft invloed op de waarde; met de tijdswaarde van geld wordt rekening gehouden.

De vermogenskostenvoet verschilt per onderneming

De vermogenskostenvoet verschilt per onderneming. Bij het Capital Asset Pricing Model (CAPM) wordt de vermogenskostenvoet samengesteld uit de risicovrij voet (vaak de rente van 10-jarige Nederlandse staatsobligaties) plus de marktrisicopremie (de premie die investeerders in eigen vermogen eisen boven de risicovrij voet) vermenigvuldigd met de Bèta (de graadmeter hoe de opbrengsten van specifieke groepen van ondernemingen/branches zich verhouden tot de opbrengsten van een relevante marktbenchmark) plus een specifieke ondernemingspremie.

De specifieke ondernemingspremie is een toeslag die gebaseerd is op de onderneming zelf. Verschillende elementen die de waarde en/of verkoopbaarheid beïnvloeden, spelen hierin een rol. Voor een onderneming die kleinschaliger wordt, moet hiervoor een extra premie worden toegekend. Ook de grote mate van afhankelijkheid van het management bij kleine onderneming kan meespelen. Voor een zeer specifieke, kleine onderneming is het vaak lastiger een koper te vinden.

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat – als alle andere variabelen gelijk zijn – een hogere vermogenskostenvoet leidt tot een lagere waarde. Het omgekeerde is ook waar. U zult merken dat een afwijking in de vermogenskostenvoet van slechts één procent een grote invloed heeft op de uitkomst. Het spreekt voor zich dat de vermogenskostenvoet daarom zorgvuldig moet worden vastgesteld.

(Bron: ABAB)

U spaart en/of belegt? Dan heeft u te maken met belastingheffing in box 3. Voor het jaar 2019 heeft de staatssecretaris de nieuwe forfaitaire rendementscijfers bekend gemaakt. Bekijk de nieuwe belastingtarieven en lees onze toelichting op de nieuwe tarieven.

Cijfers rendementsklassen 2019

Rendementsklasse Normrendement
I (sparen) 0,13%
II (beleggen) 5,60%

Forfaitaire normrendementen per vermogensschijf 2019

Op basis van deze cijfers per rendementsklasse zijn de volgende forfaitaire normrendementen per vermogensschijf te berekenen voor 2019. Over het normrendement betaalt u in box 3 een belasting van 30 procent. Het belastingdrukpercentage op het box 3 vermogen ziet u in onderstaande tabel.

Uw vermogen Normrendement Belastingdruk (tarief 30%)
€ 30.360* Vrijstelling Vrijstelling
Van € 0** tot en met € 71.650 1,94% 0,58%
Van € 71.651 tot en met € 989.736 4,45% 1,34%
Vanaf € 989.737 5,60% 1,68%

* Het heffingsvrije vermogen bedraagt: € 30.360 (voor fiscale partners wordt dit bedrag verdubbeld).

** Vanaf het heffingsvrije vermogen.

Ook in 2019 betaalt u meer dan 100 procent belasting over uw rente

Omdat het cijfer inzake de rendementsklasse I (sparen) tegenwoordig is gekoppeld aan de maandcijfers over een 12-maandsperiode die eindigt op 30 juni jongstleden, is deze informatie pas recent beschikbaar.

In de eerste vermogensschijf weegt ‘beleggen’ (rendementsklasse II) ook mee. En wel voor circa tweederde deel. Daarom bedraagt het normrendement zelfs al in de eerste vermogensschijf 1,94 procent. Dat is natuurlijk nog altijd veel te hoog ten opzichte van hetgeen een risicomijdende spaarder momenteel daadwerkelijk aan rente ontvangt.

Zelfs met de aanpassingen die sinds 1 januari 2017 bij box 3 zijn doorgevoerd, doet zich nog steeds de situatie voor dat belastingplichtigen meer dan 100 procent belasting betalen over de gerealiseerde rentebate. En dat is in 2019 dus opnieuw het geval.

Verkorten van de referentieperiode

De verkorting van de referentieperiode, in 2017 nog vijf jaar en sinds 2018 nog maar 12 maanden, voor het bepalen van de spaarrente is eigenlijk een listig verhaal. De wijziging is doorgevoerd per 1 januari 2018. Uiteraard sluit het normpercentage op deze manier beter en sneller aan bij het werkelijke rendement. Als de rente stijgt, werkt dat vanwege die kortere referentieperiode beduidend sneller door naar het normrendement van box 3.

Het verkorten van de referentieperiode kan daarom in het voordeel van de belastingdienst uitwerken. Zolang in de eerste vermogensschijf de rendementsklasse II (beleggen) zwaar meetelt, blijft u sowieso last houden van een te hoog normrendement. En zolang de rentevoet laag blijft, blijft box 3 een onrechtvaardig systeem.

De regering verlaagt de belastingtarieven de komende jaren. En de hypotheekrente is vandaag de dag nog steeds flink lager dan wat we in het verleden heel gewoon vonden. Omdat het verlagen van de belastingtarieven nu ook nog eens versneld wordt doorgevoerd, is er alle reden om te bekijken of er fiscaal voordeel behaald kan worden door de hypotheek nu over te sluiten.

Wel of niet oversluiten is maatwerkadvies

Simpel gezegd: als u nu oversluit en de boeterente kan aftrekken tegen een belastingtarief dat nu nog hoog is, dan bent u misschien wel voordeliger uit. De keus om wel of niet over te sluiten, blijft een maatwerkadvies. Er zijn immers allerlei hypotheekvormen, allerlei hypotheekvoorwaarden en iedereen heeft een andere privésituatie. Een globale check kan u helpen. Zodat u een beter onderbouwd gevoel krijgt bij de vraag of dat oversluiten ook iets voor u kan zijn.

De check die wij voor u kunnen doen, gaat uit van diverse veronderstellingen. Zo zijn er allerlei situaties denkbaar waarin het nu oversluiten van de hypotheek niet slim is. Daar moet u zich van bewust zijn en daar moet u zichzelf goed rekenschap van geven. Een hypotheekadviseur kan u daarbij behulpzaam zijn. U hoeft voor de check slechts vijf vragen te beantwoorden en vervolgens rekenen wij, globaal, voor u uit wat uw fiscale voordeel van het oversluiten kan opleveren.

Voor wie kan oversluiten interessant zijn?

Er zijn twee groepen die fiscaal voordeel kunnen hebben, namelijk:

  1. Als u een hoog inkomen heeft in box 1 waarmee u ruim in de duurste tariefschijf zit, afgerond 52 procent. En wel zo ruim dat u, als u zou oversluiten, ook de gehele boeterente tegen het toptarief – anno 2018 is dat 49,5 procent – kan aftrekken.
  2. Of als u vrij kort voor uw AOW-leeftijd zit. En u heeft momenteel:
    • een box 1 salaris, of winst uit eigen onderneming, wat tenminste zo’n 45.000 euro bruto per jaar is,
    • en u weet nu al dat u na het bereiken van de AOW-leeftijd een terugval in box 1 inkomen heeft, waarbij het totaal van AOW-uitkering, pensioen en eventuele lijfrentes, hooguit 34.000 euro bruto per jaar is.

Komt uw persoonlijke situatie overeen met één van de twee bovenstaande groepen? Dan kan het invullen van onze check zinnig zijn om zo te berekenen wat het fiscale voordeel van oversluiten kan zijn. Met die informatie kunt u vervolgens beter beoordelen of oversluiten een optie is.

(Bron: GT)