Archive for november, 2012

Wilt u voorbelasting aftrekken over de uitgaven van uw onderneming dan moet u ook alle originele facturen of kopieën kunnen overleggen bij een boekenonderzoek. Dat er geen uitzonderingen op deze voorwaarde bestaan ondervond een ondernemer die een BTW-naheffingsaanslag kreeg opgelegd omdat hij de facturen niet kon overleggen. Dat leidde zelfs tot de gang naar de rechter.

De man begon op 1 januari 2005 met het exploiteren van een onderneming. Hij bracht over het jaar 2006 € 8.541 aan BTW-voorbelasting in aftrek en over 2008 € 1.566. Uit een boekenonderzoek bleek dat de boekhouding van de ondernemer niet in orde was. Hierop legde de inspecteur een BTW-naheffingsaanslag op. Het gerechtshof in Leeuwarden stelde de inspecteur in het gelijk, omdat de ondernemer geen originele of facturen of kopieën daarvan kon tonen waardoor hij geen recht heeft op aftrek van voorbelasting in 2006. Dat de ondernemer de facturen was kwijtgeraakt tijdens een verbouwing veranderde niets aan deze zaak. Het hof stelde overigens ook vast dat de ondernemer in de jaren 2007 en 2008 geen economische activiteiten had verricht en voor die jaren dan ook niet als BTW-ondernemer aangemerkt kon worden. Volgens het Hof had de ondernemer niet aannemelijk gemaakt dat de gemaakte kosten in 2008 betrekking hadden op ondernemingsactiviteiten. De inspecteur had de voorbelasting dan ook terecht nageheven.

Voorwaarden voor BTW-vooraftrek

Om BTW te kunnen aftrekken moet u aan een aantal voorwaarden voldoen, voldoet u niet aan deze voorwaarden dan kunt u ook geen BTW aftrekken:

  • U gebruikt de aangeschafte goederen of diensten voor omzet die belast is met BTW;
  • U hebt de goederen en diensten daadwerkelijk ontvangen;
  • U krijgt een factuur met BTW, die voldoet aan de eisen voor een BTW-factuur.

(Bron: FA-Rendement/Gerechtshof Leeuwarden)

Samen een onderneming starten en exploiteren heeft de nodige voordelen. Zo kunt u profiteren van elkaars kwaliteiten en de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden onderling verdelen. Startende ondernemers die samen gaan ondernemen kiezen dan ook meestal voor de rechtsvorm vennootschap onder firma (vof).

Als een bedrijf meerdere eigenaren (vennoten) heeft, is het in ieder geval verstandig om afspraken over de samenwerking vast te leggen in een contract. In de praktijk zie ik dat de meeste zaken vooraf prima in een contract zijn opgenomen. Echter: dat geldt niet voor het aspect samenwerking. Dat onderdeel blijft vaak onderbelicht; meestal vanuit de gedachte dat de vennoten elkaar toch al goed kennen.

Conflicten

Het komt immers nogal eens voor dat vennoten partners, vrienden of familieleden van elkaar zijn. In dat geval acht men een schriftelijke vastlegging van afspraken over de samenwerking niet noodzakelijk. Maar dat is een misvatting. Uit de praktijk blijkt juist dat de meeste conflicten binnen een vof ontstaan wanneer de vennoten vrienden of familieleden van elkaar zijn. En dus niet gewend zijn om in een zakelijke omgeving te moeten samenwerken.

Valkuilen

Ik maak ook wel mee dat een typische ‘stront aan de knikker’-situatie ontstaat als vennoten verkeerde verwachtingen van elkaar blijken te hebben. Bijvoorbeeld in het geval dat men te snel heeft besloten om zakelijk met elkaar in zee te gaan zonder van tevoren grondig na te gaan over welke talenten iedere vennoot nu daadwerkelijk beschikt.

Acquisitie

Een techneut die als vennoot bijvoorbeeld ook acquisitie moet plegen, kan gedurende de samenwerking al snel door de mand vallen wanneer nieuwe opdrachten uitblijven. Of er ontstaan problemen als de privépartner van een van de vennoten niet wil dat er wekelijks meer dan dertig uur aan het bedrijf wordt besteed, terwijl een minimum van vijftig uur noodzakelijk is. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Er zijn genoeg voorbeelden te bedenken die aantonen dat – ook als u elkaar privé al een tijd kent – een goede zakelijke samenwerking niet vanzelf ontstaat.

Scheiden doet lijden

Als een conflict onoverbrugbaar blijkt te zijn, zal een vennoot moeten uittreden uit de vof. Dat is echter niet altijd even makkelijk. Afscheid nemen van een bedrijf is veel meer dan het uitkopen van een vennoot alleen. In veel vof’s mag een uittredende vennoot namelijk dezelfde activiteiten niet zomaar elders voortzetten. Dat maakt een mogelijk vertrek er natuurlijk niet makkelijker op.

Schulden

Daarnaast is iedere vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor alle eventuele schulden van de vof. Een vertrek verandert daar niets aan. Tel daarbij de vaak ernstig verstoorde onderlinge relatie tussen de vennoten op en iedere buitenstaander voelt op zijn klompen aan dat een daadwerkelijk vertrek van een van de zakelijke partners veel vraagt van alle betrokkenen. Hoe kunt u deze vervelende situatie voorkomen?

5 praktische tips

  1. Selecteer uw zakelijke samenwerkingspartners op zakelijke kwaliteiten en niet op privé eigenschappen.
  2. Wees extra kritisch bij een mogelijke samenwerking met familie en vrienden.
  3. Leg schriftelijke afspraken over uw samenwerking goed vast. Het moet daarbij niet alleen gaan over de taakverdeling, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, maar ook over het te voeren beleid (en ieders rol daarin).
  4. Is er sprake van aanhoudende irritatie? Roep dan zo snel mogelijk deskundige hulp in.
  5. Denk goed na over de voor- en nadelen van een concurrentiebeding tussen de vennoten. Dit beschermt de vennoten en de vof, maar kan ook belemmerend werken wanneer een vennoot moet uittreden.

(Bron: Ikgastarten)

en schuldeiser kan van zijn schuldenaar eisen dat deze schuldenaar zijn aandelen laat overdragen als hij niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen. Maar daarmee heeft de schuldenaar nog niet de eigendom van de aandelen verkregen, zodat hij een verlies op de lening niet zomaar kan aftrekken als een verlies uit terbeschikkingstelling.

Zo had een man een lening van € 250.000 verstrekt aan een holding onder de voorwaarde dat hij om niet de aandelen in de holding zou krijgen. Bij aflossing van de schuld zou de aandelenoverdracht worden teruggedraaid. Toen de holding en haar dochtermaatschappijen uiteindelijk failliet gingen, vond de levering van de aandelen niet plaats. De man wilde het afwaarderingsverlies op zijn lening aftrekken als verlies uit terbeschikkingstelling. Volgens hem was dit mogelijk, omdat hij door het sluiten van de leningsovereenkomst de economische eigendom van de bv had. In dat geval zou hij een lening hebben verstrekt aan een bv waarin hij een aanmerkelijk belang had, zodat het resultaat uit die lening zou vallen onder het resultaat uit overige werkzaamheden. De Belastingdienst en het hof wezen dit standpunt af. De overdracht van de aandelen zou alleen maar een vorm zijn van zekerheid stellen. De man had net zomin de economische eigendom als de juridische eigendom van de aandelen in de bv verkregen. Zijn verlies was daarom niet aftrekbaar. De man ging nog in cassatie, maar de Hoge Raad verklaarde zijn beroep zonder nadere motivering ongegrond.

(Bron: Taxence)

De laatste BTW-aangifte van het jaar is er eentje waarbij je extra moet opletten. Zo moet je onder meer een BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak opnemen. Je moet de BTW die je in rekening brengt op je uitgaande facturen afdragen aan de Belastingdienst. De BTW op de aankopen voor je onderneming kun je als voorbelasting in aftrek brengen. Dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld de auto van de zaak. De auto van de zaak kun je echter ook voor privé-ritten gebruiken. Je moet dat dan wel aan het einde van het jaar corrigeren.

In de laatste BTW-aangifte van het jaar moet je een BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak opnemen. Er is al snel sprake van privégebruik, omdat je sinds 1 juli 2011 ook het woon-werkverkeer tot het privégebruik moet rekenen.

Sinds 1 juli 2011 kun je voor de BTW-correctie voor het privégebruik een forfait van 2,7 procent van de catalogusprijs van de auto van de zaak toepassen. Daarnaast mag je voor deze BTW-correctie ook aansluiten bij het werkelijk privégebruik van de auto. Dit werkelijke gebruik zul je dan wel moeten aantonen aan de hand van een sluitende kilometeradministratie.

Lager BTW-forfait

Er geldt een lager forfait van 1,5 procent als de auto al vijf jaar – inclusief het aanschafjaar – in gebruik is. Je kunt dit lagere forfait ook toepassen als je bij de aanschaf van de auto geen BTW in aftrek hebt kunnen brengen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als je de margeregeling toepast.

Overige correcties

Bij de laatste aangifte van het boekjaar moet je ook rekening houden met de volgende correctieposten:

  • correctie BTW privégebruik gas, water, elektra en warmte;
  • correctie BTW voor gebruik door jou van tot het bedrijf behorende goederen voor andere dan bedrijfsdoeleinden;
  • correctie BTW voor verrichten van diensten door jou voor andere dan bedrijfsdoeleinden;
  • correcties in het kader van de bedrijfskantineregeling;
  • verdere correcties op aftrek van voorbelasting over verstrekkingen aan je werknemers (loon in natura),relatiegeschenken enzovoort;
  • herziening voorbelasting roerende/onroerende zaken;
  • herrekening voorbelasting op goederen en diensten bij wijziging gebruik.

Zorg ervoor dat je deze correcties aan het einde van het jaar goed in je aangifte verwerkt.

(Bron: Z24.nl)

Werknemers met een auto van de zaak en een ‘Verklaring geen privégebruik auto’ ontvangen vanaf 1 november 2012 een brief van de Belastingdienst. Met deze verklaring geeft de werknemer aan maximaal 500 privékilometer per kalenderjaar te rijden.

Inhoud brief In de brief wijst de Belastingdienst deze werknemers erop, dat de verklaring voor onbepaalde tijd is en geldig blijft zolang hun situatie niet verandert. Zij moeten wijzigingen zoals een andere (bestel)auto of wanneer zij meer dan 500 privékilometer per kalenderjaar rijden, zo snel mogelijk aan de fiscus doorgeven via dit formulier.

Pas op, ook als werkgever! Als een ‘Verklaring geen privégebruik auto’ onterecht is afgegeven, kan de Belastingdienst een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen, inclusief een boete, en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw opleggen. In eerste instantie wordt dit direct opgelegd aan uw werknemer, maar als u hier als werkgever vanaf wist, is het ook mogelijk dat u als werkgever zelf een naheffingsaanslag opgelegd krijgt. Attendeer uw werknemer er daarom op de brief ‘Verklaring geen privégebruik auto’goed te lezen en grijp indien nodig zelf in zodra u weet dat die verklaring inmiddels niet meer correct is.

Gevolgen werknemerspremies Vanaf 2013 valt, door de Wet uniformering loonbegrip, de auto van de zaak ook onder het loon sociale verzekeringen. Maakt uw werknemer ten onrechte gebruik van de ‘Verklaring geen privégebruik auto’, dan moet hij/zij naast de bovenvermelde naheffing ook de werknemerspremies betalen. Normaal zijn dit werkgeversheffingen, maar in dit geval komen deze ten laste van uw werknemer.

Informeer uw salarisexpert Wij adviseren eventuele wijzigingen (kopie van wijzigingsformulier) ook door te geven aan uw salarisexpert. Aan het einde van dit jaar zal u voorts worden gevraagd of bij u ook alle kentekens en waarden nog kloppen.

(Bron: Burad)

Als iemand naast een uitkering inkomen uit een dienstverband heeft en daarbij een auto van de zaak heeft waarvoor een bijtelling geldt, dan krijgt hij vanaf 1 januari 2013 waarschijnlijk een lagere uitkering. Dat meldt UWV.

Vanaf 1 januari telt de bijtelling mee bij de inkomsten die UWV van de uitkering aftrekt. Dit betekent dat UWV een hoger bedrag van de uitkering aftrekt en dat de uitkering lager kan worden. Deze wijziging is het gevolg van de nieuwe Wet Uniformering Loonbegrip (WUL).

Voorbeeld gevolgen WUL

Bart heeft recht op een WIA-uitkering van € 2.000. Hij heeft daarnaast een inkomen van € 1.000. 70% van deze € 1.000 wordt van zijn uitkering afgetrokken. Dat is € 700. Bart krijgt dus een uitkering van (€ 2.000 – € 700 = ) € 1.300. De bijtelling is € 500. In de nieuwe situatie telt dit mee als inkomen. Het totale inkomen van Bart wordt dan (€ 1.000 + € 500 = ) € 1.500. Vervolgens wordt 70% van deze € 1.500 van zijn uitkering afgetrokken. Dat is € 1.050. Bart krijgt dus een uitkering van (€ 2.000 – € 1.050 = ) € 950. Bart krijgt vanaf 1 januari 2013 dus (€ 1.300 – € 950 = ) € 350 minder uitkering dan in 2012.

Levensloopregeling

De WUL heeft ook gevolgen als iemand geld inlegt op een levensloopregeling. Hij krijgt dan mogelijk een wat hogere uitkering.

(Bron: Pleinplus)

Indien een werknemer aan het einde van zijn dienstverband nog opgebouwde, maar niet opgenomen, vakantiedagen over heeft, heeft hij recht op uitbetaling van die vakantiedagen. Als werkgever en werknemer niets overeenkomen over het wel of niet (deels) uitbetalen van die dagen, geldt de wettelijke regeling ten aanzien van de waarde van die vakantiedagen. Deze regeling schrijft voor dat de werknemer recht heeft op een uitkering in geld tot een bedrag van het loon over een tijdvak overeenkomstig de aanspraak op vakantie. Over de uitleg van deze regel ontstaat vaak discussie. Wat valt er onder “het loon”?
De rechtbank Amsterdam heeft deze zomer een overzichtelijke uitspraak gedaan over de manier van vaststellen van “het loon” dat werkgever moet voldoen over de uit te keren vakantiedagen. Het recht op vergoeding voor vakantiedagen is niet alleen in het Nederlandse recht geregeld, maar tevens in het Europese recht. In het Europese Handvest is als grondrecht opgenomen dat iedere werknemer recht heeft op een doorbetaalde vakantie. Dat recht is uitgewerkt in een Europese richtlijn en de Nederlandse wet moet zich weer conformeren aan de Europese richtlijnen. Dat betekent dat de uitleg van de Europese richtlijn effect heeft op de uitleg van de Nederlandse wet.
Het begrip loon wordt in het kader van die Europese richtlijn heel ruim uitgelegd. Het vakantieloon over een dag moet gelijk zijn aan de waarde van een aan het einde van de arbeidsovereenkomst uit te betalen vakantiedag. Dat betekent dat niet alleen het kale bruto salaris meetelt, maar alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken die de werknemer in zijn arbeidsovereenkomst zijn opgedragen en waarvoor hij een financiële vergoeding ontvangt. De Hoge Raad had het loonbegrip ook al ruim uitgelegd, maar had dat niet geconcretiseerd tot welke componenten zouden moeten meetellen.
De rechtbank Amsterdam heeft zich nu concreet uitgelaten over verschillende componenten. Volgens de rechtbank behoort een structureel toegekende bonus tot die componenten zolang de bonus afhankelijk is van de inspanningen van de werknemer. Als een werknemer bijvoorbeeld de afgelopen drie jaar een bonus heeft ontvangen voor door hem gerealiseerde projecten, dan dient de gemiddelde waarde van die bonus over de afgelopen drie jaar mee te tellen met “het loon” waarmee de vakantiedagen worden uitbetaald. Daarnaast telt volgens de rechtbank de werkgeversbijdrage pensioenpremie mee, omdat de werkgever die bijdrage ook had betaald als de werknemer gedurende de opgebouwde vakantiedagen nog in dienst was gebleven. De achterliggende gedachte is dat de werknemer bij uitbetaling van vakantiedagen niet in een nadeliger positie mag komen te verkeren dan bij in dienst blijven en het opnemen van die vakantiedagen.
Het is aan te raden om in geval van een opgebouwd stuwmeer aan vakantiedagen van te voren met de werknemer af te spreken wat hij nog voor vergoeding krijgt uitbetaald. Gezien de nieuwe korte vervaltermijn van vakantiedagen, zal het daarentegen steeds minder vaak voorkomen dat een werknemer een stuwmeer aan vakantiedagen heeft opgebouwd – althans, dat is de bedoeling van de huidige regeling.

(Bron: Wieringa Advocaten)

Met ingang van 1 januari 2013 geldt voor de toeslagen een nieuw partnerbegrip. Een wetswijziging van die strekking treedt per die datum in werking.

Hierbij wordt aangesloten bij het basispartnerbegrip van art. 5a AWR zoals dat al vanaf 1 januari 2011 geldt. In verband met de implementatie van een nieuw automatiseringssysteem bij de Belastingdienst/Toeslagen is destijds besloten om het nieuwe partnerbegrip voor de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in te voeren op het moment waarop de implementatie van dat nieuwe systeem is voltooid. Dat is per 1 januari 2013 het geval.

Daarnaast treden per 1 januari 2013 enkele wijzigingen in werking in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Zo wordt geregeld dat de inspecteur ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende teruggaven inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet of voorschotten op die teruggaven bij voor bezwaar vatbare beschikking kan terugvorderen. Tenslotte wordt er een wijziging aangebracht in art. 50 Zvw die verband houdt met de vervanging van de regeling heffingsrente door die van de belastingrente.

(Bron: Accountancynieuws)

Voordat u een dienst verricht, moet u uw klant informatie geven over uw bedrijf en de te leveren dienst. Dit staat in de Europese Dienstenrichtlijn. Door duidelijke informatie te geven zorgt u voor vertrouwen tussen u en de klant, zowel zakelijke afnemers (business-to-business) als consumenten (business-to-consumers).

Sommige informatie moet u aan uw klant verstrekken voordat u de dienst levert. Andere informatie hoeft u alleen te geven op verzoek van de klant.

Informatie vooraf

Informatie die u altijd moet geven voor u de dienst levert of voor het contract of de overeenkomst wordt getekend, is:

  • naam en adresgegevens (vestigingsadres, telefoon- en/of faxnummer, e-mailadres) van uw onderneming. Vermeld tevens het adres waarheen eventuele vragen of klachten gestuurd kunnen worden wanneer dit afwijkt van uw vestigingsadres;
  • de rechtspositie en rechtsvorm van uw onderneming;
  • uw inschrijfnummer in het Handelsregister;
  • uw btw-nummer;
  • de prijs van de dienst die u levert wanneer deze vooraf vaststaat;
  • de kenmerken van de dienst, indien dit niet duidelijk is uit de context;
  • wanneer u algemene voorwaarden en bepalingen hanteert, moet u deze verstrekken, inclusief eventuele bepalingen over het op de overeenkomst toepasselijke recht en de bevoegde rechter;
  • wanneer er voor uw bedrijf een vergunning vereist is: de adresgegevens van de bevoegde instantie die de vergunning heeft verleend of van het centraal loket;
  • beoefent u een gereglementeerd beroep, vermeld dan uw inschrijving in een beroepsorde of bij een vergelijkbare organisatie, evenals de beroepstitel en het land waar die is verleend;
  • niet bij wet voorgeschreven garantie na verkoop;
  • wanneer u gebonden bent aan een gedragscode of lid van een beroepsorde waarbij geschillen buiten de rechter om afgehandeld kunnen worden, dan moet u dit vermelden. Ook geeft u informatie over waar de gedragscode of informatie over de beroepsorde te raadplegen is. Dit dient u te vermelden in elk document waarin uw diensten in detail worden beschreven. Daarnaast moet u aangeven waar uw klant kan nalezen hoe geschillen worden afgehandeld en wat de voorwaarden zijn.

Alle informatie moet helder en ondubbelzinnig zijn.

Wijze van bekendmaking

U mag kiezen op welke van de 4 onderstaande manieren u de informatie aan uw klant geeft:

  • op eigen initiatief;
  • ter inzage leggen op de plek waar de dienst wordt verricht of het contract/de overeenkomst wordt getekend;
  • digitaal beschikbaar stellen, bijvoorbeeld op uw website. Het adres van die website maakt u bekend aan uw klant;
  • meesturen met een offerte of informatiedocumenten.

Informatie op verzoek

Als een afnemer daarom vraagt, moet u ook de volgende informatie aan hem verstrekken:

  • wanneer vooraf geen prijs is afgesproken: de prijs, de manier waarop de prijs berekend wordt of een gedetailleerde kostenschatting van de dienst;
  • informatie over activiteiten en partnerschappen die direct verband houden met de dienst en de maatregelen die u heeft genomen om belangenconflicten te voorkomen. Deze informatie dient u te vermelden in elk document waarin uw diensten in detail worden beschreven;
  • wanneer u onder een gedragscode valt, moet u deze vermelden, evenals het adres waar deze digitaal kan worden geraadpleegd en in welke talen deze beschikbaar is;
  • voor gereglementeerde beroepen: een verwijzing naar de in het land van vestiging geldende beroepsregels en de manier waarop deze zijn in te zien.

Europese dienstenrichtlijn

Bovenstaande regels staan in de Europese Dienstenrichtlijn. De Dienstenrichtlijn maakt het voor dienstverleners gemakkelijker om te ondernemen in de Europese Unie (EU), IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. Bovendien is het de bedoeling dat er meer grensoverschrijdend dienstenverkeer zal gaan plaatsvinden. In Nederland is de Dienstenrichtlijn vastgelegd in de Dienstenwet.

(Bron: Overheid)

De Belastingdienst heeft de verwachte regels  vanaf 1 januari 2013 voor het inhouden en betalen van de loonheffingen gepubliceerd in de Nieuwsbrief Loonheffingen 2013.

Loonbegrip

De tarieven en percentages voor 2013 zijn nog niet bekend, besluitvorming  over een aantal nieuwe regelingen nog niet afgerond. Er verschijnen daarom verschillende uitgaven van de nieuwsbrief.

In deze nieuwsbrief vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Uniformering loonbegrip: grondslagen voor het berekenen van het loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen, de werknemersverzekeringen en de Zvw gelijk, het zogenoemde uniforme loonbegrip

2 Veranderingen premiekortingen voor ouderderen en arbeidsgehandicapte werknemers

3 Aangifte loonheffingen: veranderingen en aandachtspunten:

– het uitbreiden van de codes voor de loonbelastingtabel met codes 251 en 252

– het toevoegen van inkomenscode (looncode) 53

– het vervallen van code aard arbeidsverhouding (code dienstbetrekking) 5

– het toevoegen van code reden einde inkomstenverhouding flexwerker 6

– het vervallen en toevoegen van codes Zorgverzekeringswet – het samenvoegen van de lonen voor de Zorgverzekeringswet (loon uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking)

– het aanpassen van de omschrijving van code Zorgverzekeringswet I

– het toevoegen van de rubriek ‘Tijdelijke heffingskorting’

– het toevoegen van de rubriek ‘Pseudo-eindheffing hoog loon’

Belangrijke aandachtspunten zijn:

– het invullen van de aanwas van de cumulatieve premielonen

– het aantal SV-dagen (loondagen) en loonuren bij het opnemen van levenslooptegoed

– het invullen van de rubriek ‘Indicatie vakantiebonnen’

4  Verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd

Bijtelling voordeel privégebruik auto

– 14% bijtelling bij max 88 (diesel)/95(geen dielsel) gram Co2 uitstoot per kilometer; – 20% bijtelling bij max 112 (diesel)/124(geen dielsel) gram Co2 uitstoot per kilometer; – 25% bijtellilng overig.

6   Tarief pseudo-eindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen verhoogd

Per 1 januari 2013 wordt het tarief van de pseudo-eindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen verhoogd van 30% naar 75% ver het excessieve deel van vertrekvergoedingen van werknemers die in 2009 of later bij u uit dienst gaan, een cirisismaatregel uit het Lenteakkoord. U betaalt in de volgende situaties: –  De werknemer gaat in 2013 bij u uit dienst en de vertrekvergoeding is hoger dan het toetsloon. Het toetsloon voor 2013 is op dit moment nog niet bekend. – U doet in 2013 nog nabetalingen voor een werknemer die in 2009, 2010, 2011 of 2012 bij u uit dienst is gegaan.
De pseudo-eindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen geeft u apart aan met het formulier Aangifteloonheffingen pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding. De vertrekvergoeding zelf moet u als loon van de werknemer in de reguliere aangifte loonheffingen verwerken.

Heffingsrente wordt belastingrente

 

Onderwerp  Heffingsrente   tot 2013 Belastingrente   vanaf 2013
periode waarover de rente berekend wordt periodes tot en met 31-12-2011 periodes vanaf 1 januari 2012
naheffingsaanslag: einddatum van de periode   waarover u rente aan ons moet betalen (de begindatum is onveranderd*) de datum van de naheffingsaanslag de datum waarop u de naheffings­aanslag uiterlijk betaald moet   hebben: de datum van de naheffings­aanslag plus 14 kalenderdagen
teruggaaf over perioden in een voorgaand jaar:   vergoeden van rente aan u vergoeding van de rente in alle gevallen vergoeding van de rente alleen als het tijdstip van de teruggaaf   het gevolg is van een vormverzuim** of een tijdverzuim*** van ons
Correctie of verzoek om teruggaaf: begindatum   van de periode waarover wij u rente vergoeden 1 april van het jaar dat volgt op het jaar waarop de correctie   of het verzoek om teruggaaf betrekking heeft 8 weken nadat wij uw oorspronkelijke correctie of verzoek om   teruggaaf hebben ontvangen, maar nooit eerder dan 1 april van het jaar dat   volgt op het jaar waarop de correctie of het verzoek betrekking heeft
Correctie of verzoek om teruggaaf: wij u rente   vergoeden de datum van de datum van de beschikking de beschikking plus  14   kalenderdagen
bezwaar tegen een aangifte: begindatum van de   periode waarover wij u rente vergoeden 1 april van het jaar dat volgt op het jaar waarop het bezwaar   betrekking heeft de dag na ontvangst van de betaling van de aangifte, maar nooit   eerder dan 1 april van het jaar dat volgt op het jaar waarop het bezwaar   betrekking heeft
bezwaar tegen een aangifte: einddatum van de   periode waarover wij u rente vergoeden de datum van de beschikking de datum van de   beschikking plus 14 kalenderdagen
rentetarief heffingsrente: deze rente   wordt elk kwartaal vastgesteld wettelijk rentepercentage voor niet­handelstransacties

*   De begindatum van de periode waarover u rente aan ons moet betalen bij naheffingsaanslagen, is onveranderd: 1 januari van het jaar dat volgt op de periode waarvoor de naheffingsaanslag geldt. ** Bij een vormverzuim herzien wij een eerder standpunt waardoor u een teruggaaf krijgt. ***  Bij een tijdverzuim handelen wij een verzoek of bezwaar te laat af, dat wil zeggen meer dan 8 weken nadat u het verzoek  of bezwaar hebt ingediend.

(Bron: Elsevierfiscaal)