Archive for november, 2013

Kan de commercieel directeur – die geen statutair directeur is – bij aandeelhoudersvergadering zomaar worden ontslagen? De Norkem uitspraak.

De zaak
Commercieel Directeur X  (hierna: “CD”) is sinds 2005 in dienst van Norkem B.V. en sinds juni 2011 commercieel directeur van die B.V. Bij aandeelhoudersvergadering van 23 januari 2013 is de benoeming van CD als ‘director’ van Norkem met onmiddellijke ingang beëindigd. De vraag die aan de rechter wordt voorgelegd is of dit ontslag rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.

Wanneer is een ontslag rechtsgeldig?
Degene die bevoegd is tot het benoemen van de statutair directeur, is ook bevoegd tot het ontslaan van de statutair directeur. De benoeming vindt plaats zoals in de statuten is bepaald en meestel is dat de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) of de Raad van Commissarissen (RvC) .

Wat speelt er?
De centrale vraag die in deze zaak speelt is of CD bij Norkem werkzaam was als statutair directeur of dat hij bij Norkem werkzaam was als gevolmachtigd directeur. Het antwoord daarop is bepalend voor de vraag of CD nog in loondienst is bij Norkem en daarom aanspraak kan blijven maken op betaling van loon.

Wat zijn de argumenten van de commercieel directeur?
De commercieel directeur geeft aan dat hij geen statutair directeur is, maar een ‘gewone’ werknemer.

Wat zegt de rechter?
De rechter oordeelt dat een duidelijke en ondubbelzinnige benoeming van CD tot statutair directeur ontbreekt, hetgeen tot gevolg heeft dat Norkem met een enkel ontslagbesluit de directeur niet zomaar kon ontslaan. CD was zich er ook niet zich bewust van dat hij statutair bestuurder zou worden bij ondertekening van de stukken en ook is niet gebleken dat CD specifieke kennis bezat waardoor hij wist wat de gevolgen waren van hetgeen hij ondertekende.

Oordeel?
Geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst vanwege het ontbreken van een ontslagvergunning (of een gerechtelijke titel tot ontbinding) niet rechtsgeldig is geëindigd. De loonvordering van CD wordt toegewezen.

Conclusie
In de praktijk blijken veel fouten gemaakt te worden bij het ontslag van de statutair bestuurder. Dit heeft tot gevolg dat het ontslag niet rechtsgeldig is en, zoals hiervoor al even uiteengezet, zijn er zeker enkele instrumenten voor de statutair bestuurder om dit ontslag aan te vechten.

Enkele praktische tips:

  • Maak altijd bezwaar tegen het ontslag;
  • Vraag eventueel uitstel voor de AvA/RvC, opdat u juridisch advies kunt vragen;
  • Wordt uitstel niet verleend, ga dan naar de AvA en bestrijdt de conclusie dat er redenen zijn om de arbeidsverhouding met u te beëindigen of merk op dat er wellicht sprake is van een opzegverbo (ziekte, zwangerschap etc);
  • Vraag een schriftelijke bevestiging van het ontslag;
  • Houd u beschikbaar voor verrichten van uw werkzaamheden;
  • Probeer zoveel mogelijk relevante documenten te verzamelen, die zicht kunnen geven op het feit dat er geen redenen zijn om de arbeidsverhouding met u te beëindigen (omzetgegevens, e-mailberichten, functionerings – en beoordelingsverslagen etc).

(Bron: Pellicaan)

In bepaalde gevallen is het de werkgever verboden, ook al heeft hij toestemming van het UWV WERKbedrijf ontvangen, de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Doet hij dit toch, dan heeft de werknemer gedurende 2 maanden na de opzegging de mogelijkheid de opzegging te vernietigen. Zo’n vernietiging betekent dat de opzegging niet heeft plaatsgevonden en de arbeidsovereenkomst voortduurt.
Welke opzegverboden kent de wet?

De werkgever kan in de volgende situaties niet opzeggen (ook al heeft hij dus toestemming daarvoor van het UWV WERKbedrijf!):

  • Tijdens de eerste 2 jaren van ziekte/arbeidsongeschiktheid;
  • Tijdens zwangerschap;
  • Tijdens bevallingsverlof en de periode tot en met 6 weken daarna;
  • Tijdens militaire dienst of vervangende dienst;
  • Zolang de werknemer lid is van de ondernemingsraad of aangesloten commissie of raad;
  • Wegens lidmaatschap van een vakbond;
  • Wegens het opnemen van ouderschapsverlof;
  • Wegens overgang van een onderneming;
  • Op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid of burgerlijke staat.

Belangrijkste uitzonderingen:

In geval van opzegging door de werkgever tijdens de proeftijd, of wegens een dringende reden, zijn de opzegverboden niet van toepassing

Als de werkgever opzegt wegens de beëindiging van de activiteiten van zijn onderneming of deel van zijn onderneming (waarbinnen de werknemer werkzaam is), dan gelden de opzegverboden niet (dat weer met uitzondering van de werkneemster die zwangerschaps-, of bevallingsverlof geniet).

Het opzegverbod tijdens ziekte geldt niet, indien de werknemer ziek is geworden, nadat de werkgever de ontslagprocedure bij het UWV WERKbedrijf is begonnen, of indien de werknemer onvoldoende voldoet aan zijn re-integratieverplichtingen.

Is de werknemer statutair directeur dan geldt het opzegverbod niet, indien de directeur ziek is geworden, nadat hij de uitnodiging om op de aandeelhoudersvergadering, betreffende zijn ontslag, te verschijnen, heeft ontvangen.

Verder gelden de opzegverboden uiteraard niet als u en uw werknemer met wederzijds goedvinden uit elkaar gaan. Kom dit schriftelijk overeen met uw werknemer om later problemen te voorkomen. Ook geldt geen opzegverbod als de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt.

Opzegverboden en ontbindingsprocedure bij de Kantonrechter

Opzegverboden spelen een rol bij opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, na toestemming daartoe van het UWV WERKbedrijf. Het bestaan van zo’n opzegverbod kan een reden voor de werkgever zijn de ontslagprocedure niet bij het UWV WERKbedrijf, maar bij de Kantonrechter aanhangig te maken. De Kantonrechter is in principe niet aan de opzegverboden gebonden. Wel zal de Kantonrechter bezien of het ontbindingsverzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Is dat niet het geval (bijvoorbeeld ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden van een zieke werknemer), dan zal de Kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden.

Twijfelt u? Vraag dan altijd juridisch advies om problemen te voorkomen.

(Bron: Pellicaan)

‘Reparatie vereenvoudigde vaststelling mogelijk te laat voor jaarrekening 2012’

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor ‘Reparatie vereenvoudigde vaststelling mogelijk te laat voor jaarrekening 2012’

De reparatie van de vereenvoudigde vaststelling van de jaarrekening wanneer alle aandeelhouders tevens bestuurder zijn van de bv, komt waarschijnlijk te laat voor de jaarrekening van 2012. Jeroen Missaar, corporate lawyer en voorzitter van NEVOA (Beroepsorganisatie Bedrijfsjuridisch adviseurs) waarschuwt de praktijk om hier rekening mee te houden, zo valt te lezen op de website TaxLive.

Op 14 oktober is het wetsvoorstel ‘Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013’ bij de Tweede Kamer ingediend. Hierin is een reparatie aangebracht op de vereenvoudigde vaststelling van de jaarrekening als alle aandeelhouders tevens bestuurder van de bv zijn. Pas op 6 november zal de  vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer zich buigen over de verdere behandeling van het wetsvoorstel. Pas dan wordt duidelijk of er nog nadere vragen zullen komen of dat het wetsvoorstel op korte termijn als hamerstuk wordt afgedaan. Is dat laatste het geval dan moet de Eerste Kamer nog instemmen en moet de Wet daarna nog in het Staatsblad worden gepubliceerd. Er bestaat dus een zeer reële kans dat de ‘Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013′ niet vóór 8 december aanstaande in werking treedt.

Volgens Missaar is een waarschuwing op zijn plaats. ‘Nu de reparatie mogelijk te laat komt, doen bv’s waarvan alle aandeelhouders tevens bestuurder zijn en die in hun statuten nog de oude regeling hebben opgenomen dat de vaststelling geschiedt door de algemene vergadering, er verstandig aan om de jaarrekening van 2012  binnen 8 dagen na ondertekening te deponeren en in ieder geval vóór 8 december 2013. De publicatietermijn luistert nauw. De bestuurder die te laat is met publiceren loopt immers het risico van ‘onbehoorlijk bestuur’ en daarmee mogelijke aansprakelijkstelling in met name situaties van faillissement. Wie de jaarrekening te laat deponeert  bij de Kamer van Koophandel riskeert bovendien een boete van enkele duizenden euro’s.’

(Bron: Taxlive)

Als een werknemer met zijn werkgever afspreekt dat hij een eventuele bijtelling vanwege het privégebruik van de bedrijfsauto zal betalen, moet deze betaling ook echt plaatsvinden in hetzelfde boekjaar. Zo niet, dan zal de Belastingdienst stellen dat toch een bijtelling moet plaatsvinden.

In de volgende zaak ging een werknemer de mist in toen hij probeerde onder de bijtelling privégebruik auto van de zaak uit te komen. Hij had bij de Belastingdienst een Verklaring geen privégebruik auto aangevraagd. Daarbij gold als voorwaarde dat de werknemer een rittenregistratie moest bijhouden. Toen hij dit naliet, kreeg hij van de fiscus een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd. De man stelde dat de bijtelling moest worden vernietigd, omdat hij met zijn werkgever was overeengekomen dat een eventuele bijtelling zou worden verrekend via de rekening courant aan het einde van het boekjaar. Hof Arnhem-Leeuwarden concludeerde dat zo’n vergoeding alleen aftrekbaar was van de bijtelling voor zover deze in hetzelfde loontijdvak en/of hetzelfde boekjaar plaatsvond. In werkelijkheid had de verrekening een paar jaar later plaatsgevonden. Het hof oordeelde daarom dat de inspecteur de werknemer terecht de naheffingsaanslag had opgelegd.

(Bron: Taxence)

Na het ontvangen van een erfenis dient er een aangifte erfbelasting gedaan te worden. Onderstaand enkele basale aandachtspunten bij een aangifte erfbelasting:

  • Is er een eerder overlijden van een partner geweest, waardoor er nog schulden zijn aan erfgenamen van de eerst overledene?
  • Is er een kopie voorhanden van de aangifte erfbelasting van een eerder overleden partner?
  • Overtuig u ervan dat u het meest aktuele testament hebt, welk niet herroepen is. O.a. een verklaring van erfrecht geeft u hier uitsluitsel over.
  • Waardering van de eigen woning op het moment van overlijden. Is de WOZ waarde akkoord of moet er alsnog bezwaar gemaakt worden?
  • Heeft u de volledige namen, BSN-nummers, geboortedata en adressen van de erfgenamen?
  • Zijn alle belastingaangiften van voorgaande jaren en lopend jaar afgewikkeld?
  • Zijn er belastingschulden c.q. belastingvorderingen op het moment van overlijden?
  • Wie is er gemachtigd om de aangifte erfbelasting te ondertekenen?
  • Zijn er schenkingen geweest in de periode van zes maanden voorafgaand aan het overlijden?
  • Moet er uitstel gevraagd worden voor het betalen van de erfbelasting?

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft onlangs de voorwaarden van de subsidieregeling praktijkleren, die per 1 januari 2014 in werking treedt, opgenomen in een concept. Dit concept ligt nu bij de Tweede Kamer. De voorwaarden worden op 1 november 2013 officieel gepubliceerd in de Staatscourant.

Het is inmiddels algemeen bekend dat de nieuwe subsidieregeling praktijkleren per 1 januari 2014 in de plaats komt van de afdrachtvermindering onderwijs. Uit het onlangs verschenen concept blijkt dat de nieuwe subsidieregeling alleen gaat gelden voor de volgende groepen:

  • deelnemers aan een mbo-beroepsbegeleidende leerweg (bbl);
  • studenten die een hbo-opleiding volgen in de techniek (inclusief landbouw en natuurlijke omgeving), bestaande uit een combinatie van leren en werken;
  • promovendi die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een instituut van de KNAW of NWO;
  • werknemers van een privaatrechtelijke rechtspersoon of TNO die promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen.

 

Subsidiebedrag

Werkgevers die een subsidie willen krijgen, kunnen hiervoor een aanvraag indienen tot en met 15 september na het studiejaar waarvoor zij subsidie aanvragen. Na 15 september telt Agentschap NL (die verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze subsidieregeling) alle gerealiseerde leerwerkplaatsen per sector op. Dit kunnen ook halve of kwart plaatsen zijn, afhankelijk van de begeleidingsduur in het afgelopen studiejaar. Vervolgens wordt het beschikbare bedrag per sector gedeeld door het aantal plaatsen. Het bedrag per plaats bedraagt maximaal 2700 euro. Voor 2014 is het totale subsidiebudget van circa 205 miljoen euro als volgt verdeeld. Mbo sector: ongeveer 190 miljoen euro, dat is circa 92% van het totale budget. Hbo sector: circa 8 miljoen euro, dat is ongeveer 4% van het totale budget. Promovendi/toio’s: circa 7 miljoen euro, dit komt neer op ongeveer 3% van het totale budget.

 

Subsidievoorwaarden

Om in aanmerking te komen voor de subsidie moeten werkgevers voldoen aan diverse voorwaarden. Een van de belangrijkste voorwaarden voor het mbo en hbo is dat het bedrijf een erkend leerbedrijf moet zijn. Het bedrijf dat de beroepspraktijkvorming voor een mbo-er verzorgt, moet bovendien een gunstige beoordeling hebben gekregen van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven. In het hbo moet de onderwijsinstelling met erkende croho-opleidingen ervoor zorgen dat de student het praktijkdeel bij een bedrijf vervult dat goede begeleiding biedt.

 

Schriftelijke overeenkomsten

Voor het mbo geldt dat de beroepspraktijkvorming door een bedrijf moet plaatsvinden aan de hand van een overeenkomst tussen deelnemer, onderwijsinstelling, bedrijf en kenniscentrum. De overeenkomst moet in ieder geval afspraken bevatten over de begeleiding en het deel van de kwalificatie dat moet worden behaald en de beoordeling daarvan. Voor het hbo moet de begeleiding door een bedrijf plaatsvinden op grond van een overeenkomst tussen de student, het bedrijf en de onderwijsinstelling. In die overeenkomst moeten de begeleiding van de student en de kwaliteiten worden geregeld die de student moet realiseren op de praktijkplaats.

 

Onderwijsuren

Een ander belangrijk aandachtspunt is het aantal uren dat geldt voor het onderwijsprogramma van een mbo-bbl opleiding. Elk studiejaar moet namelijk worden voldaan aan minimaal 200 uur begeleide onderwijsuren en minstens 610 klokuren beroepspraktijkvorming. Deze eis geldt echter niet voor werkgevers die vóór 1 augustus een BBL-praktijkovereenkomst hebben gesloten. Tot slot geeft de minister aan dat een deelnemer of student een volledig onderwijsprogramma voor een erkend kwalificerend diploma moet volgen en de opleidingen geregistreerd moeten zijn in het centraal register beroepsopleidingen (Crebo) of in het centraal register opleidingen hoger onderwijs (Croho).

(Bron: Taxence)

“Ik heb een bedrijf in een gehuurde winkelruimte en wil nu het huurcontract opzeggen omdat de resultaten tegenvallen. Het contract loopt nog drie jaar door. Wat zijn de consequenties?”

Als u een huurcontract voor een winkelruimte tussentijds opzegt, bent u schadeplichtig, want in dat geval pleegt u wanprestatie. De verhuurder zal dan schadevergoeding eisen. Uitgangspunt voor die schadevergoeding is in principe het totale bedrag aan huur dat tot de einddatum van het contract nog betaald had moeten worden. De kantonrechter kan hier ook van afwijken.

U bent in principe verplicht om de schadevergoeding in een keer op te hoesten, maar afhankelijk van uw financiële situatie – en als de verhuurder daarmee instemt – kunt u gespreid betalen.

U kunt ook proberen om het met de verhuurder eens te worden dat de huurovereenkomst eerder eindigt dan was overeengekomen. Er kan dan een afkoopsom worden afgesproken. Vraag is alleen wat de verhuurder hier voor baat bij heeft. Kunt u tot afspraken komen, leg deze dan schriftelijk vast.”

Er ís een uitweg
“U kunt onder de schadevergoeding uitkomen als u iemand weet te vinden die het huurcontract overneemt. Dit heet indeplaatsstelling. Het huurcontract wordt dan met alle daaraan verbonden rechten en plichten op iemand anders overdragen. 

De verhuurder moet in principe medewerking verlenen aan een indeplaatsstelling, tenzij deze bijvoorbeeld het vermoeden heeft en bij de kantonrechter aannemelijk kan maken dat de nieuwe huurder zich niet als goed huurder zal gedragen en/of de huurovereenkomst niet volledig zal nakomen. De verhuurder zal daarvoor wel van goeden huize moeten komen.

Let op! Een verhuurder mag de nieuwe huurder geen hogere huur in rekening brengen. Dan is er namelijk sprake van een nieuwe huurovereenkomst en niet van indeplaatsstelling.”

* Voor winkelruimten zijn contracten van tien jaar (twee keer vijf jaar) verplicht (dwingend recht). De (hoogte van de) schadevergoeding vloeit voort uit het feit dat tussentijdse opzegging (binnen de termijnen van vijf jaar) niet is toegestaan, zelfs niet als dit in de huurovereenkomst werd opgenomen. Na tien jaar (tenzij anders wordt afgesproken) ontstaat een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een opzegtermijn van een jaar.

Als een deel van de koopsom voor een onroerende zaak wordt kwijtgescholden op hetzelfde moment als de levering, dan is voor de Successiewet sprake van een schenking van een deel van de onroerende zaak. Dit kan in sommige gevallen leiden tot een hogere aanslag schenkbelasting.

Een duidelijk voorbeeld hiervan is een zaak voor Rechtbank Noord-Holland waarbij een man aangifte deed van een schenking van € 40.000 en tegelijkertijd verzocht om verrekening van de door hem betaalde overdrachtsbelasting. De inspecteur nam het standpunt in dat hier sprake was van een schenking van een deel van een onroerende zaak. Het bedrag van € 40.000 betrof namelijk een kwijtschelding van een deel van de koopsom van een onroerende zaak die de man in 2010 had gekocht. En deze kwijtschelding vond plaats gelijktijdig met de levering van de onroerende zaak. Volgens de inspecteur bedroeg de schenking (op basis van de WOZ-waarde van de onroerende zaak) niet € 40.000 maar € 48.000. Het hof gaf de inspecteur gelijk. Nu € 40.000 van de koopsom was kwijtgescholden gelijktijdig met de levering, was er sprake van een samenstel van rechtshandelingen. In dat geval moet voor de Successiewet worden uitgegaan van een verkrijging krachtens schenking van een deel van de onroerende zaak. De inspecteur had juist gehandeld en dus bleef de aanslag in stand.

(Bron: Taxence)

Inleiding

De laatste tijd krijg ik regelmatig de vraag voorgelegd of het mogelijk is om een werknemer op staande voet te ontslaan wegens werkweigering. Mijn reactie is dan steeds dat dit zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval, waarna ik vervolgens op basis van feitenrelaas door de cliënt advies op maat geef.

Als een werknemer hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten die door of namens zijn werkgever worden gegeven, dan kan dat voor de werkgever volgens de wet een dringende reden zijn om de werknemer op staande voet te ontslaan.

Uit de praktijk blijkt echter dat lang niet elke werkweigering ontslag op staande voet rechtvaardigt. Hieronder enkele veel voorkomende voorbeelden

Arbeidsongeschiktheid

Uiteraard dient zeer voorzicht te worden gehandeld, indien (het vermoeden bestaat dat) de werknemer arbeidsongeschikt is. Werkverzuim wegens ziekte is geen dringende reden. Indien de werkgever een werknemer wil ontslaan wegens werkweigering en de werknemer beroept zich (later) op arbeidsongeschiktheid, de werkgever in dat geval dient te bewijzen dat de werknemer arbeidsgeschikt was. Een werknemer die te goeder trouw afgaat op het oordeel van de arts of specialist dat hij niet werken, mag er op vertouwen arbeidsongeschikt te zijn (geweest).

Herhaaldelijk te laat komen

De werknemer die zonder gegronde reden te laat op zijn werk komt, kan niet op staande voet worden ontslagen. Dit wordt echter anders, indien de werknemer veelvuldig te laat komt en de werkgever hem verschillende malen (schriftelijk) heeft gewaarschuwd dat dit plichtsverzuim zal kunnen leiden tot ontslag op staande voet.

Detentie

Niet-aanwezigheid op het werk wegens arrestatie door de politie is volgens vaste jurisprudentie geen dringende reden voor ontslag op staande voet. Wel kan afhankelijk van de omstandigheden (veroordeling, lengte vrijheidsstraf, vertrouwensbreuk) detentie van een werknemer reden zijn om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden

Opnemen vakantiedagen

Het opnemen van vakantiedagen in strijd met de hieromtrent gemaakte afspraken met de werkgever, zal als regel wel een dringende reden zijn. Als de werknemer ziek wordt tijdens de vakantie, dan dient hij dit direct aan zijn werkgever te melden. De dagen waarop een werknemer tijdens vakantie in het buitenland ziek is, worden in beginsel niet in mindering gebracht op het tegoed aan vakantiedagen van de werknemer. Indien de werkgever twijfelt aan de arbeidsongeschiktheid van de werknemer kan hij een onderzoek instellen. Daarbij mag de werkgever zelfs verlangen dat de werknemer naar Nederland terugkeert, indien en voor zover de werknemer in staat is te reizen. De bedrijfsarts in Nederland of in het buitenland kan als enige bepalen of de werknemer al dan niet arbeidsongeschikt was. Weigert de werknemer zich te laten controleren door de bedrijfsarts, dan is de sanctie van loonopschorting mogelijk in plaats van ontslag.

Terugkomen op werkweigering

Als de werknemer vrij snel direct na de werkweigering terugkomt op zijn besluit, dan zal het ontslag op staande voet geen stand houden. Een postbode die geweigerd had om post te bezorgen omdat deze herhaaldelijk te laat op het steunpunt aanwezig was, werd om die reden op staande voet ontslagen. De man was echter een kwartier na de weigering al op zijn besluit teruggekomen. De rechter bepaalde daarom dat het ontslag ten onrechte was gegeven. De werkgever moest de werknemer weer toelaten tot zijn werk.

Conclusie

Kortom, de mogelijkheid van ontslag op staande voet wegens werkweigering is sterk afhankelijk van de concrete feiten. In de praktijk blijkt  voor werkgever helaas maar al te vaal dat een ontslag op staande voet in rechte geen stand houdt. Het is dan ook zaak om bij het voornemen van ontslag op staande voet een arbeidsrecht advocaat te raadplegen.

(Bron: Pellicaan Advocaten)

Mijn werknemer krijgt een kind, en nu?
Je werknemer kondigt aan: ‘Ik ben zwanger’. Wat zijn de rechten van je medewerker vanaf dit moment en wat zijn jouw plichten? Een overzicht van de periode van zwangerschap tot zes maanden na de bevalling.
Misschien denk je alleen aan het directe gevolg van de zwangerschap van je werknemer: help, zestien weken één kracht minder. Maar er zijn meer gevolgen. Als werkgever heb je verschillende plichten, tot zes maanden na de bevalling.

Plichten tijdens en na de zwangerschap

Als werkgever ben je verplicht om de gezondheid van je werknemer en haar kind tijdens de zwangerschap en borstvoeding zo goed mogelijk te beschermen, zodat ze haar werk kan blijven doen. Specifieker gezegd gelden de volgende plichten vanuit de Arbowet:
  • Binnen twee weken nadat je werknemer heeft verteld dat ze zwanger is, moet je haar inlichten over de gevaren van het werk voor haar en haar ongeboren kind. Zowel tijdens de zwangerschap als tijdens de periode van het geven van borstvoeding. Denk aan blootstelling aan gevaarlijke stoffen, infectierisico’s en werkstress. Die voorlichting levert je ook iets op. Uit onderzoek (bron: De Zaak) blijkt namelijk dat werknemers die zijn voorgelicht over zwangerschap en werk, minder verzuimen tijdens de zwangerschap.
  • Je bent wettelijk verplicht het werk voor je zwangere medewerker zó te organiseren dat het geen schadelijke gevolgen heeft voor de zwangerschap, het ongeboren kind en de werknemer zelf. Als je zwangere werknemer met gevaarlijke stoffen werkt of veel moet tillen en dragen, moet je haar werkzaamheden aanpassen. Heeft je werknemer ‘normale’ werkzaamheden, ook dán moet je mogelijk maatregelen nemen. Bijvoorbeeld werktijden aanpassen of extra rusttijden invoeren.

Rechten van je werknemer

Tot zes maanden na de bevalling heeft je werknemer volgens de Arbeidstijdenwet recht op:
  • extra pauzes (maximaal een achtste deel van de werktijd)
  • een geschikte, afsluitbare ruimte om te rusten of te kolven
  • vrijstelling van overwerk en nachtdiensten
  • zwangerschapsonderzoek in werktijd, tot haar bevalling
In de praktijk zal het niet vaak voorkomen, dat je medewerker naar je toe stapt voor de aanleg van een kolfkamer, zo weet ook ondernemer Daniëlle Kleyheeg, die met 75 medewerkers bijna constant te maken heeft met een zwangere werknemer. “Een van mijn klanten heeft weleens een kolfkamer aan moeten leggen voor een zwangere medewerker. Ikzelf gelukkig niet, ik heb het idee dat veel hoger opgeleide werknemers dit zelf oplossen door hun dagen slim in te delen.” Advocaat Roeland Hartman beaamt dat het niet vaak voorkomt. “Maar,” weet hij, “als je bevallen medewerker hierom vraagt, zul je een kamer in moeten richten. Ook al heb je maar een kleine kantoorruimte, ‘ik heb te weinig ruimte’ is geen argument om het verzoek tot een kolfkamer van een werknemer naast je neer te leggen.”

Verzuim voorkomen

Zowel fysiek als mentaal kan de periode voor en na een bevalling erg zwaar zijn. De helft van alle zwangere werknemers verzuimt tijdens de zwangerschap meer dan twee weken. Na het zwangerschapsverlof is dat 29 procent. Verminder dit risico met deze tips:
  • Beperk de risico’s en zorg dat je zwangere medewerker letterlijk en figuurlijk de ruimte krijgt om uit te rusten.
  • Besteed tijd en aandacht aan een bevallen werknemer. Krijgt ze haar werkzaamheden in de beschikbare tijd gepland, loopt ze tegen problemen aan? Als er ernstige problemen zijn, schakel dan de bedrijfsarts in.

Ontslagbescherming

Je mag een zwangere werknemer niet ontslaan vanaf het begin van haar zwangerschap tot zes weken na haar zwangerschapsverlof. Tenminste: als de reden van het ontslag haar zwangerschap is. Als ze niet functioneert, je failliet gaat of je een andere geldige reden voor het ontslag hebt, is dit wél mogelijk. Hartman: “Blijkt dat je net aangenomen werknemer al wist van haar zwangerschap tijdens de sollicitatie? Dan nog is dit geen reden om haar te mogen ontslaan. Een sollicitant is niet verplicht een zwangerschap te melden tijdens een gesprek; dan zouden vrouwen benadeeld zijn ten opzichte van mannen.”
(Bron: MKB Servicedesk)