Archive for november, 2011

Wilt u dat uw klanten precies weten onder welke voorwaarden u levert, betaalt, verkoopt of inkoopt? Met algemene voorwaarden is het direct duidelijk welke rechten en plichten u en degene met wie u zakendoet heeft. U hoeft er dan niet elke keer apart over te onderhandelen.

Een kwart van de zzp’ers maakt geen gebruik van algemene voorwaarden.

Wat zet u in uw algemene voorwaarden?

De volgende zaken staan vaak in algemene voorwaarden:

  • offerte: vrijblijvend of niet? aanvaardingstermijn;
  • transport: wie betaalt het transport, de verzekering, invoerrechten?
  • levertijd: voorwaarden bij overmacht;
  • betaling: betalingstermijn, incassokosten, rente;
  • eigendomsvoorbehoud: eigendom gaat pas over na betaling;
  • garantie en de voorwaarden hierbij;
  • afwikkeling van geschillen: rechter of arbitrage;
  • aansprakelijkheid: beperking, hoogte schadevergoeding.

Verder moet het taalgebruik in uw algemene voorwaarden begrijpelijk zijn.

Algemene voorwaarden aan klanten verstrekken

U moet uw voorwaarden vóór of tijdens het sluiten van een overeenkomst aan de klant verstrekken. U kunt ze bijvoorbeeld overhandigen, vooraf toesturen of op de achterkant van een contract of offerte afdrukken.

Informatieplicht

U moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid bieden om kennis te nemen van uw algemene voorwaarden. U doet dit door de inhoud van de voorwaarden vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst aan de klant te verstrekken. De klant moet instemmen met uw algemene voorwaarden. Dit kan uitdrukkelijk, maar ook stilzwijgend plaatsvinden. U kunt op verschillende manieren aan de informatieplicht voldoen, bijvoorbeeld door de algemene voorwaarden:

  • te overhandigen aan de wederpartij;
  • vooraf toe te zenden;
  • op de achterzijde van een contract/offerte af te drukken. Op de voorzijde moet dan wel nadrukkelijk verwezen worden naar de voorwaarden op de achterzijde.

Let op

  • Als uw algemene voorwaarden bij een eerste contract uitsluitend op de factuur staan, is dat te laat. De voorwaarden moeten vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst bekend zijn bij de wederpartij.
  • Als u alleen op uw briefpapier vermeldt dat uw algemene voorwaarden zijn gedeponeerd, heeft dat geen effect. De inhoud van de algemene voorwaarden moet immers aan de wederpartij worden verstrekt.
  • Als uw voorwaarden achter op uw briefpapier staan, denk hier dan ook aan als u het document faxt.

Stel uw eigen algemene voorwaarden op

De Kamer van Koophandel biedt modelvoorwaarden, die u kunt aanpassen aan uw situatie. Lees de toelichting voordat u de algemene voorwaarden gebruikt en laat uw voorwaarden controleren door een juridisch adviseur.

(Bron: Kamer van Koophandel 19-11-2011)

Ondanks de economische perikelen blijft het eindejaarsgeschenk een belangrijk symbool van waardering. Het kerstpakket wordt door de jaren heen wel steeds later besteld. Werkgevers zien het kerstpakket niet langer als een verplichting, maar als een kans om persoonlijk te communiceren met de werknemers.

Wat geven werkgevers aan de werknemers rond de kerstperiode ?

Circa de helft (49%) van de werkgevers kiest voor een traditioneel kerstpakket. 13% van de werkgevers gaat voor een cadeaubon. 12% koopt een persoonlijk cadeau. Een klein deel van de werkgevers kiest voor een bedrijfsuitje (6%) of een financiële bijdrage (5%). Terwijl 15% van de werkgevers het personeel met lege handen de feestdagen in laat gaan.

Kerstpakket tot € 70,00 fiscaal vriendelijk

Werkgevers mogen onder de huidige wetgeving per kalenderjaar tot een bedrag van € 70,00 in natura fiscaalvriendelijk (netto) schenken aan hun medewerkers.

Let op! Fiscaal vriendelijk betekent: Over deze € 70,00 vindt een eindheffing ten laste van de werkgever plaats van 20%; uw schenking kost u in totaal € 84,00.

Zolang de waarde van het geschenk in het economisch verkeer (inclusief BTW) niet meer bedraagt dan € 70,00 hoeft de medewerker hierover geen belasting  te betalen. Wanneer u meerdere geschenken per kalenderjaar verstrekt, kan worden volstaan met 20% eindheffing, onder de voorwaarde dat de som van de waarde onder het bedrag van € 70,00 blijft. Over het bedrag waarop u deze eindheffing toepast, hoeft u geen premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (Zorgverzekeringswet) af te dragen.

Gaan de verstrekkingen boven de grens van € 70,00 uit, dan wordt het meerdere belast tegen het gebruteerde tabeltarief. Het gebruteerde tabeltarief mag u alleen toepassen als het geschenk niet meer waard is dan € 136,00 en u voor niet meer dan € 272,00 op jaarbasis aan de werknemer heeft geschonken.

Kerstgeschenk aan relaties

Geeft u hetzelfde (kerst)geschenk dat u aan uw eigen werknemers verstrekt en waarop u eindheffing toepast op hetzelfde moment ook aan andere relaties die werkzaamheden voor u hebben verricht? Dan mag u de belasting die uw relaties hierover verschuldigd zijn voor uw rekening nemen. Dat kunt u doen door over de geschenken eindheffing te betalen. U past bij deze geschenken aan zakelijke relaties een tarief toe van 45% als de waarde van het geschenk of de verstrekking niet meer is dan € 136,00.

Dit betekent dat een geschenk van € 136,00 u in totaal € 197,20 kost.

 

Kerstpakket en de werkkostenregeling (WKR)

Vanaf 1-1-2011 kunt u jaarlijks kiezen om van de WKR gebruik te maken i.p.v. de huidige regels. Wat verandert er met betrekking tot het kerstgeschenk op fiscaal gebied voor werkgevers die hiervoor kiezen?

Volgens de nieuwe werkkostenregeling vormen in beginsel alle vergoedingen en verstrekkingen die plaatsvinden aan werknemers (dus ook het kerstpakket!) loon. Van de totale fiscale loonsom kunt u maximaal 1,4% besteden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen voor uw werknemers, waaronder het kerstpakket. Over het bedrag boven de 1,4% vrije ruimte betaalt u loonbelasting in de vorm van een eindheffing van 80%.

(Bron: Fiscalio 19-11-2011)

Hoge Raad: lunchkilometers directeur zijn zakelijk

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, auto
Reacties uitgeschakeld voor Hoge Raad: lunchkilometers directeur zijn zakelijk
Mag iemand de gereden kilometers in de lunchpauze naar het woonadres rekenen tot het woon-werkverkeer? Nee zegt de Belastingdienst, ja zegt de Hoge Raad.De zaak, die afgelopen vrijdag door de Hoge Raad is gepubliceerd, gaat als volgt. De belanghebbende is directeur-grootaandeelhouder van een bv en directeur van een dochtermaatschappij. De Rechtbank Arnhem (14 juli 2009, nr. 08/5324 en nr. 08/5329) oordeelt dat de lunchritten tot het woon-werkverkeer van de directeur behoren. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag. Hof Arnhem (3 november 2011, nr. 09/00302 en nr. 09/00303) bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
­
Uit de wetgeschiedenis bij het Belastingplan 2004 blijkt volgens het hof namelijk dat het woon-werkverkeer – ter vereenvoudiging van de wetgeving en vermindering van de administratieve lasten – zonder enige beperking als zakelijk verkeer is aangemerkt. Volgens het hof is de uitleg die de inspecteur geeft aan art. 13bis lid 7 Wet LB 1964 dan ook niet juist. Het gelijk is aan de directeur.

De Hoge Raad verwerpt de stelling van de staatssecretaris dat alleen de ritten van het woonadres naar het werkadres, met het doel aldaar de werkzaamheden te verrichten en vervolgens de ritten aan het einde van de dag na het beëindigen van de werkzaamheden, in omgekeerde richting, tot het woon-werkverkeer behoren. Volgens de Hoge Raad is voor een dergelijke, beperkte uitleg noch in de wettekst noch in de wetsgeschiedenis een aanknopingspunt te vinden.
­
Volgens de Hoge Raad worden ook ritten tussen de woning en de plaats van werkzaamheden die in de loop van een werkdag tot het woon-werkverkeer plaatsvinden tot het woon-werkverkeer gerekend. Het beroep in cassatie van de staatssecretaris is ongegrond. De directeur heeft opnieuw zijn gelijk gehaald.dochtermaatschappij heeft een personenauto ter beschikking gesteld aan de directeur. Hij beschikt in privé over een ruime MPV. Tussen de middag gebruikt hij zeer regelmatig de lunch thuis (lunchritten).
­
De inspecteur stelt dat de directeur de auto van de zaak – door de lunchritten – voor meer dan 500 km op kalenderjaarbasis voor privédoeleinden heeft gebruikt. Hij legt daarom een LB-naheffingsaanslag aan de directeur op. De directeur stelt dat de lunchritten tot zijn woon-werkverkeer behoren, zodat het autokostenforfait niet van toepassing is.

(Bron Pleinplus 14-11-2011)

Wetsvoorstel Flex BV kapitaal, dividend en aansprakelijkheid

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht (exclusief jaarrekeningrecht)
Reacties uitgeschakeld voor Wetsvoorstel Flex BV kapitaal, dividend en aansprakelijkheid

Iedere ondernemer doet aan financial planning en richt daar zijn onderneming op in. Die onderneming kan worden gedreven in verschillende rechtsvormen. De keuze wordt doorgaans ingegeven door aansprakelijkheidsrisico’s en fiscale overwegingen. Daarnaast kent de wet veel dwingende regels over kapitaalbescherming. Daarom is een wetsvoorstel ingediend dat het keurslijf moest versoepelen. Deze nieuwe BV is bekend als de Flex BV. Naar verwachting zal de wet 1 juli 2012 inwerking treden.

In de regeling van die Flex BV is een aantal bepalingen geschrapt of sterk gewijzigd. Vooral waar het de kapitaalbescherming betreft. Voor het financieel management is het in de eerste plaats van belang te weten dat de Flex BV niet meer een vast minimum kapitaal heeft. Gedurende het bestaan van de BV zal het eigen vermogen, indien er winst wordt gemaakt, toenemen. De ondernemer zal dat eigen vermogen, als hij het in de onderneming niet nodig heeft, willen uitkeren als dividend. In de huidige BV-regeling kan het dividend, na een aandeelhoudersbesluit, worden uitgekeerd indien er volgens de laatst vastgestelde jaarrekening vrij uitkeerbaar vermogen is. In de huidige regeling kan het dus zo zijn dat een dividenduitkering op 1 maart 2010 kan worden gedaan op basis van de jaarrekening van 2008. Daar zit een periode van ruim één jaar tussen. In die periode kan het vrij uitkeerbare deel van het eigen vermogen drastisch zijn veranderd. In de nieuwe regeling kan een dividenduitkering worden gedaan, mits het bestuur instemt. Het bestuur moet die instemming weigeren indien het weet of behoort te voorzien dat de BV na de dividenduitkering haar schulden op korte termijn niet meer kan betalen. Laat het bestuur dit na, dan kan iedere bestuurder door de vennootschap of in geval van faillissement door de curator, aansprakelijk worden gehouden voor het bedrag dat als dividend is betaald. De ontvanger van dividend moet terugbetalen indien de vennootschap binnen een jaar na de uitkering failleert en hij van de financiële problemen op de hoogte was of behoorde te zijn. Min of meer dezelfde regeling geldt overigens voor het inkopen van eigen aandelen door de vennootschap.

Deze regeling brengt mee dat van het bestuur bij een dividenduitkering wordt verwacht dat zij een liquiditeitstoets, solvabiliteitstoets doet. Dat zal er op neerkomen dat de accountant wordt gevraagd om een tussenbalans op te maken over de stand van het eigen vermogen en een liquiditeitsprognose voor wat betreft de eis dat de vennootschap liquide/solvabel blijft. De BV, wordt als rechtsvorm flexibeler ten opzichte van de oude regeling. Voor het bestuur en het financieel management brengt dit extra verantwoordelijkheid en uitbreiding van (bestuurders)aansprakelijkheid met zich mee.

(Bron: willemsadvocaten.nl 17-11-2011, bewerkt)

De berekening van de kostprijzen die gelden voor het nieuwe jaar zorgen op menig (hoofd)kantoor weer voor de nodige stress. Een onjuiste berekening kan de marge negatief beïnvloeden of u juist te duur maken t.o.v. de concurrentie. Zaak dus om het hele proces rondom kostprijsbepaling zorgvuldig aan te pakken. In dit artikel geven we daar een aantal handvatten voor. De uiteindelijke berekening zult u natuurlijk zelf moeten maken en daar bent u ook zelf verantwoordelijk voor.

Waar bestaat de kostprijs uit?


De kostprijs bestaat uit een aantal elementen. Onderstaande lijst is niet uitputtend, maar bevat de meest gangbare elementen.

  • De looncomponenten
    • Brutoloon
    • Wachtdagcompensatie
    • Reserveringen voor vakantiedagen, feestdagen en kortverzuim/bijzonder verlof
    • Vakantiegeld
  • Werkgeverscomponenten die volgen uit de CAO
    • Aanvulling ziektewet van 70 naar 90/91%
    • Pensioenpremie
    • Afhankelijk van de contractvorm
      • Premie sociaal fonds
      • Scholing
      • Kosten voor leegloop en verzuim
  • Werkgeverslasten
    • Premie sectorfonds
    • Premie WAO/WIA
    • Gedifferentieerde premie WIA
    • Premie zorgverzekeringswet
    • Premie werkloosheidswet
  • Opslag voor kosten van de eigen organisatie

Welke kostprijzen zijn er?


Er zijn eigenlijk twee ‘soorten’ kostprijsfactoren: de voorcalculatorische of commerciële kostprijsfactor en de nacalculatorische of ‘echte’ kostprijsfactor.

Voorcalculatorische kostprijsfactor
Dit is het getal waarmee het bruto uurloon wordt vermenigvuldigd om de kostprijs te berekenen. Daaroverheen komt nog de bureaumarge om het tarief voor de klant te bepalen. Vaak worden kostprijsfactor en marge gecombineerd tot één getal en dat heet dan de tarieffactor of de omrekenfactor.
De hoogte van de voorcalculatorische kostprijsfactor is vrij arbitrair en kan op vele manieren worden samengesteld. Als over ‘de kostprijs’ wordt gesproken, wordt eigenlijk altijd deze variant bedoeld.

Nacalculatorische marge
Waar in de voorcalculatorische kostprijs voor elke kandidaat hetzelfde uitgangspunt wordt gehanteerd, worden in de nacalculatorische kostprijs individuele situaties meeberekend. Tijdens de verloning wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de franchise van de WW, de franchise voor de pluspensioenregeling en afdrachtverminderingen. Deze nacalculatorische kostprijs kan dus per individu en per verloning anders zijn. De exacte waarde wordt bepaald in uw verloningspakket.

De voorcalculatorische kostprijs wordt vaak berekend op basis van een aantal aannames en houdt dan bijvoorbeeld geen rekening met franchises. Daarom is er na de verloning een (meestal positief) verschil tussen deze en de ‘echte’ kostprijs. Dat is de verborgen marge. Hoe hoog die moet zijn, is een strategische keuze. In de praktijk is het zo dat naarmate overheadkosten van de organisatie hoger zijn, ook de commerciële kostprijs hoger is.

Welke elementen zijn al bekend?


Looncomponenten
Deze zijn eigenlijk allemaal al bekend. De minimumlonen voor 2012 zijn gepubliceerd, de reserveringen zijn bekend en of er wijzigingen te verwachten zijn in de bruto lonen is afhankelijk van de beloningsregeling.

Werkgeverscomponenten die volgen uit de CAO
Deze zijn nog niet allemaal bekend.
• De premie voor de aanvulling ZW wordt begin december bekend.
• De pensioenpremie zal waarschijnlijk niet veranderen, maar de franchise laat vaak erg lang op zich wachten. Niet zelden is hij pas in week 1 bekend.
• Premie sociaal fonds en scholing zullen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet veranderen.
• De kosten voor leegloop en verzuim zijn echt volledig organisatie-afhankelijk, die zult u dus zelf moeten bepalen.

Werkgeverslasten
De premies zijn in de basis erg vroeg bekend gemaakt dit jaar. Maar een aantal daarvan wordt op ondernemingsniveau door de Belastingdienst aan u meegedeeld en dat kan nog even op zich laten wachten.
• De premie sectorfonds is bekend. Of u echter in de korting-, midden- of opslagklasse wordt ingedeeld, krijgt u te horen van de Belastingdienst.
• De premie WAO/WIA is bekend.
• De gedifferentieerde premie WIA krijgt u van de Belastingdienst te horen of van uw verzekeraar als u eigen risicodrager bent.
• De premie ZVW is bekend.
• De premie WW is bekend.

Kosten van de eigen organisatie
Of en hoeveel u van deze kosten in de berekeningen wilt meenemen, is een strategische keuze. Wij zien steeds vaker dat deze kosten niet of nauwelijks worden meegenomen in de kostprijsberekening, omdat de inleners transparantie vragen op dit gebied.

De berekeningen


Met een excel-document , de al bekende informatie en enkele aannames over uw eigen situatie kunt u nu al een behoorlijke inschatting maken van de kostprijs voor 2012. De grootste onbekende daarin is op dit  moment nog de premie vooor de aanvulling ziektewet.  Naarmate er komende weken meer bekend wordt, kunt u de berekening voor uw eigen organisatie steeds nauwkeuriger maken.

De tarieven


De meeste organisaties hebben in de Algemene Voorwaarden vastgelegd dat aanpassingen van de kostprijs en de lonen altijd worden doorberekend aan de inlener. Daarnaast moet u natuurlijk kritisch kijken naar het kostenniveau van uw eigen organisatie. Periodieken en loonsverhogingen voor uw eigen medewerkers, een huurverhoging van uw kantoren, stijging van de leasekosten van het wagenpark, u wilt het eigenlijk allemaal doorbelasten aan uw inleners. In hoeverre dat haalbaar is, kunt alleen uzelf bepalen. En daarom is het dus noodzakelijk snel inzicht te krijgen in de kosten voor 2012. Met dit artikel hopen wij u daarmee goed op weg te hebben geholpen!

(Bron: Flexservice 11-11-2011)

De kinderopvangtoeslag wordt vanaf 2012 gekoppeld aan het aantal uren dat de ouders of verzorgers van het kind werken. Het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht wordt beperkt. Er wordt ook scherper gecontroleerd op fraude en oneigenlijk gebruik van kinderopvangtoeslag. Daarnaast is er nog een aantal wijzigingen.

Deze wijzigingen worden in stappen doorgevoerd. Doel van deze maatregelen is het terugdringen van fraude en zorgen dat de regeling betaalbaar blijft.

  • Tijdstraject wetgeving kinderopvangtoeslag
  • Koppeling gewerkte uren en opvanguren voor kinderopvangtoeslag
  • Kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht beperken
  • Geen kinderopvangtoeslag zonder ander inkomen
  • Maximum aantal uren kinderopvang voor alle opvangsoorten
  • Overige maatregelen kinderopvangtoeslag: meer controleren en boetes

Tijdstraject wetgeving kinderopvangtoeslag: De invoering is afhankelijk van de tijd die nodig is voor voorbereiding van wetgeving en uitvoering. In 2011 controleert de Belastingdienst strenger bij aanvragen voor kinderopvangtoeslag. In 2013 wordt de boete ingevoerd voor het te laat doorgeven van vermindering van opvanguren. De overige maatregelen gaan per 2012 in.

Koppeling gewerkte uren en opvanguren voor kinderopvangtoeslag: Het recht op kinderopvangtoeslag wordt gekoppeld aan het aantal uren van de partner die het minst werkt. Bij kinderen tot 4 jaar die gebruik maken van de dagopvang, is het recht op toeslag berekend op 140% van die gewerkte uren. Zo worden ook de reistijd en (middag)pauzetijd gecompenseerd. Voor kinderen vanaf 4 jaar bedraagt dat percentage 70%. Deze kinderen maken immers minder uren gebruik van kinderopvang omdat zij ook naar school gaan.

Als u en/of uw partner een onregelmatig arbeidspatroon heeft, zult u aan het begin van het jaar een zo goed mogelijke schatting moeten maken van het aantal uren dat u werkt. U kunt beter een te laag aantal uren opgeven dan te hoog. Dit om te voorkomen dat u grote bedragen terug moet betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.

Kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht beperken: De mogelijkheid om kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen, wordt zo goed als afgeschaft. Alleen kosten die gemaakt zijn vanaf 1 maand vóór de datum van aanvraag komen nog in aanmerking.

Geen kinderopvangtoeslag zonder ander inkomen: Gastouders die geen andere inkomsten hebben dan inkomsten uit gastouderopvang, kunnen straks zelf geen kinderopvangtoeslag meer ontvangen. Dit moet voorkomen dat ouders zonder werk elkaars gastouder worden en daarvoor kinderopvangtoeslag ontvangen.

Maximum aantal uren kinderopvang voor alle opvangsoorten: Op dit moment kunnen ouders per kind 230 uur per maand per opvangsoort declareren. Dat betekent dat ouders bijvoorbeeld 230 uur voor buitenschoolse opvang en 230 uur voor gastouderopvang, samen dus 460 uur per maand, kunnen declareren voor hetzelfde kind. Dit wordt gewijzigd naar een maximum van 230 uur voor alle opvangsoorten samen.

Overige maatregelen kinderopvangtoeslag: meer controleren en boetes: De Belastingdienst controleert nog in 2011 scherper bij de aanvraag van kindertoeslag. Instellingen voor kinderopvang gaan ouders informeren over het aantal uren waarover zij kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. Zo kunnen ouders uit onwetendheid niet te veel uren opgeven. Het boetebedrag bij fraude met kinderopvangtoeslag kan straks maximaal even groot zijn als het fraudebedrag. Wie nogmaals fraudeert, krijgt de daaropvolgende 5 jaar geen toeslag meer. Vanaf 2013 kan de belastingdienst ook een boete opleggen als te laat wordt doorgegeven dat het aantal opvanguren is verminderd.

(Bron: overheid 10-11-2011)

De CO2-grenzen in de belasting personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en de bijtelling worden aangescherpt. Het huidige onderscheid in CO2-grenzen voor benzine en diesel verdwijnt. De komende jaren groeien deze grenzen langzaam naar elkaar toe. Vanaf 2015 wordt er geen onderscheid meer gemaakt. Hierdoor worden de belastinginkomsten meer solide en wordt de prikkel groter voor autofabrikanten om in de toekomst steeds zuinigere auto’s op de Nederlandse markt aan te bieden.

  • Tijdstraject
  • Wijzigingen in de bpm
  • Wijzigingen in de motorrijtuigenbelasting (mrb)
  • Wijzigingen in de bijtelling
  • Overige wijzigingen
  • Meer informatie

Tijdstraject: Deze plannen maken deel uit van het Belastingplan 2012, dat op Prinsjesdag is ingediend bij de Tweede Kamer. Inwerkingtreding is afhankelijk van goedkeuring door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer en publicatie in het Staatsblad. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 juli 2012. Een enkele regeling treedt eerder in werking.

Wijzigingen in de bpm: In de bpm wijzigt het volgende: Vanaf 2015 wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen een benzineauto of dieselauto (afgezien van de dieseltoeslag) voor de bpm. De verschillende CO2-grenzen groeien in de komende jaren naar elkaar toe. In 2015 geldt de vrijstelling van de bpm voor auto’s die per gereden kilometer minder uitstoten dan 83 gram. De dieseltoeslag vervalt en wordt vervangen door een CO2-afhankelijke dieseltoeslag. Deze CO2-afhankelijke dieseltoeslag begint bij een uitstoot van 70 gram/km.

Wijzigingen in de motorrijtuigenbelasting (mrb): Als de plannen doorgaan, wijzigt de mrb op de volgende punten: De vrijstelling van de mrb voor zeer zuinige auto’s vervalt per 1 januari 2014. De maatregel geldt voor zowel nieuwe personenauto’s als bestaande personenauto’s. Hierdoor zal de mrb vanaf 2014 alleen nog op gewicht gebaseerd zijn. Personenauto’s die niet meer dan 50 gram CO2 per kilometer uitstoten, zijn tot en met 2015 vrijgesteld van mrb. Tot 1 januari 2014 gelden de huidige vrijstellingsgrenzen (vrijstelling van mrb voor benzineauto’s met uitstoot tot 110 gr/km, dieselauto’s tot 95 gr/km).

Wijzigingen in de bijtelling: Voor de bijtelling heeft de regering deze plannen: Voor auto’s die niet meer dan 50 gram CO2 per kilometer uitstoten, geldt gedurende 60 maanden een 0%-tarief voor de bijtelling. Dit geldt voor auto’s die in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 worden aangeschaft. Voor bestelauto’s van de zaak komt een alternatief voor de rittenregistratie.

Overige wijzigingen: Naast wijzigingen in de bpm, mrb en bijtelling stelt het kabinet nog het volgende voor: De accijnzen op benzine en diesel worden voorlopig niet verhoogd. De accijnzen op gasvormige autobrandstoffen zoals LPG, LNG en CNG worden met elkaar in overeenstemming gebracht. De stimulering van groen gas in de zogenoemde SDE-plus regeling blijft bestaan. Het kabinet wil het Eurovignet per 1 januari 2013 afschaffen.

(Bron: Overheid 10-11-2011)

Ontvangt u een naheffingsaanslag en vergrijpboete, dan hoeft u die niet altijd te betalen. Zeker niet als u een adviseur of accountant in de arm heeft genomen. U mag er immers vanuit gaan dat hij uw zaken goed regelt. In dat geval kunt u aantonen dat er geen sprake is van grove schuld aan uw kant.

Bent u zelf minder goed met cijfers, dan is het raadzaam om een externe deskundige in te schakelen voor bijvoorbeeld uw loonadministratie. Hij zorgt er dan voor dat u uw op tijd genoeg belasting betaalt. Als u uw belasting namelijk te laat betaalt of u betaalt te weinig, dan kan de Belastingdienst bij grove
schuld of opzet een vergrijpboete opleggen. Grove schuld houdt in dat u nalatig, onzorgvuldig of onachtzaam bent geweest bij uw aangifte. Er is sprake van opzet als u willens en wetens met uw aangifte heeft geknoeid. Heeft u een adviseur ingeschakeld, dan kunt u alsnog een vergrijpboete krijgen. Maar u hoeft deze niet altijd te betalen. Uit een recente rechtszaak bleek dat als u kunt aantonen
dat er geen twijfel bestond over de juistheid van de adviezen van uw adviseur, u de boete niet altijd verschuldigd bent.

Bv had geen reden tot twijfel

In de zaak stond een bv centraal die een adviseur de fiscale zaken liet regelen. Na een boekenonderzoek bleek echter dat de administratie niet op orde was. De fiscus legde daarom een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen op met een vergrijpboete. Dit vond de bv onterecht, omdat er
geen sprake was van grove schuld; de adviseur regelde alles. Uiteindelijk boog de Hoge Raad zich over de zaak, die het eens was met de bv. De bv had namelijk geen aanwijzingen dat ze moest twijfelen aan de deskundigheid van de adviseur. Er was dus geen sprake van grove opzet, waarop de boete werd vernietigd.

(Bron: BV Rendement 2-11-2011)

In geschil is of de Inspecteur zich terecht beroept op de omkering en verzwaring van de bewijslast en of hij de verliesverrekeningsbeschikking en de verliesvaststellingsbeschikking tot op de juiste bedragen heeft vastgesteld.

Belangrijkste gedeelte uit de uitspraak: De Inspecteur heeft door de niet toereikend onderbouwde belastbare winst in de aangifte en het ontbreken van inzicht in de administratie de belastbare winst moeten schatten. Bij zijn schatting heeft hij de belastbare winst vastgesteld opƒ 75.000 (€ 34.033), welk bedrag hij heeft gebaseerd op de belastbare winsten in de jaren direct voorafgaand aan en direct volgend op het onderhavige jaar. Desgevraagd kon de Inspecteur ter zitting van het Hof niet aangeven wat de belastbare winsten in die jaren waren geweest, anders dan dat de belastbare winsten in de jaren 1996 (nihil), 1997 (nihil) en 2004 negatief€ 20.875 waren. In de zaak met het nummer 10/00182 inzake de aanslag in de vennootschapsbelasting 1997 heeft het Hof heden uitspraak gedaan. De belastbare winst heeft het Hof voor 1997 vastgesteld op negatief ƒ 267.183 (€ 121.242). Naar het oordeel van het Hof is het uitgangspunt van de Inspecteur om bij zijn schatting te kijken naar de jaren direct voorafgaand aan en direct volgend op het onderhavige jaar redelijk, maar bieden voornoemde belastbare winsten geen steun aan zijn schatting. Nu de Inspecteur voor zijn schatting geen andere feiten en omstandigheden heeft aangevoerd en deze het Hof ook anderszins niet zijn gebleken, is zijn schatting naar het oordeel van het Hof niet redelijk. Gelet op alle feiten en omstandigheden, zonodig in hun onderlinge samenhang bezien, stelt het Hof de belastbare winst voor het onderhavige jaar in goede justitie vast op nihil.

(Bron: Gerechtshof Leeuwarden 25-10-2011)

Investeert u in het kalenderjaar 2011 in nieuwe bedrijfsmiddelen? Dan kunt u ervoor kiezen deze bedrijfsmiddelen willekeurig af te schrijven. In het investeringsjaar mag u maximaal 50% afschrijven. Het restant mag u afschrijven in de jaren daarna. Houd wel altijd rekening met de restwaarde van het bedrijfsmiddel.

Voorwaarden

  • U gaat in het kalenderjaar 2011 een investeringsverplichting aan of u maakt voortbrengingskosten.
  • U moet het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2014 in gebruik nemen.

Milieubedrijfsmiddelen kunt u vanaf 2011 voor 75% willekeurig afschrijven. Op het restant past u de normale afschrijving toe.

Belangrijkste uitzonderingen

De volgende bedrijfsmiddelen mag u in ieder geval niet willekeurig afschrijven:

  • gebouwen
  • grond-, weg- en waterbouwkundige werken
  • dieren
  • immateriële activa (waaronder software)
  • bromfietsen, motorrijwielen en personenauto’s

Let op!

Taxi’s en zeer zuinige personenauto’s mag u wel willekeurig afschrijven. De volgende personenauto’s zijn zeer zuinig:

De CO2-uitstoot is niet meer dan 95 gram per kilometer bij personenauto’s die op diesel rijden.

De CO2-uitstoot is niet meer dan 110 gram per kilometer bij personenauto’s die niet op diesel rijden.

Elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer.

Ook bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor terbeschikkingstelling aan derden mag u niet willekeurig afschrijven. Maar bedrijfsmiddelen die regelmatig voor korte tijd worden verhuurd, mag u wel
willekeurig afschrijven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gereedschappen, aanhangwagens en hoogwerkers.

Zeeschepen

U moet de willekeurige afschrijving op zeeschepen terugnemen als u er binnen 10 jaar voor kiest gebruik te maken van de tonnageregeling.

(Bron: Belastingdienst 9-11-2011)