Archive for maart, 2015

 

Als u het hele jaar een fiscale partner hebt, mag u samen kiezen hoe u de gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten verdeelt. Iedere verdeling mag, als het totaal maar 100% is.

U mag de volgende inkomsten en aftrekposten met uw fiscale partner verdelen:

  • het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning
  • aftrek vanwege geen of een kleine eigenwoningschuld
  • voordeel uit aanmerkelijk belang
  • de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (box 3)
    In het jaar waarin u bent geëmigreerd of geïmmigreerd en niet voldoet aan 1 van de extra voorwaarden mag u de grondslag niet verdelen.
  • betaalde partneralimentatie en andere onderhoudsverplichtingen
  • uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar (vervalt in 2015)
  • uitgaven voor specifieke zorgkosten
  • uitgaven voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapte kinderen, broers of zussen
  • studiekosten en andere scholingsuitgaven
  • onderhoudskosten voor een rijksmonumentenpand
  • giften
  • leningen aan een startende ondernemer (kwijtgescholden durfkapitaal)
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren

(Bron: belastingdienst)

 

 

De Belastingdienst gaat in 2015 strenger op schijnzelfstandigheid letten. Dat wil zeggen: op ondernemers die in de ogen van de fiscus onterecht gebruikmaken van fiscale voordelen. Maar wanneer loop je het risico op schijnzelfstandigheid en wat zijn de gevolgen voor schijnzelfstandigen?

Het nieuws dat de Belastingdienst vanaf dit jaar strenger gaat controleren op mogelijke gevallen van schijnzelfstandigheid is al langer bekend. Consultancy.nl, een informatieplatform voor de adviesbranche, heeft recent onderzocht en berekend wat de impact is op de circa tachtigduizend zelfstandige professionals die in Nederland werkzaam zijn als freelance adviseur. Hebben zij in de ogen van de Belastingdienst wel recht op de zelfstandigenaftrek, MKB-winstvrijstelling en – in het geval van een startende ondernemer – de startersaftrek?

Dit zijn de 7 ondernemerscritera

Voor startende ondernemers is het fiscaal gezien nog wel eens onduidelijk wanneer iemand zichzelf een ondernemer mag noemen (en wanneer niet). De Belastingdienst hanteert hierbij doorgaans een aantal criteria die een startende freelance consultant in gedachten zou moeten houden voor hij besluit gebruik te maken van belastingvoordelen. Dit zijn de volgende voorwaarden:

  • Er moet sprake zijn van (minimaal) drie verschillende opdrachtgevers.
  • De ZZP gekwalificeerde adviseur factureert niet meer dan zeventig procent van de inkomsten aan dezelfde opdrachtgever.
  • De consultant kan een ander in zijn/haar plaats sturen, zonder dat dit een probleem is.
  • Hij of zij staat niet in een gezagsverhouding tot de opdrachtgever, de opdrachtgever is niet de ‘baas’.
  • De consultant drijft voor eigen risico de onderneming.
  • De adviseur krijgt bij ziekte niet doorbetaald.
  • Er wordt actief reclame gemaakt voor de onderneming (visitekaartjes, advertenties, een website, etc.).

Hoe verklein je het risico op schijnzelfstandigheid?

Onder het mom van ‘voorkomen is beter dan genezen’ geeft Schmitz actieve ZZP’ers in de adviesbranche ook nog drie handige tips om het risico op schijnzelfstandigheid te verkleinen:

  1. Weet welke voorwaarden de Belastingdienst stelt aan het ondernemerschap en voldoe hieraan. “Wanneer je op voorhand al weet dat het niet gaat lukken om aan de criteria te voldoen, is het verstandiger om in dienst te treden bij de opdrachtgever, mits deze daarvoor open staat,” aldus Schmitz.
  2. Ook al heb je momenteel een VAR-wuo in je bezit: als achteraf blijkt dat je niet voldoet aan de fiscale voorwaarden om volgens deze VAR-verklaring te werken, vraag voor het volgende jaar dan geen nieuwe VAR-wuo aan.

Wat zijn de gevolgen voor schijnzelfstandigen?

Als schijnzelfstandige loop je het risico op een fikse boete die kan oplopen tot honderd procent van het te vorderen bedrag. De boete wordt namelijk gebaseerd op het verschil tussen de gemaakte omzet van de ondernemer en iemand die datzelfde bedrag in loondienst zou verdienen.

Wanneer een eerdere aangifte wordt gecorrigeerd, kun je er als ZZP’er vanuit gaan dat jij alsnog de belastingen moet afdragen die jij ook in loondienst had moeten betalen. En eventuele fiscale voordelen, waarvan jij eerder had geprofiteerd, worden teruggevorderd.

De Belastingdienst is daarnaast bevoegd om, naast de eerder genoemde naheffingsaanslag, een boete op te leggen wegens het doen van een incorrecte aangifte. Zoals hierboven aangegeven kan dit bedrag uitkomen op een maximum van honderd procent van de correctie.

(Bron: ikgastarten bewerkt)

 

Aansprakelijkstelling van oud-dga van BV op losse schroeven

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag
Reacties uitgeschakeld voor Aansprakelijkstelling van oud-dga van BV op losse schroeven

Heeft de ontvanger de voormalige dga van een bv terecht aansprakelijk gesteld voor de niet-betaalde Vpb-schuld van de failliete, verkochte bv? De Hoge Raad verwees deze zaak naar Hof Den Haag en gaf daarbij enkele handvatten voor de beantwoording van de vraag.

Wat was er aan de hand? Een bv verkocht in 2000 haar onderneming en vormde voor de boekwinst die zij behaalde met de verkoop van onroerende zaken een herinvesteringsreserve. Eind december 2004 verkocht de dga zijn aandelen aan een andere bv. Op dat moment zat er nog genoeg geld in de bv om de Vpb over de vrijgevallen hir te voldoen. De bv deed echter geen aangifte Vpb over 2004 en toen de nieuwe eigenaar in 2007 failliet ging, stelde de ontvanger de voormalige dga aansprakelijk op grond van artikel 40 Invorderingswet. Was dit terecht? Hof Amsterdam vond van wel. De Hoge Raad gaf aan op welke moment het aan de verkopende dga te wijten kan zijn dat het vermogen van de bv niet voldoende is om de belasting te betalen. Hij moet dan op het verkoopmoment weten (of behoren te weten) dat de koper handelingen zal opstarten die buiten de normale bedrijfsuitvoering liggen en die het voor de ontvanger onmogelijk zullen maken om de belasting te verhalen. De verkopende dga moet bewijzen dat hiervan geen sprake is geweest. Het hofoordeel berustte op een onjuiste rechtsopvatting. Verder had de ontvanger mogelijk onzorgvuldig gehandeld ten opzichte van dga door de bv makkelijk uitstel van betaling te verlenen zonder zekerheid te eisen. De Hoge Raad verwees de zaak naar hof Den Haag.

(Bron: Taxence)

Onder de werkkostenregeling (WKR) gelden aparte regels voor voorzieningen op de werkplek. Het kan daarom voor de fiscale behandeling van de kosten van een personeelsuitje uitmaken of het uitje op de werkplek plaatsvindt of op een externe locatie. De fiscus heeft echter onlangs aangegeven dat de regels hiervoor mogelijk veranderen.

Voor de fiscale behandeling van consumpties tijdens een personeelsfeest of -uitje maakt het onder de WKR uit of het feestje plaatsvindt op de werkplek of buiten de deur. Voor hapjes en drankjes op de werkplek geldt namelijk een nihilwaardering, waardoor ze niet van de vrije ruimte snoepen. Als de werknemers tijdens een personeelsuitje op kosten van de baas eten en drinken buiten de werkplek, moeten de kosten hiervoor echter wel ten laste van de vrije ruimte worden gebracht.

Reiskosten van en naar personeelsuitje niet in vrije ruimte

Het ziet er echter naar uit dat de Belastingdienst de regels voor personeelsevenementen soepeler gaat interpreteren. Als een personeelsfeest of -uitje in het kader van de dienstbetrekking plaatsvindt, is de gerichte vrijstelling voor reis- en tijdelijke verblijfskosten van kracht. Dat betekent dat de reiskosten van en naar het uitje niet van de vrije ruimte snoepen en een eventuele overnachting ook niet. Ook de hapjes en drankjes en maaltijden tijdens zo’n evenement hoeft u niet ten laste van de vrije ruimte van 1,2% van de fiscale loonsom van uw organisatie te brengen.

Onderscheid tussen amusement en zakelijk karakter

Gaat u als onderdeel van de personeelsdag met de werknemers paintballen, salsadansen, cocktails mixen of karten, dan zijn de kosten hiervan wel belast loon. Die moet u dus bij het loon van de werknemer tellen of onderbrengen in de vrije ruimte. Bij deze onderdelen staat het amusement centraal. Onderdelen van de personeelsdag die voornamelijk een zakelijk karakter hebben – zoals een studie-ochtend of strategiebespreking – kunnen onder de gerichte vrijstelling voor cursussen en congressen vallen. Het is dus zaak om van de kosten van uw personeelsdagen gesplitste facturen in uw administratie te bewaren. Zo is van de kosten die u als eindheffingsloon heeft aangewezen altijd duidelijk welk deel u uiteindelijk ook werkelijk ten laste van de vrije ruimte moet laten komen.

(Bron: Rendement)

In alle emoties en hectiek rond een echtscheiding worden de belastinggevolgen vaak over het hoofd gezien. Dat heeft onverwachte gevolgen voor de hypotheekrenteaftrek en toeslagen. Drie veel voorkomende fouten bij echtscheidingen zijn: echtscheidingsverzoek niet indienen, woonadres niet wijzigen en slechte afspraken maken over de hypotheekrente.

Tip: Zorg dat de afspraken fiscaal in orde zijn.

Fout 1. Echtscheidingsverzoek niet indienen

Voortgezet fiscaal partnerschap kan gevolgen hebben voor onder andere de inkomensafhankelijke combinatiekorting, het kindgebonden budget, de zorgtoeslag, de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag.
U blijft fiscaal partner met uw (ex)echtgenoot of (ex)geregistreerd partner totdat het verzoek tot echtscheiding is ingediend én u niet meer samen op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie Persoonsgegevens bent ingeschreven.
Let op: Zolang u fiscaal partner blijft, worden uw toeslagrechten bepaald op basis van het gemeenschappelijke inkomen en vermogen.

Tip: Geef tijdig de wijzigingen door aan de Belastingdienst/Toeslagen.

Fout 2. Woonadres niet wijzigen na verbreking duurzame samenleving

Zolang u het woonadres niet wijzigt tijdens de echtscheiding, blijft u fiscaal partner. Dat kan dezelfde vervelende gevolgen hebben als het te lang wachten met een echtscheidingsverzoek: voortgezet fiscaal partnerschap. Staat voor u vast dat u definitief uit elkaar bent, zorg er dan voor dat het woonadres van de vertrokken partner in de Basisregistratie Persoonsgegevens wordt aangepast.

Fout 3. Slechte afspraken maken over de hypotheekrente

Veel mensen gaan ervan uit dat de hypotheekrente aftrekbaar is, ook als één van beiden alle rente betaalt. Dat is niet zo. Daarover moet u goede afspraken maken. Bent u geen fiscaal partner meer? En betaalt u de rente voor uw ex-partner die in de woning is achtergebleven? Dan is die rente niet aftrekbaar.

In het jaar waarin u uw fiscaal partnerschap verbreekt, kunt u er nog voor kiezen de hypotheekrente onderling fiscaal zo gunstig mogelijk te verdelen. Daarna moet u afspraken hebben gemaakt. Bijvoorbeeld dat uw ex-partner u vergoedt voor de voorgeschoten rente. Dan heeft uw ex-partner de renteaftrek. Of u regelt dat u de rente betaalt als een vorm van partneralimentatie. Dan heeft u aftrek in de vorm van partneralimentatie, maar die is dan wel belast bij uw ex-partner. Andere oplossingen zijn ook mogelijk.

Let op! Blijft uw ex-partner achter in de voormalige echtelijke woning? Na verbreking van de duurzame samenleving kunt u uw eigen hypotheekrente nog 2 jaar aftrekken. Betaalt één van beiden alle rente, dan moet u daarover uitdrukkelijke afspraken maken.

 

Heeft een 21-jarig kind dat studeert recht op kinderalimentatie? Deze vraag was de inzet van een rechtszaak waarin een 21-jarige om een onderhoudsbijdrage van zijn vader verzocht.

Ouders zijn ten opzichte van hun kind onderhoudsplichtig totdat het 21 jaar wordt. Voor een kind van 21 jaar of ouder is een ouder slechts onderhoudsplichtig voor zover het kind behoeftig is. Hiervan kan sprake zijn indien een kind studeert, maar dit is niet automatisch het geval.

Behoeftigheid
Van behoeftigheid bij een studerend kind is slechts sprake indien het kind niet beschikt of kan beschikken over de middelen waarover het redelijkerwijs wel kan beschikken. We geven een voorbeeld uit de praktijk.

Praktijkvoorbeeld
Een 21-jarige zoon sprak zijn vader aan op zijn onderhoudsplicht, maar die weigerde nog alimentatie te betalen. Volgens de vader zou de zoon gezien zijn studie wel behoefte aan onderhoudsgeld hebben, maar zou er geen sprake zijn van behoeftigheid.

De rechtbank was het met dat oordeel eens. Van de zoon mocht, gezien zijn leeftijd, worden verwacht dat hij onafhankelijk van zijn ouders zichzelf met een bijbaantje zou onderhouden. Het feit dat de zoon een MBO-opleiding volgde, maakte dit niet anders.

Eigen keuze
De rechtbank wees er nog op dat de zoon aan zijn derde MBO-opleiding was begonnen. Het was natuurlijk zijn goed recht om na succesvol twee MBO-opleidingen af te sluiten, een derde te beginnen. Maar dit betekende wel dat dit zijn eigen keuze was en daartoe geen noodzaak bestond. Van behoeftigheid kon  daarom geen sprake zijn.

Daar kwam nog bij dat de zoon aanspraak kon maken op een basisbeurs, naast een gratis OV-chipkaart. Naast de basisbeurs zou hij ook nog in aanmerking kunnen komen voor een rentedragende lening bij DUO.

 

Toepassing Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) bij samenwerkingsverbanden

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor de eenmanszaak of vof, Kennisbank voor de eenmanszaak of vof, belastingen, investeren
Reacties uitgeschakeld voor Toepassing Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) bij samenwerkingsverbanden

 

Drijft een ondernemer zijn onderneming in een samenwerkingsverband en past hij de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) toe, dan moet voor de bepaling van het aftrekpercentage de investeringen van het samenwerkingsverband bij elkaar worden opgeteld. Maar hoe bepaalt men de hoogte van de investeringsaftrek per firmant?

De ondernemer die verplichtingen voor de aanschaf of verbetering van een bedrijfsmiddel of het maken van voortbrengingskosten voor een bedrijfsmiddel is aangegaan, kan in zijn aangifte verzoeken om toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). In dat geval kan de ondernemer naast de afschrijvingen ook een deel van het investeringsbedrag ten laste van de winst brengen. Zie ook het bericht ‘Investeringsaftrekregelingen’.

 

Aftrekpercentage

De KIA wordt berekend aan de hand van een vast percentage maar kent wel een maximum. Als het totaalbedrag van de investeringen boven een bepaald bedrag uitkomt, daalt de KIA geleidelijk om uiteindelijk op nihil te eindigen. Voor 2015 betekent dit dat de KIA:

  • gelijk is aan nihil als het totaalbedrag van de investeringen niet meer is dan € 2.300;
  • is te stellen op een vast percentage van 28% van de totale kwalificerende investeringen als deze investeringen op jaarbasis tussen € 2.300 en € 55.745 liggen;
  • is te stellen op een vast bedrag van € 15.609 bij investeringen op jaarbasis tussen € 55.746 en € 103.231;
  • bij een totaalbedrag aan investeringen tussen de € 103.231 en de € 309.693 moet worden berekend door het vaste bedrag van € 15.470 te verminderen met 7,56% van het investeringsbedrag dat de € 103.231 overschrijdt;
  • gelijk is aan nihil als de totale investeringen € 309.693 bedragen of meer.

 

Samenwerkingsverbanden

De KIA is vooral bedoeld om kleine investeerders te stimuleren. Bij samenwerkingsverbanden, zoals een vennootschap onder firma of maatschap, moet men uitgaan van het totaalbedrag van de investeringen van het gehele samenwerkingsverband. Maar hoe berekent men de hoogte van de investeringsaftrek per firmant? In de wet is geregeld dat door elke deelnemer in principe is geïnvesteerd naar rato van zijn gerechtigdheid tot de (over)winst.

 

Afspraken over verdeling

De staatssecretaris van Financiën heeft echter goedgekeurd dat voor het antwoord op de vraag in welke mate de vennoten hebben geïnvesteerd, bij het standpunt van de ondernemers kan worden aangesloten. Hieraan zijn wel de volgende voorwaarden verbonden:

  • alle vennoten hanteren hetzelfde verdelingscriterium (zie hierna);
  • de verdeling vindt plaats op redelijke basis (zie hierna);
  • de verdeling vindt toepassing op alle vormen van investeringsaftrek;
  • de verdeling vindt toepassing op alle vennootschappelijke investeringen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;
  • bij de berekening van de desinvesteringsbijtelling mag niet van een andere verdeling worden uitgegaan dan destijds bij de investeringsaftrek is gehanteerd;
  • een gezamenlijk, ondertekend verzoek waarin de keuze van de verdeelsleutel is opgenomen en akkoord wordt gegaan met de voorwaarden, wordt ingediend voordat de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen of de aanslag vennootschapsbelasting van een van de deelnemers aan het samenwerkingsverband onherroepelijk vaststaat.

 

Redelijke verdeling

De inspecteur toetst of sprake is van een redelijke verdeling. Hij aanvaardt in het algemeen de verdeling volgens bijvoorbeeld:

  • de kapitaalsverhouding;
  • de aandelen in de stille reserves;
  • de aandelen in de winst;
  • of gelijke delen.

Omdat de kapitaalsverhouding pas kenbaar is na een tussentijdse afsluiting van de boeken, mag de kapitaalsverhouding volgens de eindbalans van het laatst afgesloten boekjaar als uitgangspunt worden genomen. De verdeling moet uiteraard wel tot een redelijke uitkomst leiden. Zie in dit verband het bericht ‘Willekeurige verdeling investeringsaftrek niet toegestaan’.

 

Wanneer wordt de KIA toegepast?

De KIA komt in eerste instantie in mindering op de fiscale winst in het kalenderjaar dat het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen (ingebruiknamecriterium). Het tijdstip van ingebruikname valt samen met het moment waarop de ondernemer afschrijft. Dus ook als een bedrijfsmiddel nog niet in gebruik is genomen, kan toch KIA worden toegepast. Maar dan moet op grond van het betalingscriterium in het desbetreffende jaar al wel (gedeeltelijk) worden betaald. In dat geval geldt als maximaal in aanmerking te nemen KIA het bedrag van de al gedane betaling.

(Bron: Taxence)

 

Y dreef een onderneming die mensen hielp met het vinden van werk door koppeling met anderen in networks en door persoonlijke training, met name via de beeldtelefoon. In mei 2004 trad zijn echtgenote X toe tot de onderneming en gingen zij verder in v.o.f. A. In april 2006 richtte X een stichting op, die als doel had het creëren van mogelijkheden om te bevorderen dat kinderen in aanmerking kwamen voor logopedie. Op 10 januari 2007 richtte het echtpaar v.o.f. B op, die producten en diensten op het gebied van orthopedagogie en logopedie ontwikkelde en vermarktte. Op 31 maart 2009 richtten zij v.o.f. C op die full video bi-directional expertise aanbood, een videoverbinding tussen logopedist en klant. Voor het jaar 2007 stelde de inspecteur een ondernemingsverlies van € 20.496 vast voor X. Na een boekenonderzoek herzag de inspecteur de verliesbeschikking en stelde deze vast op nihil, omdat volgens hem geen sprake was van een bron van inkomen. X ging in beroep en stelde dat de drie v.o.f.’s moesten worden gezien als één onderneming. Rechtbank Noord-Nederland besliste dat het criterium daarvoor was of voldoende samenhang of nauw verband bestond tussen de activiteiten. Volgens de Rechtbank was dat niet het geval, omdat de aard van de activiteiten te veel van elkaar verschilde, de klantenkring van v.o.f. A significant afweek van die van v.o.f. B en v.o.f. C en afzonderlijke jaarstukken waren opgemaakt van de drie v.o.f.’s. De bronvraag moest daarom voor alle drie afzonderlijk worden beantwoord. Voor v.o.f. A besliste de Rechtbank dat X niet aannemelijk had gemaakt dat deze onderneming, eventueel op termijn, een positieve opbrengst zou genereren. Vervolgens besliste de Rechtbank dat wel voldoende samenhang of nauw verband bestond tussen de activiteiten van v.o.f. B en v.o.f. C. Tussen partijen was niet in geschil dat de activiteiten van v.o.f. C in 2009 een bron van inkomen vormden. De Rechtbank besliste dat de bron van inkomen daarom zijn oorsprong vond in 2007. Tot slot besliste de Rechtbank dat X niet aannemelijk had gemaakt dat zij in 2007 ten minste 1.225 uren aan de onderneming had besteed. Het urenoverzicht was te globaal, zodat X geen recht had op zelfstandigenaftrek. De Rechtbank stelde het verlies over 2007 vast op € 4.312 en verklaarde het beroep van X gegrond.

(Bron: FUTD)

Onder de Werkkostenregeling (WKR) vallen personeelsfestiviteiten buiten de werkplek niet onder een nihilwaardering en daarmee in het forfait. Als het forfait niet toereikend is, is een personeelsfonds (personeelsvereniging) dan een optie om iets extra’s te kunnen doen? Via een personeelsfonds kunnen werknemers op een fiscaalvriendelijke manier een reisje maken, een cadeau krijgen of bijgestaan worden in bijvoorbeeld extra huishoudelijke kosten. Uitkeringen uit een personeelsfonds zijn onbelast als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan (art. 11, eerste lid, onderdeel n, Wet LB). De voorwaarden zijn dat:

    1. de werkgever in de laatst verlopen vijf kalenderjaren evenveel als of minder dan de werknemers heeft bijgedragen in het fonds
    2. de werknemer geen vrijgestelde aanspraak heeft op uitkeringen van of verstrekkingen door het fonds
    3. de uitkeringen/verstrekkingen geen betrekking hebben op ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie en overlijden

Het is niet nodig dat het fonds ook vijf jaar bestaat. Op het moment dat het fonds uitkeringen gaat doen, moet beoordeeld worden of de bijdrageverhouding klopt in de afgelopen vijf jaar of, als het fonds korter bestaat, in de periode tussen oprichting en uitkering. Het is niet nodig dat in alle afzonderlijke jaren de verhouding klopt. Dus je kunt als werkgever eenmalig meer storten in bijvoorbeeld jaar 1; in jaar 2 tot en met jaar 6 storten werkgever en werknemer evenveel, opdat in jaar 7 onbelaste uitkeringen kunnen worden gedaan. Voorwaarde is wel dat de bijdrage van de werknemers geen symbolische is (of dat het fonds de uitkering alleen maar kon doen door een – forse – bijdrage van de werkgever). De personeelsvereniging biedt interessante mogelijkheden voor werkgevers en behoudt onder de WKR haar aantrekkingskracht. Een waarschuwing is wel op zijn plaats: de bijdrage van de werknemers wordt betaald uit nettoloon. Zorgvuldige vormgeving is een vereiste. Bij een onjuiste vormgeving is zowel de werknemersbijdrage als de uitkering belast. Laat u goed informeren en ga niet zomaar met een personeelsfonds aan de slag! Het personeelsfonds kan een optie zijn voor bijvoorbeeld een groot cadeau/jubileumfeest. Onder de WKR zou de werkgever kunnen besluiten om de (50%) werknemersbijdrage in het fonds te vergoeden. Deze vergoeding is loon en kan worden aangewezen voor het forfait. Wordt het forfait (1,2% van de loonsom) overschreden, dan kost het de werkgever 80% eindheffing (maar dan slechts over de helft van het cadeau). De andere helft kan hij als werkgeversbijdrage onbelast in het fonds storten (mits er natuurlijk geen aanspraak op een uitkering ontstaat). Ook hier is het oppassen dat de werknemers noch aanspraak op de vergoeding van hun bijdrage, noch aanspraak op uitkeringen uit de personeelsvereniging hebben.

(Bron: Full Finance)

Min de tekstverwerker, draaien al onze software programma’s die wij gebruiken in de cloud. Ook onze data slaan wij voor een deel op in de cloud. In het bedrijfsleven maar ook in de zorg en bij de overheid zie je steeds vaker dat er gekozen wordt voor een cloud-oplossing. Deze “oplossing” kan bijvoorbeeld bestaan uit een back-up in de cloud, een e-mailservice, een applicatie waarbij de ingevoerde data wel in huis wordt opgeslagen of een systeem wat alle door een organisatie benodigde functionaliteiten bevat waarbij tevens de data buitenshuis wordt opgeslagen.

Maar wat als de cloud-dienstverlener failliet gaat, in surceance van betaling verkeert of gewoon besluit de door u afgenomen dienst te beëindigen? Dan moet u op de een of andere manier regelen dat u uw data en toegang tot de applicatie behoudt. Als uw data zo is opgeslagen dat u het kunt migreren, dan hoeft u natuurlijk niet eindeloos toegang te behouden tot de applicatie. Enkel voor de duur van de migratie.

De klassieke oplossing voor dit probleem was de escrow. Sinds het Nebula-arrest van 2006 geeft de escrow een stuk minder zekerheid. De Hoge Raad overwoog twee beginselen uit de Faillissementswet. Een faillissement doet geen afbreuk aan bestaande overeenkomsten en (daartegenover) de gelijke behandeling van de schuldeisers. Hij kwam tot het volgende oordeel: het feit dat een schuldeiser een duurovereenkomst heeft met de gefailleerde, geeft hem niet het recht de overeenkomst uit te oefenen als was er geen faillissement. Dit zou een tot ongelijke behandeling leiden van de schuldeisers ook al ging het in dit geschil alleen maar om het toestaan van het gebruik. Om deze reden mag de curator wanprestatie leveren indien dit in belang is van de boedel. In het geschil ging het om een duurovereenkomst met betrekking tot een zaak, een huis. Echter, in de literatuur wordt er vanuit gegaan dat het Nebula-arrest ook van toepassing is op licenties. Natuurlijk zou het fijn zijn als de Hoge Raad zich hier specifiek over uit liet, maar tot nog toe is dat niet gebeurd.

Een klassieke escrow was al niet erg geschikt om de continuïteit van uw cloud-oplossing te waarborgen. Deze escrow regelt immers enkel iets voor het software pakket en niet voor uw data en beide in de meeste gevallen ook niet realtime. Doch nu de curator een kruis mag zetten door uw licentie, is de waarde nog minder. Als u geen licentie heeft mag u ook geen gebruik maken van een softwarepakket. Ook niet als u zich wel toegang tot dat pakket kan verschaffen en zelfs met behulp van de broncode een ander het onderhoud laten doen.

Daar er wel een grote verschuiving plaatsvindt waarbij ondernemingen en overheidsinstanties steeds vaker niet zelf een server hebben maar kiezen voor de cloud, is het van belang om ook in tijden van onzekerheid de bedreigingen te kunnen pareren. De gevolgen kunnen vergaand zijn als bijvoorbeeld de failliet niet tijdig door een derde wordt overgenomen. Als het gaat om een application service provider kunt u de toegang tot de applicatie verliezen en belangrijker nog: uw data.

U en uw cloud-dienstverlener kunnen de bedreigingen pareren en de uitdaging aangaan met een aantal vooraf gemaakte contractuele afspraken op maat.

(Bron: Cloudrecht.nl)